Van de Voleinding.
LXXII. DERDE REEKS. IX. £n God schiep de groote walvisschen, en alle levende wriemelende ziel, welke de wateren overvloediglijk voortbrachten, naar hunnen aard; en alle gevleugeld gevogelte, naar zijne ...
Van de Voleinding.
LXXIII. DERDE REEKS. X. Ook schreeuwt elk beest des velds tot U. Joel I : 2oa. Blijkt reeds uit het ter sprake gebrachte voor wat mysterie ons de dierenwereld plaatst, t ...
„Mitsgaders hunne kinderen na hen”.
En Ik xal hun ecnerlei hart en eeoerlei weg s^ven, om Mij te vreeien alle de dagen, hun ten goede, mitsgaders hunnen kinderen na hen. Jeremia 32 : 39. Voor den bouw van den heiligen Tempel is het niet genoeg, dat de thans levende geloovigen de hon verleende gaven e ...
„Het Hoofd niet behoudende”.
En het Hoofd, niet behoudende, uit hetwelk het geheele lichaam, door de samenvoegselen en samenbindingen voorzien en samengevoegd zijnde, opwast met Goddelijken wasdom. Colossensen 3 : 19. Op allerlei marnier drukken we onze gewaarwording uit, als 't joiste verband ...
Van de Voleinding.
LXXIV. DERDE REEKS. XI. Zoo zult gij de inwoners derzelve stad ganschelijk slaan met de scherpte des zwaards, verbannende haar, en alles, wat daarin is, ook hare beesten, met de sch ...
Van de Voleinding.
LXXV. DERDE REEKS. XII. Ik ben de ware wijnstok, en mijn Vader is de landman. Johannes I5 : IIndien men niet op het organisch karakter van de Schepping let, is metterdaad de loop van de schuld, ...
„Zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israels”.
En Jezus zeide tot hen: Voorwar ik zeg u, dat gij, die mij gevolgd zijt, in de wedergeboorte, wanneer de Zoon des menschen zal gezeten zijn op den troon zijner heerlijkheid, dat gij ook zult zitten op twaalf tronen, oordeelende de twaalf geslachten Israels. Mattheus I9 : 28. ...
Van de Voleinding.
LXXVI. DERDE REEKS. XIII. Zij gaan allen naar ééne plaats; zij zijn allen uit het stof, en zij keeren allen weder tot het stof. Pred. 3 : 20. Rest nu nog de feitel^k hee ...
„Dmdat hij u met ons niet volst”.
En Johannes antwoordde en zeide: eester, wij hebben eenen gezien, die in uvren naam de duivelen uitwierp, en wij hebben het hem verboden, Omdat hij u met ons niet volgt. £n Jezus zeide tot hem: erbiedt het niet; want wie tegen ons niet is, die is voor ons. Luc. 9:49, 50.Zij die Jezus toebe ...
„De eilanden zullen mij verwachten”.
[ADVENT]. Want de eilaoden zullen Mij verwachten, en de schepen van Tharsis vooreerst, om uwe kinderen van verre te brengen, hun zilver en hun goud met hen, tot den naam des HEEREN uws Gods, en tot den Heilige Israels, dewijl Hij u heerlijk gema ...