Synode-indrukken.
I.
De stad onzer bijeenkomsten.
Toen de Synode-leden naar Utreclhlt trokken, zullen zij wellicht verwacht hebben nogal dikwijls de benaming „grijze bisschopstad" in de redevoeringen te hooren. Dat is nu eenmaal het cliché voor Utrecht. En cliché's zijn zoo gemakkelijk. Gewoonlijk geven zij aan een rede iets deftigs.
Toch is het met het gebruik van da, t cliché meegeviallen. Slechts een paar maal werd het gehoord. En daartegen mag natuurlijk geen bezwaar worden jjernaakt. Wiet bet spaarzame gebruik, maar de repetitie verveelt.
Grijs is Utrecht na.ar de historie. Maar haar stedemaagd heeft zich goed geconserveerd. Zij had er geen behoefte aan heur haartooi zwart ie ver-. ven. Zii kent geheimen der verjonging^yatesSsr bteinach nog verborgen zijn geüreven. -
Zeker, ge vindt er gebouwen, wier steenen spreken van lang vervlogen dagen.
Vele smalle straten herinneren aan den tijd, toen een stad zich de weelde van ruimte, licht en lucht nog niet veroorloven kon, omda, t de eischen harer verdediging zich hiertegen verzetteii. Maar' daarnaast rezen gebouwen op, die getuigen van energieken vooruitgang. Het strenge, zakelijke, architectonisch-sobere, tevens moderne Jaarbeursgebouw speelt daarbij de-eerste viool. In de buitenwijken groeien parken, villa's, stratenkomplexen. Zoo is Utrecht in haar voorkomen althans volstrekt niet grijs en va^, .iieja bisschop merkt de bezoeker weinig.
Meer, als hij scherp oplet, van Gereformeerden.
Het vereenigingsleven, dat onder ons sterk ontwikkeld is, geeft, wanneer het een plaats voor zijn algemeene vergaderingen te kiezen heeft, in den regel de voorkeur aan Utrecht.
Ee typeering van Utrecht als de plaats onzer liijeenkomsten door D's Rullmann in. zijn rede, waarmee hij de Synode opende, was dan ook prachtig gevonden.
Natuurlijk spiegelde hij den Synode-leden daarmee niet voor, dat zij zich thans in 'het Geref(5rmeerde Jeruzalem bevonden.
Zulk een pretentie lag wel ver buiten de bedoeling van den Utrechtschen pastor.
Het zou voorzeker geen aanbeveling verdienen onze Synodes steeds op dezelfde plaats te houden. Anders zou Utrecht hiervoor zeker het meest in aanmerking komen.
De ure des gebeds.
Naar goede gewoonte werd de ure des gebeds geleid door den voorzitter van de vorige Synode. De voorzitter toeh leeft in een Synode meer dan iemand anders in. Hij zou geen goed voorzitter zijn, indien hij niet wenscihte, dat het werk zijner Synode op een volgende werd voortgezet en zoo mogelijk verbeterd. Hij vormt een trait-d'union, eenverblndingsscJiakel tusschen de laatste en de komende Synode. Van hém mag, ondersteld, dat hij door en doöï de nooden kent, waafnlèe op dit oogenblik onze kerken te worstelen hebben en dat hij' die daarom met bijzondere warmte en têedeiheid den Heere zftj opdragen.
Zoo ging dan ditmaal de sympathieke, geestige, vroolijk-ernstige emeritus-predikant van Leeuwarden, Ds J. D. V. d. Munnik, die naar aller oordeel de vorige Synode zoo uitneniènd heeft geleid, in den bidstond voor.
Hij achtte het noodig den kerken voor te houden, dat zij elkander zouden verdragen in liefde en zich benaarstigen om te behouden de eenigheid des Geestes door den band des vredes.
Zonder twijfel een vermaning op haar pas.
Over kwesties, die de gemoederen in roering hebben . gebracht, zal de Synode hebben te beslissen. Wel zijn er Synodes geweest, die men met veel meer bewogenheid tegemoet zag.
Maar ook bij deze spelden de voorteekenen niet enkel k, a, lmte en rust.
Wij moeten voortvaren, maar we zullen ons misschien, over sommige puiiten nader "hebben te beraden. In dien geest sprak Ds Van der Munnik zich uit.
Misgezien heeft hij daarin stellig niet. Al was de kerk niet stampvol, ze was toch goed bezet.
En verheffend was het door die talrijke schare te hooren zingen den psalm der broederliefde (Ps. 133).
Gezellige samenkomst.
Gezelligheid zit 'm niet in de aankleeding van huis of zaal, maar in den mensch zelf. Men kan zich ontzettend vervelen ia een prettig gemeubileerd vertrek en ook" genoegelijk kouten tusschen kale muren van dè ongezelligste hokken, die er op den aardbodem „sSijnj sommige Gereformeerde consistoriekamers.
Maar als beidej'meiisrai^'êh omgeving, samenwerken, dan zijn eigenlijk pas de wenschen vervuld.
Dat heeft de kerk van Utrecht ook gevoeld.
Zij ontving de Synode-leden na den bidstond in een der smaakvolle zalen van het.Jaarbeursgebouw.
Zoo'n ontmoetingssamenkomst is bepaald onmisbaar. Men kan er oude kennissen, die soms onkenbaar geworden'zijn, omdat zij den baird lieten wassen of wegvallen, , omdat hun de kroon der grijsheid werd opgezet of niet lang genoeg in Jericho schijnen vertoefd te hebben, weder herkennen en nieuwe kennisraakingen sluiten.
Men voelt zich meer op z'n gemak, als men weet, met wie men straks heeft saam te werken.
Het werd niet •overdreven laai. Eigenijk niet eens laat. Gelijk men trouwens van Gereformeerde Synode-leden wel zal verwacht hebben.
Die inkwartiering.
Het is de Commissie van Voorbereiding gelukt bijna alle leden der Synode bij gemeenteleden onder dak 4e brengen.
Daarmede bewijst de Utrechtsche gemeente, dat zij de herbergzaamheid liefheeft.
Ter Synode vernam ik niets dan betuigingen van tevredenheid met het logies, dat toegewezen was.
Mogen de gastheeren en gastvrouwen maar eyen tevreden zijn.
Want Synode-leden te herbergen brengt zijn bezwaren mee. Zij zitten vol eischen, a, l worden die nog ' zoo bescheiden uitgesproken. Zoo laat moeten zij ter Synode zijn, zoo laat op de Commissievergaderingen. Genoegen beleeft men weinig van hen. Af en toe kunnen zij eens een half uurtje praten. Maar dan zijn ze weer verdwenen. Zij zijn nu eenmaal gekomen om te werken.
Wie niet bi: ] particulieren konden worden ondergebracht, heeft men hotelkamers ter beschikking gesteld.
Viel vroeger de keus op het Hotel des Pays-Bas, ditmaal kreeg dit de klandisie niet.
Dat zal wel niet te wijten zijn aan afkeer voor vreemde woorden, want het hotel, dat nu begunstigd werd, draagt al evenzeer een naam in een vreemde, gelfë in een doode taal, nl. „Pomona, ”.
Mogelijk heeft moederlijke bezorgdheid voor de gezondheid bij 'de Commissie voorgezeten. Want naar ik heb hooren zeggen is het hyperhygiënisch ingericht en is daaraan het comfort weleens opgeofferd.
Men 'zal zich.wel niet hebben laten leiden door de overweging, dat „Pomona" kalmeerend heet te werken. Immers is de keuken vegetarisch. En nu beweren de vegetariërs, 'dat vleeschspijzen verwil derend werken en plantaardig voedsel daarentegen zacihtmoedig maakt. Nu, zachtmoedige Synode-leden kunnen we wel gebruiken. Daarenboven wordt den mannen van vrouwelijke zijde soms verweten, dat de weg naar him hart loopt door hun maag. Maar ik vlei mij, dat de Voorbereidingscommissie al die argumenten overboord zal hebben geworpen. Een goed teeken is het althans, dat het den in „Pomona, " logeerenden toegestaan is te dineeren waar zij willen, zoodat ze zich ook op malsche biefstuk en wat dies meer zij, mogen trakteeren.
Ook den buitenlandschen algevaardigden is in „Pomona" logies verschaft. Men zal het hun ter voorkoming va, n misverstand, naar ik vertrouw, wel hebben duidelijk gemaakt, dat het vegetarisoh beginsel daa, rmee nog niet tot Gereformeerd beginsel is verklaard, dat al is „Pomona" drooggelegd •geheelonthouding nog niet onder de Gereformeerde dogmata is opgenomen, in 't kort, dat het herleefde Calvinisme zich nog niet in ascetische richting beweegt.
Vermoedelijk heeft men op „Pomona, " het oog laten va, llen om bezuinigingsredenen. .Geen fooien — zoo pleit de lichtreclame in de tunnel van het Utrechlsche station verlokkend voor , , Pomona", ofschoon ik er niet zeker va, n ben, dat fooien 'beslist worden geweigerd.
Kan minister Colijn dezen wenk niet ter harte nemen en alle .aiiibtenarea op hun dienstreizen , laten' logeeren in „Pömona, ’s”?
De opening.
Het agendum gaf aan, dat Ds Rullmann de Synode namens de roepende kerk zou openen. En waar Ds RuUmann spreekt, spreekt de historie.
Zijn openingsrede was een massaal en inspireerend stuk.
In het eerste deel betoogde hij, dat Utrecht jarenlang was geweest het bolwerk der rechtzinnigheid. In dit verband noemde hij de Utrechtsche .Apologetische School van Doedes en Van Oosterzee en Dr Kuyper.
Vervolgens nam hij even een sprong om van deze theologen te komen op den „dilettant-theoloog" Da Costa. En nu zat hij als historicus eerst recht in bet zadel. Hij herinnerde er aan, hoe het deze m.aand juist honderd jaar geleden is, dat Da Costa met zijn Bezwaren tegen den geest der eeuw het voor de aloude Gereformeerde belijdenis opnam.
Daarna getuigde hij, zidh aansluitend bij woorden van Kuyper en Bavinck krachtig tegen het konservatisme. „Niet om de enkele bloesems, die zich reeds ontplooiden, om de plant zelve moet het haar te doen zijn: om die plant, met de profetie van ontelbare bloesems, die haar leven ons brengt." Aldus Kuyper. „Wat wij van onze vaderen geërfd hebben, wordt da, n alleen ons geestelijk eigendom als wij 't met inspanning van al onze krachten verworven hebben en aan hetgeen in zijn wezen vrucht der tijden is, den vorm gegeven hebben van dezen tijd." Aldus' Bayinck. „Want nu moeten wij de eeuwige waarheid Gods voor de kinderen van onzen tijd met nieuwe woorden uitspreken, gelijk onze vaderen het deden in hun taal voor de eeuw, waarin zij leefden." Aldus Rullmann. En hij eindigde met de schoone peroratie: „Maar zullen we waarlijk aan de ontwikkeling van het Gereformeerd beginsel bevorderlijk zijn, daai is ons noodig bij geestelijken diepgang breedheid van blik en bij principieel conflict met den geest dezer eeuw levendig contact met het kind der eeuw, "
Wianneer deze gedachte de Synode - beheerscht, zal zij zeker niet onbelangrijk worden.
Dan zal zij bewaard blijven voor overijlde besluiten, voor kunst-en vliegwerk, - dat als reformatorisch wordt uitgegeven, maar het niet is.
Doch ze zal ook niet alles bij het oude laten.
Ik wil nog memoreeren, dat de rede van Ds .Rullmann met zichtbare belangstelling werd aangehoord. Buiten de Synodale omheining, inzonderheid
op de gaanderijen, zag men een zoom-van toehoorders. De Oosterkerk, .anders niet een onzer fraaiste kerkgebouwen, hoewel' ook weer niet een onzer leelijkste menschenpaldiuizen, haid door haar podium met bepalmden achtergrond een aantrekkelijk aanzien.
Het moderamen.
Het kiezen van het moderamen liep niet zoo vlot van sta, pe> l als anders wel het .geval is. Het duurde tamelijk lang eer de Utrecjhtsche predikanten weer naar den beganen grond mochten afdalen.
Eindelijk echter was Taet moderamen saamgesmeed.
Als pra.eses nam zitting DT J. C. de Moor, de man, die o\'er praesidiale kwaliteiten beschikt als weinigen. Accuraat in alles, heeft hij de Synodale stof en zooveel doenlijk ook het Synodale verloop al in zijn hoofd. Eiken dag zet hij in overleg met zijn moderamen-collega's een agendum in elkander, dat sluit als een bus. Zijn de belangrijke pimten nog niet gereed, hij weet te vullen. Nooit hokt het. Kleine uitweidingen laai hij weleens-glippen, maar groole weet hij te coupeeren. Als de Synode langer dan twee weken duurt, ligt h|et niet aan hem.
Aan den eenen kant is hij geflankeerd door den assessor Ds A. de Geus, die eerlang emeritus wordt. Groote diensten heef t hij den kerken, bij haar samenkomen in Generale Synodes bewezen. Zoo iemand, dan heeft hij de eereplaats op het podium verdiend.
Aan den anderen kant zitten de scribae, DT G. Keizer en Ds J. G. Kunst. Zij zijn in zekeren zin de renteniers der Synode. Wanneer andere Synode-leden tot zweetens toe in de onderscheiden commission vergaderen, kunnen zij lustig een sigaar opsteken en naar huis reizen. Want zij blijven van allen commissorialen arbeid verschoond. Toch behoeft men hen niet te benijden. Want als de Synode afgeloopen is, komt voor hen het gezwoeg. Dan moeten zij zorgen voor de samenstelling en het doen drukken der Acta, . Haasten ze zidh daarbij niet, dan wordt van alle kanten gevraagd: waar blijven de Acta? Gelukkig, dat onze twee scribae het klappen van de zweep kennen. Van DT Keizer zou men haast kunnen zeggen, dat hij op het Synodaal scribaat is geabonneerd. En Ds Kunst heeft als secretaris van de Predikantenvereeniging ook reeds zijn sporen verdiend.
Instemming met de be1ijdenis.
Met een korte toespraak aanvaardt Dr J. C. de Moor het praesidium.
Een plechtig oogenblik is het, wanneer op; zijn verzoek alle leden der Synode, zoowel adviseerende als gewone, opstaan ten bewijze, dat zij instemmen met de belijdenisschriften der Gereformeerde Kerken.
Men heeft hier niet te doen met een bloote formaliteit, maar met een waarachtige belofte voor
het aangezicht des Heeren. Welk een gerust gevoel komt er daarbij over u. Onze kerken zijn bélijdeniskerken in den vollen zin des woords.
Geen afwijkingen van de belijdenis worden in haar midden geduld.
Er mogen stroomingen in haar zijn, van richtingen is er onder ons geen sprake.
Hoe het dan ook met de verschillende voorétellen, die hij de Synode zijn ingediend, moge gaan, wij blijven één.
Nooit verflauwende dankbaarheid jegens den Koning d^r Kerk voegt ons, dat Hij ons bij die zuiverheid en eenheid heeft bewaard.
Die eenheid van belijden zal in Christus Jezus de groote kracht ook van deze Synode uitmaken.
Commissies.
De pauze wordt door het moderamen, bijgestaan door de beide hoogleeraren in het kerkrecht benut, om het Synodale banket aan te snijden en onder vijf commissies te verdeelen.
De eerste commissie zal zich voornamelijk onledig hebben te houden met de Belijdenis, het Leerboek, de Predikantstraktementen en Verzorging der Emeriti en de Buitenlandsche Kerken.
Zij bestaat uit:
de predikanten: Ds J. H. Donner, W. H. Gispen, D. P. Koopmans en J. H. Landwehr;
de ouderlingen: N. J. Bastmeijer. (Goes), J. P. Reitsma (Ferwerd), V. Zuiddam (Breukelen) • en P. S. van Dorp (Amsterdam);
de adviseerende leden: Prof. Hoekstra, Prof. Lindeboom, Ds H. Meijering en Ds A. Schweitzer.
In handen der tweede commissie worden gesteld de Belijdenisvragen, de Liturgie, de Formulieren en de Gezangen.
Zij is satoengesleld uit:
de predikanten: L. Bouma, Dr K. Dijk, C. W. J. van Lummel en T. Ferwerda;
de ouderlingen: A. Bax (Zevenbergen), iVIr A. J. L. van Beeck Calckoen (Den Haag), F. Kortlang (Ermelo), DT J. Wessels (Zuidlaren) en T. de Vries (Kralingen);
de adviseerende leden: Prof. Aalders, Prof. Bouwman, Prof. Hepp en Ds A. H. van Minnen.
Aan de derde commissie wordt voornamelijk de Zending toegewezen.
Zij wordt gevormd door:
de predikanten: W : ^ Doiursema en H. Meulink;
de ouderlingen: L. Barendregt (Tiel), H. Bothl (Besoyen), G. H. Kuik (Wildervank), B-. Looyenga (IJlst), G. V. d. Woerd (Renswoude);
de adviseerende leden: Prof. Honig, DT J. Hania, D'S D. J. V. d. Munnik, Dt Esser, br. Zuidema, Ds Pol, oud. L. Lindeboom en de missionaire dienaren, die zich in het land bevinden.
Aan de vierde commissie worden het Echtscheidingsrapport en de tudhtzaken toevertrouwd.
Tn haar hebben zitting:
de predikanten: J. P. Klaaïhamer (tijdelijk vervangen door zijn secundus Ds Roorda), L. Kuiper, M.. Meijering en Dr J. Thiijs;
de ouderlingen: F. Bruinsma (Sexbierum), D. de Bruijn (Hazerswoude), D. Mulder (Zierikzee), P. Prins (Hellevoetsluis) en G. van Zeggelaar (Ransdorp);
de adviseerende leden: Prof. Kuyper, Prof. Ridderbos en Ds H. Meijering.
De vijfd.e commissie heeft o.m. te adviseeren over Theol. School én Theologische Faculteit der Vrije Universiteit, Evangelisatie, Legerpredikant, Zondagswet, Zomertijd.
Hiervoor zijn aangewezen:
de predikanten: H. de Bruijn, A. M. Donner, DT W. A. van Es en R. J. v. d. Veen;
de ouderlingen: S^. A. Zandstra (Wommels), H. Waterink (Haaksbergen), P. Koster (Valthermond), L. Lindeboom (Zwolle);
de adviseerende leden: Prof. Greijdanus, Prof. Grosheide, Ds Hagen-en Ds J.. Gispen. Ook het advies van den legerpredikant Ds Petersen, kan worden ingeroepen.
Omdat het persverslag de werkverdeeling der commissies niet opnam, geef ik het hier.
Het zal vele lezers wellidhf interesseeren.
Niet zoodra waren de commissies benoemd of zij togen aan den arbeid.
Heel hoffelijk had de Voorbereidingscommissie den Synode-leden toegezonden een boekje YMI Vreemdelingenverkeer, waaiin behalve een plattegrond van Utrecht ook een opgave van rijtoeren en wandelfochten voorkomen.
Wanneer alle leden niet zooveel voor de, kerken over hadden, zou dit een Ta, ntalus-kwelling kunnen worden.
Rijtoeren en Wandeltochten.
Ai mij!
Wie heeft daarvoor den tijd?
Een Voorbereidingscommissie kan ook ironisch zijn. Misschien ziet zij met spotaAtigen glimlach de Synode-leden op hun wandeling overhellen naar den kant, waar zij hun zware aktetasch dragen.
Buitenlandsche afgevaardigden aan het woord.
Voor de volledige lijst der afgevaardigden verwijs ik naar het persverslag.
Donderdagmorgen kwamen er vier aan het woord. Eerst DT James Macdonald Webster van de United Free Church in Schotland, een deftige: , gesoigneerde verschijning.
Daarna Ds Norman Campbell van de Free Church in Schotland, een stoere Schot, die mij aan de aanhangers van Cromwell deed denken.
Vervolgens Prof. Francis Davidson voor de United Oxiginal Secession Church in Schotland. Deze behoorde meer tot de jongere generatie. Met zijn guitig gezicht, zijn vrije voordracht en zijn natuurlijke gebaren, had hij al spoedig het oor niet alleen der Synode, maar ook der belangstellenden, al verstonden zij geen woord Engelsch. Toen hij de Hollanders prees, omdat zij de tucht over de kinderen in eere hielden, illustreerde hij dat , met een straattooneeltje, door hem in Zeist waargenomen. Met eenige handbewegingen verduidelijkte hij hoe een moeder twee van haar lievelingen lijfstraffen toediende, wat natuurlijk de hilariteit der aanwezigen opwekte.
Prof. Aalders beantwoordde in keurig Engelsch deze sprekers. Hij drukt zich in het Engelsch als in zijn moedertaal uit, wijl het zijns moeders taal is. Ook in dat opzicht is hij voor onze Synodes een goede kracht. Want wie zich met wat gymnasium-en reis-Engelsch böhelpen moet, stottert toch eigenlijk maar zoo'n béétje.
Eindelijk schilderde Ds E. Kolthoff van de Alt-Reformirte Kirche in Bentheim den nood der Gereformeerden in Bentheim en Oost-Friesland, waarop Prof. van Gelderen het meegevoel der Synode vertolkte.
Hamerstukken.
Men weet het: hamerstukken zijn voorstellen, waarover zonder eenige discussie de hamer valt, ten teeken, dat zij aangenomen zijn.
Zulke stukken komen er ter Synode vele voor. Gelukkig kunnen we zeggen.
Als over alles, wat ter tafel verschijnt, geredeneerd moest worden, zou de Synode nog langer duren dan heden.
Toch is er ook een minder gelukkige kant aan.
Men zou zoo meenen, dat deze voorstellen zóó van alle zijden beproefd zijn en zóó de algemeene opinie achter zich hebben, dat debat daarover volkomen ovcTbodig is.
Evenwel is dat dikwijls niet het geval.
Een onzer axbeiders in 'Indië maakte mij de op merking, dat punten, waarover men daar lang heeft vergaderd en geaarzeld, hier zoo maar onder den hamer doorgaan.
Ik kan het begrijpen, dat zij, die over die onderwerpen zioh moe hebben gepeinsd om ze in den juisten kerkrechterlijken vorm' te gieten, lichtelijk teleurgesteld zijn, wanneer de Synode er vluchtig overheen loopt.
Dat geldt niet alleen van de Zending onder Heidenen en Mohammedanen, maar ook van de Jodenzending.
Daartegenover staat, dat minder gewichtige aangelegenheden als b.v. een grensregeling tussdhen twee kerken nog al tamelijk veel beslag op den Synodalen tijd legt.
Hieraan zal echter moeilijk een mouw zijn te passen.
De Zending heeft de sympathie onzer Kerken maar het is zelfs voor Synode-leden niet gemak-' keiijk zich in alle onderdeelen in te werken.
Vandaar, dat men er lichter toe komt om'te steunen op het inzicht van Deputaten voor deze zaak.
Dit neemt niet weg, dat het.ideaal beter dan tot heden behoort nagestreefd om ook in deze dingen thuis te geraken.
Dian zullen de hamerstukken wel worden verminderd, maar we mogen dit geen nadeel achten,
De nieuwe docent
Uit' het bovenstaande leide men niet af, dal het op de Synode aan belangstelling voor de Zending ontbrak. De rapporten werden met groote aandacht aangehoord. En het hoogtepunt bereikte het interesse wel, toen DT F. L. Bakker benoemd werd tot docent aan de Keucheniusschool.
Zoo zullen dan aan - de Keucheniusschool vader en zoon schouder aan schouder arbeiden.
De vader, een man van groote capaciteiten, van door levenservaring gerijpte wijsheid, een uitgelezen kracht.
De zoon, toegerust met uitnemende wetenschappelijke talenten, in het Arabisch thuis als niemand in onze kerken, wat voor het Zendingswerk onder de Mohamedanen van centraal belang is, terwijl de Synode hem bovendien nog de gelegenheid bood om te Kaïro, waar het Arabisch omgangstaal is, zich gedurende eenigen tijd in die taal praktisch te bekwamen.
Den volgenden dag verscheen de jonge doctor ter Synode. Hij deelde mede, dat hij de benoeming in 's Heeren kraöht aanvaardde. De Synode zong hem psalm 134:3 toe.
Een verantwoordelijke Schouders. taak rust op jeugdige
Laat men in onze kerken deze daad der Synode toch - niet voor kennisgeving aannemen, maar hel gewicht daarvan diep beseffen.
Ons Synoflenummer.
Het was ons plan reeds deze week een Synodenummer te geven.
Evenwel noopte de gang van zaken ter Synode , ons plan te veranderen.
De verwachting was, dat de Synode deze week zoo niet zou afloopen, dan toch h-aar belangrijksten arbeid zou hebben verricht.
Het verliep echter anders.
Niet alleen komt de Synode niet klaar, maar zal ook de volgende week vanwege het .Jubileum van H. M. Ide Koningin niet vergaderen, doch komt eerst in de tweede week van - September weer samen.
Dan wordt, wat bijna algemeen als het voornaamste wordt beschouwd, aan de orde gesteld.
Dian is het eigenlijk ook de aangewezen tijd om het Synodenummer te doen verschijnen.
Laat mij meedeelen, dat apart voor „De' Reformatie" een foto van de Synode genomen is.
HEPP.
Buitenlanders op de Synode van Utrecbt.
Zelfs op de Synode van Amsterdam waren niet zooveel buitenlanders in het midden van de hoogste vergadering onzer kerken als op deze Utredhtsche Synode. Wel waren er toen kerken vertegenwoordigd, die nu geen afgevaardigden hebben gezonden, echter het getal, dat de vergadering toesprak, schat ik nu hooger dan toen. Tusschen dat verleden en heden liggen de vreeselijke jaren van den oorlog en de zwaie tijden, die idaarna volgden. Wij gewennen heel licht aan dingen, die het hiart kunnen treffen; toch was het niet zonder ontroering, dat sommigen der buitenlanders werden aangehoord. On-der hen waren oude bekenden. In de eerste plaats denk ik aan de afgevaardigden van de graafschap Bentheim en Oost-Friesland. Kolthoff van Veldhausen is een der stamgasten van onze Synodes; wij zien h'pm, wij hooren hem er zoo graag. Hij is de opsteller van het niet genoeg te roemen en aan te bevelen vlugschriftje de „Weckruf", waarin een uiterst kleine kerkengroep haar liefdevolle en warme stemme opheft om als een bazuin geen onzeker geluid te geven, doch o.m in de eerste plaats de Gereformeerden in Duitschland wakker te roepen en op te wekken, om het werk van de Reformatie ter hand Ie nemen. Het is geen bazuinstoot, geweldig en machtig, maar een vriendelijk, gloedvol, bezielend, overtuigend, dooi-en door hartelijk woord, wellende
uit een hart, dat dringt om toch ook in de kerk zicih alleen te laten behouden en te laten leiden door Chrislus. Kolthoff is immer weerzoo vriendelijk tot ons te spreken in onze eigene ta, al, hij, cÜe tüch gemakkelijker in zijn taal het woord zoude voeren.
Aan dezelfde tafel, waaraan Kolthoff en Musmann zaten, zonen van het Duitsche volk, mannen met Westfaalsche koppen, zaten ook de Schotsche afgevaardigden. Twee eenvoudige mannen van hooge gestalte, afgevaardigd door de kleine Vrije Kerk van Schotland, die getrouw is gebleven in de handhaving der aloude belijdenis. Mannen, die zich aan ons verwant gevoelden en in den korten tijd, dat zij in ons midden waren, zich daarvan langzameiïiaiid sterker bewust werden en die door een zware muur van taalverschil van ons noga, l sterk gescheiden, toch verstonden, dat ook wij antwoorden, dat zij ons zeer na staan. Vergis ik mij niet, dan deed het hen zeer goed, dat door handdruk en sympathiebetuiging de geestesverwantschap; werd vertolkt.' Het woord door een himner gesproken, gaf een zeer zuiver en klaar geluid. Zij zijn de mannen, die de wacht betrekken bij de heerlijke belijdenis der aloude Schotsche Kerk en met Luther zeiden zij op hunne wijze: van het Woord Gods blijve men af.
De beide andere Schotten waren mannen van geheel ander uiterlijk en van andere gestalte. Die der Vereenigde Vrije Kerk van Schotland was jarenlang in Boedapest predikant geweest bij de Schotsche Zendingskerk en herinnerde, dat zijn voorganger in die gemeente in Hongarije's hoofdstad, een der onzen was, een zekere Ds Van Andel. Ik-zelf heb daarvan 'reeds vroeger onder, deze rubriek geschreven. Hij sprak tot ons in de Duitsche taal. Het was hem aan te zien, het was te hooren uit zijne woorden, dat hij een man was met uitgebreide relaties op het Vasteland van Europa in de verschillende 'Gereformeerde Kerken. Hij verloochende niet een voorstander te zijn van de eenlieidsbeweging. Een element, dat zeer zeker in den tegenwoordigen tijd niet mag worden verwaarloosd. Uit zijn woorden sprak duidelijk de overtuiging, dat onze Gereformeerde Kerken ook: door hem werden geacht een groep te zijn, die baar invloed heeft en moet doen gelden in den grooten strijd der geesten, die in den tegenwoordigen tijd wordt gestreden. In dien strijcl zag hij zoo gaarne ook ons in het gelid mede aantreden, of liever mede aan hetzelfde front staan.
Deze was ook de hoofdtoon in het gloedvol geïmproviseerd woord van den derden Schot, die tot de vergadering sprak. Hij voerde met gemakkelijkheid het woord en kon door velen met minder moeite worden gevolgd dan zijn voorgangers. Met den vorigen spreker had hij gemeen, dat in zijn toespraak een overzicht werd gegeven, een opsomming gegeven van wat zijn kerkgemeenschapi al zoo deed. In Schotland werpt men zich thans voonal op de jeugd en de jongelingschap. De kinderen wil men er weer a^an gewennen om met de ouders ter kerke te gaan. Wat nu die opsommingen aangaat van lietgeen die kerken alzoo inzake het werk der Zending en der Evangelisatie doen voor de jeugd en de opvoeding van de rijpere jeugd, het is steeds duidelijk te merken, daf dit niet sterk spreekt tot de vergadering. Veel liever hoort men naar een getuigenis als door den eersten spreker gegeven. Dat spreekt tot het hart. Dan trekt de band. Dan komt de éénieid in belijden, in beweren uit. Met zulke mannen, men voelt het, wil men ook gaarne opbouwen.
De buitenlandsche afgevaardigden spraken tot de vergadering op verscihillende dagen, wat wel veel tijd pleegt te rooven, dochi ons veel beter lijkt dan de Schotsche gewoonte, om de buitenlanders allen in een zessie te laten spreken, om ze dan ook allen te samen door één persoon in één woord te lateii beantwoorden.
Men kent de gewoonte onzer Synodes!
Verschillende hoogleeraren worden gemeenlijk uitgenoodigd om de onderscheiden buitenlanders te beantwoorden. Zoo was het een heerlijk üur waarin de onder ons zoo wel bekende Dr - J. Sé-.bestyén tot de vergadering sprak, echter voorafgegaan door een heerlijk woord in het Duitsch tot ons gericht door Dr Laszlö Revasj. Zeer geestig werd door Prof. Dr Kuyper, die de beide Hon> garen beantwoordde in een kostelijk woord, herinnerd, dat het toch niet absoluut vreemd voor ons Gereformeerden was, een bisschop in het midden der hoogste vergadering te zien en te hooren, immers op de groote Synode van Dordrecht was ook een der buitenlanders een bisschop. Toen deze beide afgevaardigden tot ons spraken, kon men merken hoe na ons de Hongaren zijn. Prof. Kuyper wees zeer duidelijk op de punten van overeenkomst in de geschiedenis van het Calvinisme dezer beide volkeren; de sprekers zelf herinnerden aan de landen in verleden en in heden ons saambindende en Prof. Sébestyén deed in onze eigene-taal breede en duidelijke mededeelingen omtrent de Gereformeerde actie en lieel de vergadering hing aan de lippen van het drietal sprekers, , van de beide Hongaren en van hem die hen vertolkte of toesprak in naam der Synode. Nog rich.t het , woord tot ons Dr Henry Beets, de afgevaardigde der Christelijke Gereformeerde Kerk van Noord-Amerika. Wie kent hem niet? De man met den ronden Zeeuwschen kop, met de Amerikaansche gemakkelijkheid om zich te bewegen. Trouw, neemt hij iederen'dag bij vernieawing zijn plaats in het midden der Synode in; vóórdat de anderen er waren zat hij reeds op zijn plaats; nu allen al zijn vertrokken is hij nog in ons midden. Reeds verscheen hij in het gestoelte der sprekers en niemand vond het vreemd, 'dat ook hij zijn gedachten uitsprak inzake punten, die ons en hen raken. Woensdagmorgen hield hij een bizonder oriënteerende rede, beantwoord door Prof. Bouwman.
Zoo vormt dan de vertegenwoordiging van buitenlandsche kerken, waarmede wij correspondeeren eén voornaam punt van het Agendum. Aan haar zal de bizondere zorg der Synode worden besteed. In het midden onzer kerken heeft zij reeds de grootste belangstelling gewekt, des te vrijmoediger schenkt daarom deze vergadering der kerken aan haar groote aandacht, want mede daardoor kan de komst van Gods Koninkrijk en de bloei der Gereformeerde Kerken over het rond der aarde worden bevorderd. ,
G. KEIZER.
Generale Synode Geref. Kerken.
Tweede zitting. 23 Augustula 1923.
Opening. Welkom roept de Praeses toe aan. enkele leden voor het eerst ter vergadering. Ook dezen betuigen door opstaan hunne instemming met de Belijdenis.
De Acta der vorige zittingen worden gelezen.
Ingekomen is een telegram uit Solter in Hongarije tot betuiging van belangstelling van de daar-vergaderende predikanten.
Medegedeeld worden enkele toevoegingen aan het agendum.
Ook wordt welkom geheeten Prof. F. Davidson uit Schotland.
Geregeld wordt de uitgave der Acta en besloten zooveel mogelijk op deze te bezuinigen.
Voorgesteld wordt, de volgende Gen. Synode te houden te Assen en aldus besloten.
De rekening dor Gen. Synode van Leeuwarden wordt behandeld en de begrooting voor deze Synode wordt vastgesteld.
Voor de United Pree Church van Schotland spreekt de Synode toe Rev. James Macdonald Webster D. D.
Voor, de Free Church van Schotland spreekt Rev. Norman Campbell.
En voor de United Original Secession Church van Schotland Prof. Francis Davidsöii B. d.
Prof. Ds G. Ch. Aalders vertolkt het gesprokene en beantwoordt namens de Synode de sprekers.
Gelijk zö enkele 'bijzonderheden van hunne Kerken mededeelden, doet ook Prof. Aalders van de Geref. Kerken hun eenige mededeelingen en zooals zij de beste wenschen voor onze Kerken, spreekt hij die eveneens voor den welstand en den zegen des Heeren over hunne Kerken uit. Ds Aalders wijst op de eenheid van den Heere, die hnnne en onze Kerken verbindt.
Behandeld worden enkele zaken de Zending betreffende.
Ds H. Mentink rapporteert over de Soemba-Zending.
De conclusie is de handeling van Deputaten inzake deze zending goed te keuren en hun dank te bewijzen.
Wordt aangenomen.
Ds P. Bos rapporteert inzake de bemoeienissen der Zendingsdeputaten met de Kerken van Rotterdam, Delft, Amsterdam en Heeg.
De conclusie: Deputaten dank te zeggen voor hunne bemoeienissen en hun arbeid' goed te keuren.
Wordt aangenomen.
Ouderling H. .Bolk rapporteert over de huishoudelijke kosten van de Deputaten der Gen. Synode inzake de Zending. De Synode besluit dienovereenkomstig Ds WL Breukelaar, penningmeester dank te" zeggen en van zijn beheer te dechargeeren.
Rapport wordt gedaan door Ds W. Breukelaai' over de benoeming van Ds F. L. Bakker.
tjonclusie ontwikkelt zich over het aanleeren der Arabische taal en het spreken in die taal door Ds Bakker, waarvan de noodzakelijkheid wordt erkend.
De conclusies van dit rapport worden door de Synode aanvaard. Deze houden in:
Ie. Goedkeuring te verieenen aan de handeling van de deputaten van de zending inzake de voorloopige benoeming van den zendingsadviseur.
2e. Ds F. L. Bakker te benoemen tot docent aan de opleidingsschool, welke benoeming ingaat op den' dag, waarin hij deze aanneemt;
3e. waardeering uit te spreken over het voornemen van de Kerk van Amsterdam om Ds F. L. Bakker te willen beroepen tot Missionair Dienaar des Woords van Djokjakarta, en aan Ds F. L. Bakker vrijheid te verieenen deze roeping te aanvaarden op de voorwaarden, gestipuleerd in de voorloopige overeenkomst gelijk die tussohen hem en de Kerk te Amsterdam is aangegaan, in welke overeenkomst zonder toestemming van de Generale Synode of hare deputaten voor de zending geen wijziging mag worden aangebracht ;
4e. aan de te benoemen deputaten voor de zending op te dragen na ingewoimen advies van de afzonderlijke vergadering van Missionaire Dienaren des Woords op Midden-Java en Sn overleg met Ds D. Bakker de instructies voor den tweeden docent vast te stellen; "
5e. eveneens aan de deputaten op te dragen een tractements-en pensioensregeling van den tweeden docent met dien verstande, dat gedurende enkele jaren het dienst-tractement aan den eersten docent ten minste f 2.5 per maand hooger zal zijn dan dat van den tweeden docent, terwijl voorts ook het bedrag voor de uitwissehngskosten door de te benoemen deputaten voor de zending zal worden bep: Jald.
6e. aan Ds F. L. Bakker vrqheid te verieenen eenige maanden in Caïro te studeeren ter voorbereiding van den arbeid, die hem wacht, terwijl de duur van zijn verblijf aldaar door hem zelf zal worden bepaald, behoudens goedkeuring daarvan, door de te benoemen deputaten van de Zending.
7e. aan de _te benoemen deputaten voor de zending gp te dragen in overleg met de afzonderlijke vergadering van Missionaire Dienaren des AVoords op Midden-Java den ttjd te bepalen, waarin Ds F. L. Bakker als docent aan de Opleidingsschool in ^functie zal treden.
Ds J. D. V. d. Munnifc rapporteert over het Zendingsbllad.
De conclusies worden zonder wijziging aanvaard. Deze conclusies houden in:
a. dat de Synode goedkeure de handeling van Deputaten voor de Zending met betrekking tot de uitgave en redactie van het Zendingsblad en hun decharge verleene;
349 b. dat zij aan oude en nieuwe redactie alsook aan de uitgeefster „Vada" te Wageningen, voor alle bewezen diensten dank betuige;
c. dat zij aan hare te benoemen deputaten voor de zending opnieuw opdrage, voor de verdere uitgave van het Zendingsblad tot einde 1926 Üe noodige maatregelen te treffen (met inbegrip van de wijze waarop desverlangd het inlegblaadje voor de Zending otoder 'de Joden met het zendingsblad kan verzonden worden).
Aangaande een verzoek van de Classis Batavia ook te bedenken, gaarne daarbij nog een exemplaar van de verschenen acta, wordt besloten. Van de te verschijnen acta ook den Kerken in Ned. Indië een exemplaar te zenden, en voor de verschenen acta te verwijzen naar den uitgever.
Ds U. Meijering rapporteert over een verzoek der Kerk van N. Beets om een uitgave van Catechismuspredikaties.
De Synode neemt ' de volgende conclusie aan:
Op het verzoek van den Kerkeraad der Geref. Kerk te Nieuw Beets om te bevorderen dat er een nieuwe geschikte bundel predikatiën van den H. Catechismus in het licht verschijnt, niet in te gaan, als liggende niet op den weg der Generale Synode.
Ds D. Koopmans rapporteert over de toezending van het rapportenboek en den geuiten wensch voortaan meerdere exemplaren voor de grootere kerken beschikbaar te stellen.
De Synode aanvaardt de conclusies aldus luidende: overwegende, dat een goede behandeling van synodale rapporten in den boezem der kerken zooveel mogelijk moet worden bevorderd, besluit:
Ie. iedere Gen. Synode beslisse, welke van de door haar opgedragen rapporten zij zoo belangrijk acht, dat zij-in meerdere exemplaren aan grootere kerken moeten wordien verzonden.
2e. dat dit aldaar geschiede naar vasten regel, n.t. voor eene kerk beneden 300 zielen 1 ex.; voor eene kerk van 300—500 zielen 2 ex; voor een kerk boven de 500 zielen voor elke 500 zielen een ex. meer.
Eveneens rapporteert Ds D. Koopmans over het houden van een collecte voor de peref. Kerken in Zuid-Amerika.
Prof. H. Beets brengt naai aanleiding hiervan ter sprake den geestelijken nood van Argentinië.
Eenige discussie ontspint zich over de motieven die de collecte te steunen.
De conclusie die collecte aan te bevelen wordt aangenomen.
Daarna rapporteert Ds D. Koopmans over een uitnoodigjng uit Duitschland. ïe Wittenberg zal het 75-jarig bestaan van den „Centralausschusz für die Innere Mission" gevierd worden en een conferentie gehouden voor het , , lContinentaal Verband für Diakonie und Innere Mission". Die uitnoodiging zich daar te laten vertegenwoordigen kan de Gen. Synode niet aanvaarden, dewijl zij alleen met kerken in het buitenland correspondentie onderhoudt. Zoo wordt derhalve besloten haar voor kennisgeving aan te nemen en daarvan mede-' deeling te doen aan de betrokken corporaties.
Vervolgens ontvangt Ds E. Kolthoff, afgevaardigde van de Geref. Kerken in Bentheim en Oost-Friesland, het woord, om de groeten dezer kerken over te brengen. Deze doisit eenige mededeelingen omü'ent den toestand dezer kerken eii de moeilijkheid waarmede zij vooral in dezen tijd hebben te worstelen. Op verzoek van den praeses beantwoordt Prof. van Gelder deze toespraak met de verzekering van de hartelijke toegenegenheid van de Generale Synode.
Dr J. Thijs rapporteert over de vraag der classis 's-Gravenhage voor een nadere verklaring der woorden , , singuliere gaven" in art. VIII K.O.
Na breede discussie wordt de conclusie luidende: „de Gen.. Synode antwoordt op de vraag van de classis 's-Gravenhage en van de Part. Synode van Z.-HoUand (N.) dat, zooals uit de wording van VIII D. IC. O. blijkt, met de uitdrukking , , singuliere gave" de daarna genoemde gaven bedoeld zijn en dat de uitdrukking wil te kennen geven, dat wie zonder gestudeerd te hebben, tot het predikambi; wenscht toegelaten te worden, die gaven in bijzondere mate bezitten moet" met twee stemmen tegen .aanvaard. ,
Ds C. Lindeboom, leest het rapport der deputaten voor de verzorging van verstrooide Geref. in Ned. Oost-Indië. Ook van dit rapport worden conclusies aanvaard. Deze conclusies houden in: de handehngen der deputaten goed. te keuren en opnieuw deputaten te benoemen voor genoemd doel met dezelfde opdracht als de vorige deputaten.
Hierna gaat de Synode in comité generaal, waarna deze zitting gesloten wordt.
Derde zitting. 24 Augustus 192 3.
Na opening en aflezen der presentielijst worden verschillende later ingekomen stukken onder de commissies verdeeld.
De acta der vorige zitting worden gelezen en g-sarresteerd.
De Praeses heet Ds F. L. Bakker welkom en deelt hem zijn benoeming mede tot docent aan de opleidingsschool te Djokja, terwijl de Kerk van Amsterdam hem tot Missionair Dienaar des Woords te Djokja beroepen zal.
Staande de vergadering verklaai't Dr Bakker deze benoeming te aanvaarden, waarna hem Psalm 134:3 toegezongen wordt. ;
Dr F. L. Bakker wordt daarop het adviseerend lid der Synode genoemd in de zeudingszaken.
Dr J. Hania rapporteert betreffende. over enkele zaken de zending
De volgende conclusies worden aangenomen:
Ie. De regehng omtrent „sommige plaatsen" naar art. 2 zendingsorde draagt de Synode op aan hare zendingsdeputaten. Desnoodig treden zij hierover in overleg met de Algemeene Vergadering van Missionaire Arbeiders in Indië.
2e. De Generale Synode machtige hare deputaten voor de zending onder Heidenen en Mohamedanen om namens haar, de bijzondere vergadering van Missionaire Predikanten op Java uit te noodigen en te machtigen tot assistentie bij «ventueele peremptoire examina van pandita's.
3e. Betreft enkele wijzigingen in de zendingsorde.
4e, . De deputaten voor de zending te danken voor-hun arbeid en hen te dechargeeren. Opnieuw acht deputaten te benoemen.
Aan de orde komt vervolgens het rapport over de oprichting der opleidingsschool te Soemba.
De conclusies worden aangenomen. Zü luiden:
De Synode besluit: De handelingen van hare deputaten voor de zending inzake de benoeming van Ds L, P. Krijger tot docent aan de op te richten opleidingsschool op Soemba, goed te keuren;
b. aan die deputaten op te dragen de plaats van vesi: iging der school, na goed rijp beraad vast te stellen; en
c. te bevorderen, dat de noodige gebouwen. worden aangekocht of opgericht.
Ds D. Pol rapporteert over den arbeid onder de CMneezsn.
Do conclusies worden aangenomen, aldus:
a. te dezer zake aan de te benoemen deputaten voor de zending dezelfde opdracht te geven als de Synode van Rotterdam (1917) heeft gedaan, maar die dan uit te breiden, dat - ook de Geref. Kerken in Indië de financiëele hulp kunnen krijgen; en
b. aan die deputaten vi'ijheid te geven, om zoo hun dat noodig voorkomt de bijdragen voor de steunverleening met hoogstens f lOOO te • verhoogen.
Eveneens rapporteert Ds Pol over het verstrekken, van financiëelen steun aan den Zendingsstudieraad, waaromtrent besloten wordt:
350 a. aan de te benoemen deputaten voor de zending mandaat te geven, om indien hun dit noodig en wenschelijk blijkt, Liit de Generale Kas weer cenigen financiëelen steun te verstrekken aan den zendingsstudieraad; en b. deze bijdrage te stellen op hoogstens f 200 per jaar.
Ds J. Zuidema rapporteert over het bijwonen van conferenties enz.
De volgende conplusies' worden aangenomen:
Ie. de handelingen van deputaten voor de zending inzake het bijwonen van conferenties, het bezoeken van jaarvergaderingen, het deelnemen aan congressen, enz. goed te keuren;
2e. aan de te benoemen deputaten voor de zending in overweging te geven op een volgende Generale Synode, zoo mogeliik ietwat meer mede te deelen, over deze werkzaamheden.
Daarna rapporteert Ds B. Esser over de rekening en verantwoording van de kosten der Algemeene Vergaderingen in Indië. De Synode besluit de te benoemen deputaten voor de zending te machtigen om tot dekking van de onkosten dezer vei'gaderingen voor de volgende drie jaren een minimum van f 250 per jaar te voteeren, voor de bibUotheek op Java f 200 en voor die op Soemba f 150.
Ds N. Duursema rapporteert over de overdracht aan het Ned. Zendehngsgenootschap van een klein zendingsterrein Pesapen, tot heden toevertrouwd aan de verzorging van de kerk van Soerabaja.
Tengevolge van een breede discussie zal de rapporteerendo commissie de zaak opnieuw in behandeling nemen.
Dr L. Kuiper rapporteert over het verzoek der Oud Geref. Kerken in Bentheim en Oost-Friesland tijdelijk opgenomen te worden in het Verband onzer Geref. Kerken.
De conclusies van dit rapport worden na breede bespreking waarbij de blijdschap der Synode over de nauwere betrekking met de Geref. in Bentheim en Oost-Friesland uitgesproken wordt, aldus aanvaard:
De Synode besluit, dat zij gaarne aan. het verzoek der Geref. Kerken in Bentheim en Oost-Friesland wil voldoen, daarbij in overweging nemende: Zoowel de tegenwoordige moeilijkheden waarin genoemde kerken verkeeren, als ook de innige verhouding die reeds jarenlang tusschen haar en de Geref. Kerken in Nederland heeft bestaan.
2e. Drie deputaten te benoemen met volmacht, om in overleg met de kerken ginds, deze tijdelijke inwoning maar te regelen en daarvan rapport uit te brengen o{) de volgende Synode.
Prof. Dr H. H. Knyper rapporteert over het bezwaar der classis Dordrecht inzake de houding met Ds J. E. Vonkenberg, toen deze de betrekking aannam van Directeur van den Geref. Jongelingsbond en naar art. 14 K. O. zijne kerkelijke verhouding geregeld werd. '
De volgende conclusies werden aangenomen:
De Synode besluite:
Ie. aan de classis Dordrecht te antwoorden, dat de particuliere Synode van Zuid-Holland (Zuid) door hare handelingen inzake Ds Vonkenberg niet gehandeld heeft tegen de bedoeling of den geest van art. 14 K. O. en haar bezwaar derhalve ongegi'ond is;
2e. dat in dit art. K. O. naar het oordeel der Synode het „woord „advies" moet verstaan worden als „bewilKging".
3e. dat wanneer het in art. K. O. bedoelde verlof, aan een predikant verleend om een tiJd lang den dienst te onderlaten, ten gevolge kan hebben dat daardoor de band tusschen hem en de Kerk, die hij diende los gemaakt werd, dit verlof door den kérkeraad niet zal verleend worden zonder dat de classis daaraan hare goedkeuring heeft gehecjhit.
De Synode gaat in comité Generaal.
Na heropening der openbare zitting, wordt voorgelezen het besluit der Synode in de zaak van Ds Goudappel, hetwelk aldus luidt:
De Generale Synode der Geref. Kerken, kennis genomen hebbende van de verschillende bezwaarscliriften bij haar ingekomen in de zaak van Ds Goudappel en voornamelijk gericht tegen den kérkeraad van Utrecht, hoewel van oordeel dat deze bezwaarschriften niet alle in den juisten kerkelijken weg tot haar gekomen zijn,
heeft echter met het oog op de ruchtbaarheid, die deze zaak gekregen heeft, den schijn van rechtskrenking een dienaar des Woords aangedaan, welke schijn in onze kerken zelfs niet geduld mag worden, en de droeve verdeeldheid, die dientengevolge in de kerk van Utrecht ontstaan is;
besloten een Commissie te benoemen, bestaande uit vijf deputaten, met opdracht om voordat Ds Goudappel van de kerk van Utrecht afscheid neemt, de bezwaren dezer broederen te onderzoeken, over de al of niet gegrondheid der ingebrachte grieven haar oordeel uit te spreken, wanneer i-eohtskrenking heeft plaats gevonden deze zoo mogelijk door hun bemiddeling uit den weg te i-uimen en alles te doen om de verdeeldheid weg te nemen en den ouderlingen vrede te herstellen, en van haar arbeid rapport uit te brengen op de eerstkomende Synode.
In geval de Commissie de zaak van Ds Goudappel niet tot een bevredigend einde kan brengen, zal zij dit aan de roepende kerk mededeelen, die dan gemachtigd wordt een afzonderlijke samenkomst dezer Synode samen te roepen teneinde over deze zaak een definitief oordeel te vellen.
Tot deputaten in deze zaak worden benoemd Prof. Dr H. Bouwman, met de samenroeping belast. Prof. Dr H. H. Kuyper, Ds W. Breukelaar, Ds W. H. Gispen en ouderling Dr J. Wessels.
Ouderling P. S. van Dorp rapporteert over het verslag van het Moderamen der Gen. Synode van Leeuwarden.
Voorgesteld wordt het IVIoderamen dank te zeggen voor het gehouden beheer en dies het Moderamen te dechargeieren van ziJn gehouden beheer.
Ds H. de Bruin rapporteert over een protest van den Kérkeraad van Witmarsum tegen een besluit der laatste particuliere Synode van Friesland ten Z. over een grensregeling. De volgende conclusie wordt aangenomen:
De Generale Synode van de Gereformeerde Kerken, vergaderd te Utrecht in 1923;
kennis genomen hebbende van het bezwaarschrift van den kérkeraad van Witmarsum tegen een besluit der laatstgehouden particuliere Synode van Friesland ten Z. inzake grensregeling „tusschen deze kerk en die van Schettens.
hare goedkeuring hechtende aan het oordeel van de Part. Synode van Friesland ten Z. in 1923, dat de kérkeraad van Schettens en de classis Bolsward te voorbarig ziJn geweest inzake de grenswijziging tusschen de betrokken kerken, echter van oordeel, dat die Synode als conclusie had, behooren aan te nemen, dat de classis Bolsward haar besluit tot grensregeling behoorde in te trekken, besluit het bezwaarschrift van den Icerkeraad van Wjtmarsum gegrond te verklaren, is van oordeel dat de classis Bolsward bedoeld besluit dient in te h-ekken, en geeft hiervan kennis aan den kérkeraad van Witmarsum, de classis Bolsward en de Pai-t. Synode van Friesland Z. Deze zitting wordt gesloten.
En besloten de volgende zitting te bepalen op Dinsdag 28 Augustus a.s.
Vierde zitting. 28 Augustus.
Vóórmiddag.
De Praeses opent de vergadering. Gezang en gebed. Daarna lezing der presentielijst. Enkele primi zijn vervangen door hun Secundi en enkele secundi door hun primi.
De acta der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.
Voorgelezen wordt een schrijven van den Kérkeraad van Utrecht, die haar ingenomenheid uitspreekt met het besluit der Generale Synode, eon commissie te benoemen in de zaak van Ds Goudappel, terwijl de Kérkeraad zich bereid verklaart alle stukken en inlichtingen ter inzage te geven.
Geregeld worden de vverkzaamheden en besloten wordt den 31sten Augustus niet te vergaderen, ook de week van 2 Sept niet, maar daarna weer in de week van 9 Sept. samen te komen.
Daarna ontvangt Bisschop Dr Laszlö Ravasz, uit Boedapest, gelegenheid de Synode toe te spreken. Hjj doet dit in het Duitsch. Daarna spreekt Prof. Dr J. Sebestéyen, in het Nederlandsch. Beiden worden toegesproken en hun wordt voor hun hartelijke woorden dank gezegd door Prof. Dr H. H. Kuyper.
Door Ds W. Gispen wordt gerapporteerd over steun, te bieden aan Kerken en Geloofsgenooten in het Buitenland.
De volgende conclusies worden aangenomen:
Ie. dat zij haar groote waardeering uitspreke voor den arbeid van de commissies en copiité's, die zich gevormd hebben om onze lijdende geloofsgenooten in den vreemde te hulp te komen in hun geestelijke en stoffelijke nooden en ook in het bizonder voor den arbeid van het comité tot ondersteuning en versterking van het Gereformeerd leven in Duitschland;
2e. dat zjj besluite een vijftal Deputaten te benoemen uit en in overleg met de leden van de reeds bestaande commissie voor dit doel, om gelden te verzamelen teneinde Hongaarsche jongelieden te laten studeeren aan de Theol. School en in de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit;
3e. dat zij opdrage aan haar te benoemen Deputaten voor de correspondentie met de buitenlandsche kerken aan deze bij bizonder schrijven aan te bevelen de Gereformeerde broederschap in den vreemde, die in geestelijken en stoft: elijken nood verkeert door de''droevige gevolgen van den wereldoorlog;
4e. dat zij aan de thans in haar midden aanwezige afgevaardigden van buitenlandsche kerken verzoeke hun kerken in het bizonder op deze nooden te wijzen;
5e. dat zij haren Deputaten voor de correspondentie met de buitenlandsche kerken opdrage, na zoo nauwkeurig mogelijk onderzoek, de kerken, die hun advies moeten vragen inzake bij haar ingekomen aanvragen van buitenlandsche kerken om hulp, te dienen van advies;
6e. dat ziJ de Gereformeerde Kerk van Utrecht nitnoodige om tot de volgende Synode zich te willen belasten, voorzoover noodig en mogelijk zal blijken te zijn, met de geestelijke verzorging van de verstrooide Gereformeerden in Noord-Frankrijk.
Prof. Dr T. Hoekstra rapporteert over het Rapport van de con-espondentie met de Buitenlandsche Kerken. Dit Rapport wordt eerst voorgelezen door Dr G. Keizer.
De conclusies van het Rapport door Prof, Dr Hoekstra hierna voorgelezen, worden aldus vastgesteld:
1. Den Deputaten voor de correspondentie met de Buitenlandsche Kerken dank te zeggen voor den veelvuldigen arbeid en hun handelingen goed te keuren.
2. De kerken op te wekken den arbeid van hefHongaarsch-HoUandsch Comité tot uitbreiding van het Koninkrijk Gods' in Hongarije en Tsjeoho-Slowakije krachtig te steunen.
3. Den Kerken te verzoeken, vóór zjj hier te lande tijdelijk vertoevende buitenlandsche predikanten uitnoodigen voor haar op te treden in de bediening des Woords en der Sacramenten, zich bij Deputaten voor de correspondentie met de Buitenlandsche Kerken te verzekeren van hun bevoegdheid en Kerkelijke integriteit.
4. Een zevental Deputaten voor de correspondentie met de Buitenlandsche Kerken te benoemen overeenkomstig de besluiten van 1893, Acta art. 156, en aan deze deputaten op te dragen:
a. Wederom afgevaardigden naar Hongarije en Tsjecho-Slowakjje te zenden met dezelfde opdracht als de eerste maal;
b. via de Presbyteriaansche' Alliantie in overleg te treden met de Geref. Kerken in Schotland en N.-Amerika om te komen tot afbakening van de terreinen van werkzaamheid dier Kerken in Hongarije;
c. op de wijze, die aan Deputaten voorkomen zal de meest geschikte te zijn, een nader onderzoek in te stellen naar de belijdenis van de Belgische Christelijke Zendingskerk en de handhaving dier belijdenis in de onderscheidene gemeenten, dienaangaande op de volgende Synode te rapporteeren en gemotiveerde voorstellen tot al of niet bestendigen der correspondentie met die Kerk te ontwerpen;
d. op uitnoodiging van respectieve Kerkeraden of van buitenlandsche predikanten zelve, een onderzoek in te stellen naar de bevoegdheid en Kerkelijke integriteit van tijdelijk hier te lande vertoevende predikanten uit buitenlandsche Kerken die met onze Kerken in correspondentie staan en bü gunstigen uitslag van dat onderzoek daarvan mededeeling te doen in , , De Bazuin" en , , De Heraut”.
e. zich steeds op de hoogte te stellen van bestaande toe'standen in alle Kerken, waarmede de Kerken dezerzijds in corresponden tie staan;
f. afgevaardigden te zenden naar de Synodes der met in onze Kerken in correspondentie staande Kerken in Noord-Amerika, Zuid-Afrifea en Groot-Brittannië.
5. Aan genoemde Deputaten een crediet te verleenen tot een bedrag .van f 6000.
6. Aan de scribae dezer Synode op te dragen, een lijst van de Buitenlandsche Kerken, waarmede onze Kerken in correspondentie staan, in de Acta 'dezer Synode op te nemen.
Hierna wordt de morgenzitting gesloten.
Namiddag
Da J. H. Donner rapporteert over het rapport van Deputaten voor de bijwoning van peremptoire examens in de classis Bentheim.
Besloten dit rapport voor kennisgeving aan te nemen.
Over de zending onder de Joden rapporteert Ds T. J. Hagen.
De conclusies van dit Rapport worden aldus vastgesteld:
Den Deputaten voor de Zending onder de Joden te danken voor hun arbeid, hen te deohargeeren van het gehouden beheer, en al hun voorstellen aan te nemen.
Deze voorstellen luiden:
Ie. Voor deze Zending te benoemen vijf Deputaten met drie Secundi;
2e. aan deze Deputaten op te dragen;
a. de contracten met de kerk van 's-Gravenhage en van Amsterdam te bestendigen;
b. den arbeid van bestaande Zendings-Comité's, die uitgaan van den Kérkeraad, te steunen;
c. de oprichting van zulke Comité^s te b'evorderen;
d. do zaak van de Zending pnder de Joden te bepleiten, ook door middel van een Zendingsblad;
e. tot alle kerken het verzoek te richten, minstens éénmaal 'sjaars in alle samenkomsten op den Zondag of den Isten Kerstdag een collecte te houden voor de Zending onder de Joden en deze door Deputaten, vanwege de classis te benoemen, te doen innen en aan den Questor der Deputaten van de Generale Synode te doen afdragen met dien verstande, dat kerken, die zelf in eigen kring Zendingsarbeid onder ds Joden verrichten, slechts 10 pCt der collecten in de kas der Deputaten behoeven te storten.
f. het beheer der aanwezige en inkomende gelden;
g. het doen van de vereischte uitgaven.
Ds J. D. van der Munnik rapporteert over het voorstel van Zuid-Holland ten N., de verhouding van de Indische Kerken, thans als classis Batavia samengevoegd, tot de kerken in Nederland in nadere overweging te nemen en zoodanig te regelen, dat de meerdere vergadering dezer kerken geacht wordt, de bevoegdheid eener Particuhere Synode te bezitten.
Besloten wordt de conclusies te laten drukken en daarna te behandelen.
Over het Rapport inzake Echtscheiding wordt gerapporteerd door Dr J. Thtjs.
Prof. H. Beets spreekt zijnen dank uit aan de Synode voor den veelvoudigen arbeid, die aan het vraagstuk der Echtscheiding besteed is.
Over de conclusies van dit Rapport wordt zeer breedvoerig gesproken. Eén der conclusies wordt ter overweging van een gewijzigde redactie naar de commissie van prae-advies terug gezonden.
De vaststelling der conclusies zal nader worden medegedeeld
De zitting wordt gesloten na gebed.
Vijfde zitting. 29 Augustus.
Voormiddag.
De Praeses opent de vergadering. Gezang en gebed.
De Acta der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.
Enkele huishoudelijke zaken worden geregeld en de vverkzaamheden voor heden vastgesteld.
Het woord wordt gegeven aan Prof. H. Beets, vertegenwoordiger der Chr. Geref. Kerk in de Vereenigde Staten van Noord-Amerika.
Z. Hooggel. verzocht der Synode:
Ie. deputaten te zenden naar de a.s. Synode der Clir. Geref. Kerk in Noord-Amerika;
2e. de actie der Deputaten om steun voor het immigranten Tehuis te Hoboken bij de Geref. Kerken in Nederland te steunen;
3e. een definitief besluit te nemen in het vraagstuk van de echtscheiding;
4e. financiëelen steun voor den arbeid in Argentinië!;
5e. dat van immigranten het adres in Amerika door de Kerkeraden wordt opgegeven.
Prof. Dr H. Bouwman beantwoordt den spreker en de Praeses zegt hem toe, dat de Generale Synode de door hem gestelde vragen ter harte zal nemen.
Ds D. P. Koopmans rapporteert over een schrijven van Rev. Samuel M. Zwemer D. D., president of the General Synod of the Reformed Church in America, namens deze. De Rapporteur doet uit dit schrijven enkele mededéelingen. Ook een foto der laatst gehouden Synode van de Reformed Church is bü' dit schrijven gevoegd.
Besloten wordt, aan de te benoemen Deputaten voor do correspondentie van de buitenlandsche kerken op te dragen, namens de Gen. Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, gehouden te Utrecht 1923, aan Dr Zwemer te berichten:
Ie. dat zij hem gaarne had gezien in hare vergaderingeti;
2e. dat zij' hem dankt voor de overbrenging van de groeten van de Ref. Ch. in Amerika aan haaf, en voor de mededéelingen in ziJn schrijven vetvat;
3e. dat ziJ hem verzoekt wederkeerig de groete van de Geref. Kerken Mer te lande aan zjjn Kerk te willen overbrengen ;
4e. dat zij hem ook dankt voor de duidelijke photo van
de leden der Synode; 5e. dat zij instemt met de bede tot getrouwheid aan de aloude waarheid.
Ds N. Duursema rapporteert over de overdracht van Pesapen door de Kerk van Soerabaja aan het Ned. Zendingsgenootschap, reeds in de 3e zitting in behandeling genomen.
Ook thans wordt weer over deze zaak gediscusseerd.
De volgende conclusies worden aangenomen: dat de Synode aan hare Deputaten vbor de Zending onder Heidenen en Mohammedanen opdrage nadere inlichtingen in te winnen over de overdracht van Perapen door den Kérkeraad van Soerabaja en met name, of ook de classis Batavia hieria is gekend; en daarvan aan de volgende Gen, Synode mededeeling te doen.
Ds N. Duursema rapporteert over hetgeen het Zendingsrapport mededeelt in betrekking tot de kerk van Batavia.
De volgende conclusies worden aangenomen:
Ie. de handelingen van de Deputaten voor de Zending onder heidenen en Mohammedanen in betrekking tot de Kerk van Batavia goed te keuren;
2e. aan de te benoemen Deputaten voor de Zending op te dragen:
a. de Kerk van Batavia dit jaar en de drie • volgende jaren voor haai-Zendingsarbeid te steunen uit de generale Zendingskas met een bedrag, dat gelijk staat met het tekort in de Zendingskas dier kas, doch de som van f 900 niet overschrijdt;
en dat, nadat uit aan Deputaten overgelegde bescheiden de behoefte aan dien steun zal zijn gebleken;
b. den Kérkeraad van Batavia te vragen aan Deputaten voor de Zending eenige mededeehngen te doen over het Zendingswerk dier Kerk;
c. de Kerk van Batavia voor het pensioen van Mevrouw Wed. Ds Wijers, bij gebleken behoefte, te subsidiëeren uit de generale Zendingskas met hoogstens zulk een som per jaar, als verkregen wordt door vermindering van f600 in dezelfde verhouding, als waarmede de pensioenlasten dier Kerk te dezer zake verminderd zijn.
Ds W, . Breukelaar rapporteert over de Keucheniussohool.
De volgende conclusion worden aangenomen:
Ie. de handelingen van de deputaten voor de Zending betreffende de Keucheniusschool goed te keuren;
2e. aan de broeders D. Koelewijn en J. A. Wiggen dank te betuigen voor den trouwen arbeid;
3e. goed te keuren de salarisregeling zooals die in het Zendingsrapport is medegedeeld;
4e. aan de te benoemen deputaten voor de Zending op te dragen, dat ziJ', indien dit noodig blijkt, de positie van br. J. A. Wiggen als leeraar aan de Keuchenius-sohool nader regelen met handhaving van alle toezeggingen, die zgn gedaan, en zulks in overleg met den Raad van Toezicht;
5e. aan de te benoemen deputaten op te dragen in samenwerking met 'de Algemeene Vergadering alles te doen, wat naar hun oordeel dienstig zal zijn om het bezitsrecht der gronden, waarop de gebouwen staan, beter te verrekenen;
6e. aan de te benoemen deputaten van de Zending op te dragen in overleg met de Algemeene Vergadering zooveel mogelijk te bevorderen, dat voor de Keuchenius-school op een nieuw terrein nieuwe gebouwen worden gesticht, tenzij op een andere wijze behoorlijk in de behoefte aan geschikte gebouwen mocht kunnen worden voorzien, en slechts in geval van schier volstrekte noodzakelijkheid over te gaan tot verbouwing der tegenwoordige gebouwen;
7e. uit te spreken dat eerst de Keuchenius-school voor wat de gebouwen betreft behoorlijk moet zijn verzorgd en uit de generale kas gelden voor een tweede normaalschool mogen worden toegestaan;
8e. decharge te verleenen voor de administratie en het financieel beheer;
9e. dank te zeggen aan de Algemeene Vergadering en den Raad van Toezicht voor den arbeid, dien zij ten behoeve van de Keuchenius-school gedaan hebben.
Dezelfde rapporteert eveneens over de „Reorganisatie der Opleidingsschool en eene voorloopige raming der kosten".
De volgende conclusies worden aangenomen: te besluiten:
Ie. goed te keuren, dat de Opleidingsschool worde gereorganiseerd naar het plan, zooals dit in liootdlijnen is opgenomen in het rapport der Deputaten voor de Zending; 2e. aan de te benoemen Deputaten voor de Zending op te dragen in overleg met de Dooeüten en de Afzonderlijke Vergadering van Missionaire Dienaren des WiOords op Midden-Java het sub 1 genoemde reorganisatieplan uit te voeren en nader den tijd te bepalen, waarop de Voorbereidingskas der gereorganiseerde Opleidingsschool zal aanvangen;
3e. de beslissing of er na de uitvoering der reorganisatie nog eenmaal daarnaast een dessa tot opleiding van helpers op den ouden voet zal worden gehouden, over te laten aan de te benoemen Deputaten voor de Zending in overleg met de Docenten en de Afzonderlijke Vergadering van Missionairiï Dienaren des Woords op Midden-Java;
4e. last te geven aan de te benoemen Deputaten voor de Zending" eventueele plannen voor verbouwing en uitbreiding te beoordeelen, vast te stellen en te doen uitvoeren met dien verstande:
a. dat vooraf moet vaststaan, dat er geen uitzicht bestaat gedurende de eerste jaren over de tegenwoordige gebouwen van de Keuchenius-school te zullen kunnen beschikken ten behoeve van de Opleidingsschool;
b. dat over die plannen overleg moet worden gepleegd met de Docenten en de Afzonderlijke Vergadering van Missionaire Dienar-en des W, oords op Midden-Java;
c. en dat de uitvoering dier platmen geen te zware eischen mag stellen aan de Generale Kas.
Prof. Dr H. H. Kuyper rapporteert over de vraag, of het geoorloofd is bij uitzondering het H. Avondmaal te bedienen .ten huize van een kranke of oude van dagen.
De conclusies zullen later worden behandeld.
Vervolgens komen in behandeling de conclusiën over de positie van de classis Batavia.
Deze worden thans aldus vastgesteld:
I. Het besluit der Generale Synode van Leeuwarden, vermeld in hare Acta, art. 132 aldus te wijzigen, dat punt lid gelezen worde als volgt:
„Deze classis trede van n u af in rechtstreeksch verband tot de Generale Synode, met dien verstande:
I. dat zij 'zoo mogelijk naar die Synode afgevaardigden z^nde, en anders schriftelijk met haar handele;
2e. dat deze classis de bevoegdheid hebbs oVn niet alleen (gelijk vanzelf spreekt) alles te doen wat eener classis is, maar bovendien die eener particuliere Synode, en zij dus xélt ook de Deputaten aanwijze, wier benoeming in art. 49 K. O. aan de Part. Synode is opgedragen;
3e. dat zij de zaken, die vanwege hun speciaal 'Indisch karakter uitsluitend de Indische Kerken aangaan (behoudens recht van appèl naar art. 31 K. O.) zelfstandig afhandele; doch alles wat zoowel de kerken in Nederland als die in Indië in het gemeen aangaat, brengen zal op de Generale Synode en hare uitspraken zal eerbiedigen;
II. Aan de Gen. Deputaten ad. art. XI en ad art. XIII op te dragen:
Na overleg met de classis Batavia de volgende Generale Synode te dienen van advies over de financiëele rechten en verplichtingen uit deze regeling voortvloeiende voor de naleving der art. 11 en 13 K.O.
III. Van deze besluiten kennis te geven aan de classis Batavia èn aan de Part. Synode van Zuid-Holland (N. ged.).
De morgenzitting wordt gesloten.
Middagzitting, 29 Augustus.
Tot Deputaten naar Art. IV der Zendingsorde worden benoemd: Prof. Dr A. G. Honig, Prof. Dr C. van Gelderen, Dr J. Hania, Ds 'Wi. Breukelaar, Prof. Dr H. H. Kuyper, Prof. Dr T. Hoekstra, Pi-of. Dr W. Geesink, Prof. Dr H. Bouwman.
Prof. Dr J. Ridderbos verzoekt de Generale Synode hem niet te verzoeken wederom zitting te nemen in de Commissie voor het Rapport Echtscheiding.
Besloten wordt een ingediend voorstel aan te nemen: de Synode, .gehoord de nadere verklaring van Prof. Ridderbos, besluit haar verzoek terug te nemen. De nadere verklaring voor dit verzoek van Prof. Ridderbos zal in de Acta worden opgenomen.
Thans worden de volgende conclusies aangenomen:
De Commissie stelt aan de Synode voor:
Ie. uit te spreken, dat zij-zich 'vereenigt met de conclusiëm van het rapport omtrent de vragen: welke roeping de O v e r-li e i d ten opzichte van de echtscheiding heeft, hoe de Kerk ten opzichte van het scheidingsreobt der Overheid zich heeft te verhouden; en: welke tucht de Kerk heeft te oefenen, wanneer haar leden op eene naar het oordeel der Kerk ongeoorloofde wijze echtscheiding aanwagen en tot een nieuw Jiuwelijfc overgaan;
met deze wijziging, dat de 2de conclusie op blz. 34 van het Rapport aldus komt te luiden: „maar dat, wanneer na het begaan van deze zonde de schuldigen tot de gemeenschap der Kerk willen terugkeeren, de Kerk alleen als eisch kan stellen, dat deze zonde beleden en berouw over deze zondige daad getoond worde";
2e. overeenkomstig de subsidiaire conclusie der memorie yan Prof. Ridderbos de vraag, of het een Christen van Godswege geoorloofd is, echtscheiding aan te vragen op grond van kwaadwillige verlating, den Kerken ter nadere bestudeering aan te bevelen;
3e. de genoemde conclusiën van het rapport als advies der Synode te zenden naar de Christelijke Gereformeerdjei Kerk in Noord-Amerika, met bijvoeging van het Rapport, opdat deze kerk ook de gronden zou leeren kennen, waarop dit advies rust, en tevens aan genoemde Kerk mede te deelen, dat de Synode onbeslist laat of ook op grond van kwaadwillige verlating echtscheiding geoorloofd is, en b; j' deze mededeehng de memorie van Prof. Ridderbos te voegen;
4e. Deputaten hartelijk dank te zeggen voor hun belangrük rapport en Prof. Ridderbos voor de uitvoerige toelichting van zijn gevoelen;
5e. de Deputaten Ds J. H. Landwehr, Prof. Mr A. Anema, Prof. Dr H. Bouwman, Prof. Dr F. "W. Grosheide, Ds B. van Schelven en Prof. Dr H. H. Kuyper te continueeren om hun de gelegenheid te geven, hun opvatting tegenover de bedenkingen van Prof. Ridderbos nader te adstrueeren en deze uiteenzetting ter kennis van de Kerken te brengten, ten einde de volgende Synode in deze kwestie een beslissing neme.
Prof. Dr F. 'W, . Grosheide-rapporteert over het Rapport over Evangelisatie en de voorstellen naar aanleiding van en in verband met dit Rapport.
Breedvoerig wordt hierover discussie gehouden, waarna de volgende conclusies worden aangenomen:
Ie. De Evangelisatie bedoelt degenen, die' vervreemd zün van Gods 'Woord en van den dienst des Heeren, te roepen tot den Heere en dus ook tot de kerk des Heeren;
2e. deze arbeid aan de afgedoolden behoort naar het iWoord Gods tot de roeping van de kerk van Christus}
3e. de Evangelisatie gebruikt als middel het brengen van het 'Woord Gods en ze heeft dat te brengen in overstemming met de belijdenisschriften van de Gereformeerde Kerken in Nederland;
4e. de opzettelijke Evangelisatie dient uit te gaan van, voor het minst te staan onder, leiding .yan den Kerkeraad. Deze heeft voor de Evangelisatie gebruik te maken van de gaven en de. krachten, die God tot dit werk in de gemeente heeft geschonken;
5e. Is het noodig, dat er verband gelegd wordt tusschen het Evangelisatiewerk op verschillende plaatsen, dan moet dat verband door of vanwege de Kerkeraden worden gezocht;
6e. Het verkrijgen van allerlei hulpmiddelen, die deEvangelisatiearbeid noodig heeft, als ook het overleg en 'de besprekingen tusschen hen, die theoretisch of praktisch in den Evangelisatiearbeid werkzaam zijn, kan overgelaten worden aan .verscliillende vereenigingen op Gereformeerden grondslag, ddie in deze richting werkzaam zijn.
7e. De wijze, waarop de kerken het Evangelisatiewerk regelen moeten, dient aan de vrijheid der kerken te worden ovei^elaten.
Ds H. Meyering brengt rapport uit over het Rapport van de Deputaten der Generale Synode van 1917 ter verbetering van de tractementen van de predikanten in de .Gereformeerde Kerken.
Na eenige discussie worden de volgende conclusies aangenomen :
De Generale Synode, met belangstelling kennis genomen hebbende van het rapport der Deputaten tot verbetering der Predikantstractementen en van den arbeid door hen verricht;
in aanmerking nemende, dat thans nog slechts bij gnkele kerken het tractement van den haar dienenden predikant beneden het cijfer is, door de Gen. Synode van Leeuwarden aangegeven, en dat deze kerken bij herhaling op hare roeping te dien opzichte en ^den door iiaar te bewandelen weg werden gewezen;
vertrouwende, dat niet alleen deze kerken zelve, maar ook de Classes en Part. Synoden, onder welke zij' ressorteeren^ , ^ich , zullen benaarstigen, om zoo spoedig mogelijk aan den misstand een einde .te doen komen;
besluit,
Ie. aan genoemde Deputaten dank te betuigen voor den belangrijken arbeid door hen verricht;
2e. de onder .hen berustende bescheiden in het archief der Synode te deponeeren;
3e. aan den gewezen scriba dezer Deputaten, Dr Hania, opdracht te geven:
a. aan de betrokken 'Classes mede te deelen, bij welke kerken binnen haar ressort het predikantstractement nog is beneden f 2500, ten einde deze in de gelegenheid zijn om die kerken verder te bearbeiden;
b. aan bedoelde Classes te verzoeken, aan Z.Eerw. kennis te geven van het resultaat van hare bemoei'fngen te dezer
c. aan de volgende Gen. Synode hiervan te rapporteeren.
Ds J. H. Donner rapporteert over het kerkelgk archief, waaruit blijkt, dat dit in orde bevonden wordt.
Na gezang en dankzegging wordt deze zitting door den Praises gesloten.
Zesde zitting. 30 Augustus.
Vóórmiddag.
De Praeses opent de vergadering Gezongen. Gebed.
De Praeses doet enkele mededeelingen van ingekomen stukken:
Aangenomen wordt het voorstel van Dr Dijk:
De Generale Synode;
met groote belangstelling kennis nemende van het gewichtige rapport, dat door Prof. Dr H. H. Kuyper is uitgebracht over de vraag yan de Kerk van Leiden omtrent de bediening van .het H. Avondmaal ten .huize van een kranke of ouden van dagen etc;
overwegende, dat deze belangrijke (luaestie in de kerken nog niet behandeld, en daarom de tijd voor een uitspraak nog niet gekomen is;
besluit in deze zaak op deze Synode geen beslissing te nemen, doch deze vraag en het daarover uitgebrachte rapport ter bestudeering aan de kerken over te geven.
De Acta der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.
Ds 'W. ' Breukelaar rapporteert over de Opleidingsschool te Djocja.
De 'volgende conclusieii worden aangenomen;
1. goed te keuren de handelingen der Deputaten voor de Zending inzake de Opleidingsschool te Djocja;
2e. aan de te benoemen Deputaten voor de Zending 9p te dragen, gehoord het advies van de Afzonderlijke Ver gadering van Missionaire Dienaren .des Woords op IWidden-Java, over eene eventueele pensioneering van Br. J. Zuidema te oordeelen en te beslissen;
3e. de regeling der tractementen en pensioenen vast te stellen, zooals die door de Deputaten voor de Zending voorgesteld is;
4e. af te zien van de verplaatsing dier school en deze gevestigd te laten te Djocja;
5e. dank te betuigen aan de Afzonderlijke Vergadering van Missionaire Dienaren des .'Woords op Midden-Java en aan den Raad van Toezicht voor allen arbeid in het belang der .Opleidingsschool.
Ds P. Bos rapporteert over de slotalinea van art. 14 Zendingsorde, in verband met de wijziging, die de Kerken van Utrecht en Gelderland in hunne samenwerking hebben aangebracht.
De voorgestelde conclusie wordt aangenomen en luidt:
Uwe commissie adviseert, dat de Synode verklare, dat ook verandering in de wijze van samenwerking tusschen alle classes eener provincie of van meer provinciën naar de slotalinea van Art. 14 der Zendingsorde, aan de goedkeuring van de Deputaten moet worden onderworpen.
Ds J. P. Klaarhamer rapporteert inzake onderlinge steunregeling voor de Diaconiën.
Hierover ontspint zich eene breede discusie.
De volgende conclusiën worden aangenomen:
Ie. Drie Deputaten aan te wijzen, die hebben te onderzoeken, of eene onderlinge steunregeling der kerken ten opzichte van hare diaconale armenzorg noodig is, en zoo ja, op welke wjjze die het best k< m getroffen worden;
2e. aan het Comité der Centrale Diaconale Conferentie van dit besluit kennis te geven, in de verwachting, dat voor de uitvoering van de voorgestelde steunregeling eerst het rapport van bedoelde Deputaten zal worden afgewacht, en dit tenminste een half jaar voor de volgende Gen. Synode ter kennisse van de Kerken te brengen.
De Praeses doet mededeeling, dat een tweetal primi door secundi zijn vervangen.
Ds W; . H. .Gispen rapporteert inzake het Rappoi't over het Leerboek voor de Catechisatiën.
Een breede discussie ontwikkelt zich, die wordt afgebroken terwille van de pauze.
De morgenzitting wordt gesloten.
Namiddagzitting, 30 Augustus.
De discussie over het Leerboekrapport en het rapport daarover wordt voortgezet, en neemt ongeveer heel de zitting in beslag.
Met groote meerderheid van stemmen worden de volgend© conclusiën aangenomen: '
De Generale Synode,
overwegende, dat de bezwaren tegen de proeve van het nieuwe Leerboek ingebracht, die voor een deel gegrond zijn te achten, niet van dien aard ziJn, dat van eene poging om een nieuw Leerboek voor de Catechisatie én de School op te stellen, moet afgezien worden; uitsprekend, dat ook ziJ het van groot belang acht, dat het zaad der kerk met den inhoud van den Catechismus bekend zij;
instemmend met de wenschen, die de commissie' in haar rapport ten opzichte van het Leerboek geformuleerd heeft; besluit wederom drie Deputaten te benoemen om in overeenstemming met deze wenschen een volledig nieuw Leerboek te ontwerpen in twee uitgaven, waarvan de kleinste in den vorm van vragen en antwoorden bestemd zal kunnen worden voor de jongere catechisanten en de leerlingen der lagere school en de groote in thetischen . „stellenden" vorm voor de oudere catechisanten, en het concept van de beide uitgaven zes maanden vóór de volgende Synode bij de Kerken in te zenden.
Vervolgens wordt besloten weer zamen 'te komen Maandag 10 September 1923, des avonds half acht, eerst 'in openbare zitting en daarna in comité.
Besloten wordt een telegram te verzenden aan Hare Majesteit de Koningin van den .volgenden inhoud:
„De Gereformeerde Kerken van Nederland, in Generale Synode te Utrecht vergaderd, brengen Uwer Majesteit haar eerbiedige hulde. God Almachtig, Die U weer een levensjaar deed vervullen en een kwarteeuw als Koningin voorspoedig deed regeeren, spare en sterke U nog vele jaren, stelle U als Vorstin tot heil voor ons volk, tot zegen voor Zijne Kerk, tot een sieraad van Zijn Naam. Hü zegene U en Uw huis in Christus onzen Heere.”
Enkele huishoudelijke zaken, de commissies rakende, worden geregeld.
De heer J. P. Zuidema, op het punt weer te vertrekken naar Indië, spreekt een woord van afscheid, waarin hij o.m. ook .wijst op den rijken zegen, die ojp het gebied der Zending genoten wordt.
Ofp verzoek van den Praeses beantvi'oordt Ds J. D. v. d. Munnik deze toespraak namens de Synode.
De Praeses spreekt namens de Generale Synode Dr K. Dijk hare hartelijke deelneming uit, daar hij het bericht zooeven ontving van het overlijden zijner moeder.
Den heer Zuidema wordt daarop door de vergadering staande toegezongen Psalm 121:4.
Na dankzegging wordt deze zitting gesloten.
De vorm In het kerkelijk leven.
II.
Een diep besef van Gods Ihieiligh'eid en majesteit gaat zich spontaan uiten in een eerbiedigen vorm. Het is er dus verre vandaan, dat wij de vormen zouden willen cultiveeren, om onze religieuze scjhiamellieid wat te maskeeren.
Integendeel moeten we allen nadruk leggen op het innerlijk besef van Gods tegenwoordigheid; gaat zich dat ontwikkelen en gelukt het van dat besef de geheele gemeente, de grooten en de kleinen, te doordringen, dan moet er ook een verandering komen in den uiterlijken vorm van ons kerkelijk samenzijn.
Dan eerst gaan we het vanzelf sprekend vinden, dat het opzettelijk verwaarloozen van den vorm, vooral in ons kerkelijk leven, een groote zonde is.
Het gaat uiterst moeilijk in een omgeving, waar het uiterlijk in strijd is met het innerlijk, zich te concentreeren. Door verwaarloozing van de goede vormen kunnen we het bovendien anderen moeilijk maken, vooral degenen, die niet in onzen kring thuis hooren, en nu allicht uit onze vormen-verachting verkeerde consequenties gaan trekken. 'De redeneering ligt immers voor de hand: hoe is het mogelijk, dat iemand, die overtuigd is van het kostbare en waardevolle van den inhoud, zulk een minderwaardigen vorm kiest om dezen inhoud te bergen?
Overal in (het leven wordt toch de vorm bepaald door den inhoud ? Wij besteden immers des te meer zorg laan den vorm, naarmate de inh'ioud in ons oog waardevoller is?
Maar laat ik eens bepaalde dingen in ons kerkelijk leven mogen noemen, die wijzen op een verwaarloozen van den vorm.
Ik zou kunnen beginnen met te wijzen op den minder smaakvollen vorm van vele onzer kerkgebouwen; maar ik geloof, dat ik hier geen recht van spreken zou hebben, omdat het veelal onmogelijk is, de financiëele draagkracht der gemeente in aanmerking genomen, een kerkgebouw te stichten, dat maar eenigszins aan aesthetische eischen voldoet.
Ik weet, dat men ook in het schamelste kerkgebouw kan ervaren: „Hoe liefelijk zijn Uwe woningen, o Heere der heirscibaren"! Maar erger en onverantwoordelijker wordt ihet, wanneer men in staat zou zijn een nieuw kerkgebouw te bekostigen, dat aan hoogere schoonheids-idealen beantwoordde, en zich toch tevreden stelde met een hol vergaderlokaal, waar blijkbaar als eenigst architectonisch ideaal gegolden heeft het bergen van zooveel mogelijk menschen in de kleinst mogelijke ruimte!
Misschien heeft men wel getracht zich te verontschuldigen met een beroep op onze vermaarde Protestantsche soberheid!
Neen, wanneer het onze overtuiging is, dat gevoel voor schoonheid ook in de architectuur geen zonde is, dan is het ook in geen enkel opzicht te verontschuldigen, als wij ons veel meer inspannen voor schoonheid en smaakvolle inrichting van ons eigen huis, dan voor de schoonheid van onze kerkgebouwen, waarin wij samenkomen om God te veiiheerlijken.
Het is waar, dat onze waardeering vtan het kerkgebouw een geheel andere is dan die van de Roomschen, maar wij mogen wel een voorbeeld nemen aan hun bereidheid tot het brengen van de hoogste geldelijke offers, waar het gaat om de bevordering van de schoonheid in hun eeredienst.
Ik wilde thans ook niet spreken over de mogelijlcheid meer schoonheid in onze liturgie te brengen. Deze kwestie is nog niet eens aan de oxde, omdat er nog veel pionierswerk verricht moet wor-
den vóór we hieraan toe zijn. Ik bedoel dit. Zal er meer scüioonheid komen in onze liturgie, dan moet de weg daartoe eerst gebaand worden. Want vele zijn de hindernissen.
Het gaat er voorloopig om, allerlei hinderpalen uit den weg te ruimen, die ons alle uitzicht op verbetering belemmeren.
Wij zullen nooit tot sGhoonheid komen, tenzij wij al het „leelijke" radicaal opruimen. En dit staat toch wel vast, dat in geen geval het leelijke meer Godverheerlijkend is dan het schoone. Het gaat eenvoudig niet aan, te ijveren voor verri, ]king van onze liturgie ook in aestbetisch opzicht, wanneer we allerlei ingewortelde leelijke gebruiken en vormen bestendigen. Dit over het h, ooM te zien, is den toestand nog droeviger ma, ken. Het schoone in de nabijheid van het leelijke geplaatst, vestigt door de contrast-werking maar des te scherper de aandacht op dat leelijke. Wij maken een smakeloos aangekleede kamer niet mooi met één artistiek schilderijtje; wij noemen zoo'n toestand liever hopeloos.
Misschien vindt iemand, dat ik „kleinigheden" wil ga, an opblazen tot belangrijke kwesties. Dan wil ik zelfs toegeven, dat het „maar kleinigheden" zijn, maar tegelijk blijf ik er allen nadruk op leggen, dat het zeer verkeerd en nadeelig zou zijn al deze
„kleinigheden" over het hoofd te zien. Met den wijdschen naam van „reformatorische wenschen" zal ik mijn desiderata niet bestempelen, maar ik houd mij toch, overtuigd, dat deze dingen de moeite van het overwegen ruimschoots
waard zijn. Wij willen toch wèl in ons huiselijk leven de goede vormen in lacht nemen, en probeeren in huis en op school de kinderen een „leelijke" houding af te leeren. Wij werpen toch ook in het dagelijksch leven allerlei „verouderde" vormen en gebruiken over boord, wanneer wij ze niet meer kunnen waardeeren, of wanneer andere levensomstandigheden en nieuwe tijden de bestendiging van dergelijke vormen overbodig zouden maken.
Waarom doen wij plotseling in ons kerkelijk leven heel anders? Waarom maken wij daar geen ernst met den goeden vorm? Waarom zijn wij daar vaak enkele tientallen jaren ten achter, bijv. in de taal van de prediking? Waarom handhaven wij daar allerlei gebruiken, alleen omdat „het altijd zoo geweest is"?
En als er van alle kanten gevraagd wordt om een anderen vorm, waarom zouden wij ons daartegen kanten, vooral als de inhoud in den anderen vorm beter tot zijn recht zou komen?
Als onze tijd een sterke mystieke neiging vertoont, zouden wij dan daarvan geen dankbaar gebruik mogen maken, ja zelfs moeten wij dat niet doen, op gevaar af, dat wij den invloed op onzen tijd verliezen-? Ik weet wel, da, t onze godsdienstoefeningen niet in de eerste plaats bedoeld zijn als evangelisatie-samenkomsten, maar noemen wij onzen eeredienst ook niet.„openbaar", of stellen wij onze godsdienstoefeningen alleen toegankelijk voor belijdende leden en doopleden?
Moeten wij dan niet er voor waken, dat geen vormen en gewoonten in deze samenkomsten bestendigd worden, die den buitenstaanders op zijn minst een onaangenamen indruk geven, misschien wel afstooten?
Ik heb hierover niet geschreven, omdat ik dit het gewichtigst van alles vind, maar alleen omdat wij nog niet genoeg beseffen, hoeveel wij er door bederven!
Ik keer nog eens terug tot het maatschappelijk leven. Wanneer wij • daar den vorm verwaarloozen, zal zich dat ongetwijfeld wreken op de voor ons nadeeligste wijze. Wij verspelen een goede betrekking, wanneer wij een slordig-gestelden sollicitatiebrief indienen. Als wij onze „manieren" niet blijken te kennen, worden wij ongesdhikt verklaard voor een betrekking, waarin wij veel in aanraking zouden komen met de menschen.
Hoeveel erger zou het zijn, wanneer wij door verwaarloozing van de vormen in ons kerkelijk . 'leven onze medemenschen verhinderden tot Christus te komen. Zoo zou zich wreken het verachten van den „vorm", dien wij zoo onbelangrijk vonden en de moeite'van het verbeteren niet waard! Laten wij ook in ons kerkelijk leven streven naar vormen, die den kostelijken inhoud niet geheel onwaardig zijn!
W. E. ENGELKES.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 augustus 1923
De Reformatie | 8 Pagina's