GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Abraham Kuyper en de theologie van het Hollandsche Neocalvinisme.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Abraham Kuyper en de theologie van het Hollandsche Neocalvinisme.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hollandsche Neocalvinisme. III.

In het artikel over de cultuurwaardeering van het Nieiiw-Calvinisme heelt Dr Haitjema het zelfstandig doel der gemeene gratie, waarvan Dr Kuyper spreekt, zoo geïnterpreteerd, dat dan d© rechtzettende werking van het beginsel der wedergeboorte niet meer strikt noodzakelijk kan worden genoemd en dat zoo de eenheid van Gods herscheppend werk in Christus wordt gebroken door een kringen-©n sferen-onderscheiding. Deze kritiek heeft vaster vormen aangenomen door het • reeds genoemde artikel over „Kerk en Staat, i)

Dr Haitjema acht het de fout van het groote werk van Dr J. Th. de Visser, dat hij voortdurend den diepen zin van het Calvinistisch samenlevingsbeeM miskent, doordat hij als principieel inzicht van Calvijn noemt de vrijheid en onafhankelijkheid van Kerk en Staat in eigen sfeer, en dus voor beide erkent de souvexeiniteit in eigen kring. Dr Haitjema is het met deze beschouwing in het geheel uiot eens. Hij ziet een andere beschouwing als het centrum van Calvijns denken, n.l. het kerkstaatideaal. Heeft Calvijn niet de doorvoering van de theocratie in Geneve tot zijn dood toe als zijn reformatorischen levensarbeid gezien en heeft dan het Neocalvinisme wel het recht, zich van Calvijns

theocratische idealen af to maken met een kort: „Roomsche zuurdeesem, anders niet"? „Het Neocalvinisme heeft er wel een handje van Oim" Calvijns gedachten over kerk en staat kortweg 'ter zijde te stellen als niet behoorende tot de hoog© beginselen van het Calvinisme". En diep wordt het door Dr Haitjema betreurd, dat Dr Kuyper reeds in zijn „Tractaat voor de reformatie der kerken" (1883) afkondigde, dat hij het kerkstaat-ideaal van Calvijn met het daarbij behoorende Art. 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis begeerde te negeeren in zijn herbouw der Geref. theologie. Het is z.i. Hoedemaker geweest, die tegen deze verscbeuring steeds nadrukkelijker protesteerde, steeds bewogener ging pleiten voor kerkelijk denken en de verrassende actualiteit van art. 36 in het licht stelde, omdat hij bij vernieuwing het theologisch denken liet cirkelen om die spil van Calvijns denken, n.l. het theocratisch ideaal. En als men de verhouding van kerk en staat zóó ziet, dan wordt het steeds m©er onmogelijk, zich een herkerstening der cultuur t© denkea, waarin d© kerk als instituut en de theologie als kerkelijfce theologie geen rol spelen.

de theologie als kerkelijfce theologie geen rol spelen. Dan verwerpt men de isoleering, omdat men de waarde gaat zien van het Calvinistisch samenlevingsbeeld, dat in het levend organisme der menschelijke samenleving d© kerk ziet als de ziel in dit groot© organisme en de staat als het centrale orgaan in het hchftmelijk organisme. En het is volstrekt onjuist, om dit „Calvinistisch idealisme" prijs te geven „omdat er in de werkelijkheid niets meer mee te beginnen is".

In deze beschouwingen ligt als vanzelf opgesloten de verwerping van de uiteenzettmgen vaa Dr Kuyper over de verhouding van Kerk en btaat. Het probleem, dat hier aan de ord© is, is onge-twijfeld van groot belang. Het inzicht in de verhouding van kerk en staat is niet een geïsoleerd moment, maar slechts een onderdeel van een universeele beschouwingswijze. Het is Dr Haitjema te doen om een reactie teg©n de middelpuntvliedende krachten, die vooral sinds het tijdperk der Verlichting aan het werk zijn gegaan. De individualiteit is losgebroken op alle gebied en - waar liggen nu d© samenbindende krachten, die hier nog reddend werk kunnen doen? 2) Op deze vraag geeft Dr Haitjema het antwoord, dat de beschouwingen van Dr Kuyper het isolement der verschillende levensterreinen in de hand werken en daardoor de gevolgen van de losbrekende individualiteit op jammerlijk© wijze sanctioneeren. Het is do gedachte dor souvereiniteit in eigen kring, (een term, na Kuypers levensarbeid erfelijk belast) die „het inzicht in den vollen rijkdom van "Calvijns gedachtenwereld vertroebelt".

D© eerst© vraag, die hier gesteld moet worden, is deze: hoe is het verklaarbaar, dat Dr Haitjema zijn beschouwingen over Dr Kuypor in deze richting steeds verder uitwerkt, terwijl toch b.v. ieder zich herinnert het woord van Dr Kuyper, dat er geen duimbreed is „op heel het erf van ons menschelijk leven, waarvan de Christus, die aller Souverein is, niet roept: „Mijn"? 3)

Het antwoord op deze vraag vinden w© in een weergave van de gedacht© der souvereiniteit in eigen kring, die Dr Haitjema ons in het artikel „Kerk en Staat" geboden heeft. Om het belang van doz© vragen laten we het citaat in zijn geheel vo^en:

„Onwillekeurig toch toovert deze uitdrukking ons het beeld van d© v©l© kringen voor, die elk voor zich in hunne afgeslotenheid blijven. En als er nu iets k©ninerk©nd mag heeten voor den „godsdienst", dan toch zeker wel dit, dat hij zich nooit opsluiten laat in zulk een cirkel, die aan zijn invloedssfeer aan alle zijden grenzen stelt. Van de Christelijk© religie geldt dit zeker a fortiori. Juister is misschien nog t© zegg©n, dat een "Christendom, waarvan het Woord Gods het levende centrum is, natuurlijk goeu kringbegrenzing duldt; is het uiot haast hoogste Majesteitsschennis tegenover de souvereiniteit van het eigen Woord van God te beweren, dat ze geldt in een bepaalden samenlevingskring alleen? In ieder geval suggereert ons de uitdrukking „souvereiniteit in eigen kring" een naast-elkander-stelling der kringen op het groote gebied van het menschelijk cultuurleven in den meest verheven zin. Godsdienst is daarmee in beginsel in het gezichtsveld der cultuurphilosophie getrokken".*)

Dez© w©ergav© bevat — kort samengevat — de

volgende momenten: lo. Er zijn verschillende kringen, wa-arvan de godsdienst er één is. 2o. De overig© kringen begrenzen de invloedssfeer van den krin^ van den godsdienst. 3o. het Woord Gods geldt maar in één kring; in de andere kringen heeft het niets te zeggen. 4o. Souvereinit©it in ©igen kring houdt dus in begrenzing van de souvereiniteit van het Woord

Gods. Op grond van het bovenstaand© moeten we niet zonder verwondering constateeren, dat Dr Haitjema de g©dacht© der souvereinitoit in eigen kring geinterpreteerd heeft als het autonomieprinoipe! Immers, wanneer do verschillende kringen de souvereiniteit van hot Wioord Gods begrenzen .en de heerschappij van dat Woord alleen mogelijk is in do sfeer van den godsdienst, dan zijn al die

andere kringen autonoom. Waimeer deze interpretatie op juistheid zou kunnen aanspraak maken, dan zou misschien feller nog dan in de kritiek van Dr Hylkema tot Dr Kuyper het verwijt te richten zijn van een principieel© afbuiging van het oorspronkelijk Calvinisme. gen in de lijn van dat streven naar autonomie in allerlei levenskringen, dat vooral de laatste eeuwen steeds sterker is geworden. Dan zou het „Neocalvinisme" een merkwaardige overeenkomst vertoonen met d© grondgedachten van een lezing, die voor ©enigen tijd Dr J. C. A. Fetter hield voor de afdeeling Amsterdam van d©n "Ned. Protestantenbond over het onderwerp: Met welk recht noemeo-_ wij ons vrijzinnig? Want dez© zeide, dat er vier voorwaarden zijn voor het recht om zich vrijzinnig te noemen, n.l. de keuze voor de dynamische levensbeschouwing, het open staan voor alle uitingen der cultuur, de algeheel© overgave aa; n God ©n dan — „wij moeten d© autonomie van alle cultuurwaarden aanvaarden". En wat houdt deze autonomie in? Ze blijkt geheel iets anders te zijn dan de souvereiniteit in eigen kring. „De man der natuurwetenschap heeft als natuurwetenschappelijk mensch met de religie niets te doen. De zedelijk handelend© mensch behoeft als zoodanig niet religieus te zijn".

Nogmaals, wamieer werkelijk deze autonomieodacht© d© diepst© drijfveer zou zijn van Dr Kuyers beschouwingen over de souvereiniteit in eigen ring, dan zouden we onvoorwaardelijk aan d© zijde van Dr Haitjema staan en ©r niet anders in zien dan een symptoom van verwereldlijking, van dö isoleering van de r©ligie tot één apart terrein. W© zoud©n in dat geval geen oogenblifc aarzelen te erkennen, dat Dr Kuyper te veel uit het land der Verlichtingskalttmr had meegenomen, " dan hij in den dienst van God kon g©bruiken en w© zouden geen protest meer aanteekenen, wanneer iemand zei, dat er toch wel heel nauwe verwantschap bestaat tusschen dit „Neocalvinisme" ©n hen, die onder invloed der critischo philosophie zoo sterk opkomen voor de autonomie der verschillend© kultuurgebieden ^).

Maar als w© — na Dr Haitjema's weergave te ebben gelezen — ons weer bezig houden m©t de iteenzettingen van Dr Kuyper zelf over dit onderwerp, waarmede hij in 1880 de Vrije Universiteit inwijdde, dan komen direct merkwaardige en fundamenteelo verschillen aan het licht, waardoor het o.i. noodzakelijk wordt d© weergave van Dr Haitjema als onjuist af te wijzen. Wanneer Dr H. het een kenmerk noem't van den godsdienst, dat hij zich nooit laat opsluiten in een cirkel, die aan zijn invloedssfeer aan alle zijden gr©nz©n stelt (en dat dit a fortiori van het Christendom geldt), dan mag allereerst gewezen worden op de onderscheiding, die Dr Kuyper zelf maakt© tusschen godsdienst en religie. „Godsdienst is het dienen van God in cult© en practijk. Religie is het woord, dat onze vaderen bezigden om d© bewuste verhouding tusschen God en 'het menschelijk creatuur uit te drukken" 15). En wat nu die religie betreft, hierover heeft Dr Kuyper ons niet in het onzeker© gelaten. Het is zelfs zijn voortdurend streven geweest d© isoleering der religi© (die Dr Haitjema in de souvereiniteit in eigen kring belichaamd ziet) te bestrijden. Hij heeft er telkens weer den vollen nadruk op gelegd, dat de Calvinist bepleit „dit universeel karakter van religi© voor wat haar sfeer en Tering onder menschen aangaat. Niets is geschapen, of God schiep het met een ordinantie voor zijn aanzijn, en het is die volhoid der ordinantiën Gods voor all© loven, die alle leven doet opeischen, om Hem te worden toegewijd. Van een religi© tot de binnenkamer, de bidcel, of de kerk beperkt, .weet Calvijn niets"'). Het is Dr

178 Haitjema's volste recht, Kuypers beschouwingen over de souvereiniteit in leigea kring te verwerpen en het is eveneens 't recht zijner persoonlijke overtuiging daarin te zien een belemmering op den weg naar een organisch© cultuur, waarnaar Dr Haitjema met verlangen uitziet s). Maar het is volstrekt doelloos, tegenover Dr Kuyper (als een argument) te poneeren, dat het Woord Gods geen kringbegrenzing duldt. W; ant in de aanvaarding van dc' souve; reiniteit in eigen kring bedoelt Dr Kuyper niet een grens aan te v/ijzen naar boven, waarin de souvereiniteit Gods haar begrenzing zou vinden, maar hij gaat juist van de souvereiniteit Gods in alle kringen uit. Het is daarom onmogelijk, Kuypers streven te zien als drang naar autonomie. De gedachte, die Dr Kuyper bij de souvereiniteit in eigen kring leidt, is niet het isolement van het dienen van God op één bepaald terrein, maar w e 1 de afgrenzing tegenover souvereiniteitsusurpatie in andere levenskringen en hij verdedigt in zijn rede van 1880 dan ook de souvereiniteit in eigen kring met name tegenover de volstrekte Staatssouvereiniteit. Het is dus een geheel ander probleem, waarmee Dr Kuyper zich bezighield, dan we uit de weergave van pr Haitjema zouden vermoeden.

Ëhrw& meénéa'té mogen zeggen, dat Dr Haitjema, wanneer hij de souvereiniteit Gods over al het geschapene blijft belijden en wanneer hij de belijdenis van God den Schepper op de lippen wil blijven nemen, zij het dan, zooals hij zelf zegt, als gewaarschuwd mensch, zich op den duur met dezelfde problemen zal moeten bezighouden, als waarmee Dr Kuyper o.a. in zijn Gemeene Gratie worstelde. We achten de verschillen tusschen Dr Haitjema en Dr Kuyper geenszins gering, maar kunnen toch het vermoeden niet van ons afzetten, dat Dr Haitjema nog wel eens meer waarde zal gaan toekennen aan de beschouwingen van Dr Kuyper, althans, wanneer hij de consequenties aanvaardt van enkele zijner kritische opmerkingen uit den laatsten tijd. Ik denk hier met name aan zijn aanbeveling om Geesinks ethiek te lezen naast die van Brminer, omdat de eerste de ordeningen des levens bewuster stelt in het licht van de Wet des He er en»); voorts aan zijn verwijt jegens Brunner, dat deze door zijn nominalistisch Godsbegrip in zijn vrees voor verwettelijking en verzakelijking te ver gaat^"). De vraag komt hier onwillekeurig op, of Dr Haitjema bij nadere uitwerking van de gedachte van de Wet Gods „als uitdrukking van des Scheppers wil voor Zijn schepping" ") niet komen moet op een terrein, waar hij de beschouwingen van Dr Kuyper onmogelijk passeeren kan.

Maar het is nu nog zoo, dat hij een groot gevaar ziet in Kuypers wijze van denken over de schepping en bevreesd is, dat het schepsel te veel beschreven wordt in zijn afgetrokken wezen met gebruikmaking van allerlei stellingen aan de wijsbegeerte ontleend. Maar wanneer Dr Kuyper zich bezint over de onderworpenheid van al het geschapene onder den souvereinen God, maar dan ook in den dienst van God den rijkdom en 'de variatie daarin naspeurt, dan komt geenszins het geloof in „onze geschapenheid" het geloof in „de schepping" verdringen i^)^ want het respect voor het rijke werk Gods heft zulk ©en onderscheiding op. Het is in dit verband wel merkwaardig, dat de kritiek van Dr Haitjema op Dr Kuyper inzake enkele onderdeelen der dogmatiek ten nauwste samenhangt met deze vragen over de schepping.

We willen deze kritiek nog nader overwegen. Ze cirkelt om twee ingrijpende punten. Dr Kuyper is n.l. volgens Dr Haitjema niet alleen cultuurphilosoof, maar hij is tevens wedergeboortetheoloog en S c h r i f 11 h e o 1 o o g en dan beide op een z.i. zeer aanvechtbare wijze.


') Nieuwe Theol. Studiën, Oct. 1928 (over Dr J. Th. de - Visser, Kerk en Staat).

Want dan zou liet , ; NeocaIvinisme" volkomen lig­ ') vgl. Haitjema. Gebondenheid en vrijheid in een belijdende Kerk, 1929, pag. 16. ") A. Kuyper, Souvereiniteit in eigen kring (1930), pag. 32. ') Haitjema, N. Th. St., 1928, pag. 236.

") vgl. hiervoor van MuUem, Calvinisme contra Neokantianisme? Vox Theologica, 1931, pag. 5, waarin juist het kardinale verschil inzake het onderworpen zijn aan de souvereiniteit Gods wordt verwaarloosd.

°) A. Kuyper, Het Calvinisme (Stone-Lezingen), pag. 68. ') Idem pag. 45. Het is overbodig, aan dit citaat nog vele andere toe te voegen. Slechts zij nog verwezen naar het woord in Gemeene Gratie, Deel III, pag. 137: „Met beslistheid moet elke voorstelling worden bestreden, alsof de openbaring Gods haar eisch slechts op een beperkt terrein zou doen gelden; en nooit is aan schrijver dezes grooter onrecht aangedaan, dan toen men hem de meening toedichtte en nahield, als zou hij beweerd hebben, dat de Openbaring van het Woord alleen voor de geloovigen gold", zie heel dit hoofdstuk vooral over de beteekenis van de Openbaring (pag. 138).

°) Tegenover Kuypers „Cultuurphilosophie" stelt Dr Haitjema het „hopen op een nieuwe „organische" kuituur, waarin de Christelijke kerk weer hare plaats zal weten en naar haar boodschap alom zal gehoord worden". (Het Woord Gods in de moderne cultuur, 1931, pag. 188.)

") Onder eigen Vaandel, 1932, pag. 321. ™) Haitjema, De dogmatische Achilles-hiel in Brunners Ethiek, O. E. V., 1933, pag. 40.

, ") Idem pag.. 40... . . ._ , ") Haitjema, Het Woord Gods in de moderne cultuur, pag. 172.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Abraham Kuyper en de theologie van het Hollandsche Neocalvinisme.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's