GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gemeenschap in de arbeid ¹)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenschap in de arbeid ¹)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN

I

1. De hedendaagse gemeenschapsgedachte en haar wijsgerige voedingsbodem.

Het onderwerp, waarover wij in enige artikelen willen gaan handelen, is bij uitstek actueel te noemen. De sociale beweging onzer dagen staat geheel in het teken van die gemeenschap in de arbeid. De leidende politieke partijen in Nederland stellen haar als ideaal op de voorgrond. Bij herhaling is zij aangewezen als de ideële grondslag onder de beide wetten op de Ondernemingsraden en van de Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie. Ook buiten het gebied van de maatschappelijke arbeid zien wij, hoe de idee van de gemeenschap de geesten gespannen houdt. Op het nationale vlak zien wij hoe de doorbraakgedachte veld wint en principiële scheidingen, die lange tijd hebben gegolden, wil wegnemen. Het is toch de idee van gemeenschap, die geleid heeft tot een vorm van solidaire samenwerking tussen Christenen en niet-Christenen in het verband van de éne politieke Partij van de Arbeid, tot welke de voor-oorlogse S.D.A.P. is getransformeerd. Gemeenschap der volken, dat is de idee, die leidde tot de U.N.O. (Organisatie der Vereenigde Naties). Het is dezelfde gedachte, die ook de ondergrond vormt van en stuwt achter het streven om te komen tot een Federalisatie van Europa, waarbij men beoogt een nieuwe ontwikkeling in de geschiedenis van ons werelddeel, die gepaard zal gaan met af sterving van eeuwenoude verworvenheden en groei van nieuwe gemeenschapsbanden. Zo stuwt alles in de kleine en in de grote sectoren van het leven naar gemeenschap, naar éénwording. Het Internationaal Communisme, dat de roep doet horen: Proletariërs aller landen verenigt U! streeft ook op haar totahtaire wijze naar diezelfde éénwording en vormt daarvoor een eigen gemeenschap der volken. Onze tijd staat volop in het teken van gemeenschap. Het zou ons geen moeite kosten om dit gemeenschapsaspect als dominerend op tal van gebieden aan de hand van een keur van citaten aan te wijzen.

Het kan in het verband van ons onderwerp niet in overweging komen om op deze plaats hierop uitvoeriger in te gaan. Wanneer wij evenwel in onze dagen zeer nadrukkelijk de idee van de gemeenschap in de arbeid door vrijwel alle geestelijke stromingen van ons volk naar voren zien schuiven, dan dienen we ons bewust te zijn, dat dit verschijnsel van die sterke propaganda voor verwezenlijking van gemeenschap in de arbeid niet op zichzelf staat, dat niet alleen op het gebied van de maatschappelijke arbeid de ge-

meenschapsgedachte de geesten boeit, doch dat dit veel meer een verschijnsel is, dat algemener van aard is en diepere en bredere verbindingen heeft in het leven der mensen.

Wanneer wij ons vervolgens de vraag stellen, waardoor is toch dit idealisme voor de gemeenschap gewekt, dan zou het ijdel zelfbedrog zijn, indien wij daarin zouden menen te mogen ontdekken een late vrucht van het veldwinnend Christelijk geloof. Gemeenschap is inderdaad ook een fundamenteel Christelijke gedachte, die verankerd ligt in het door de eeuwen heen gehandhaafd Christelijk Credo: ik geloof de gemeenschap der heiligen en in het tweede grote gebod uit Gods Wet: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf. Deze heilige, christelijke gemeenschap viert evenwel allerminst haar triomfen in het gemeenschaps-idealisme onzer dagen. Reeds het feit, dat deze heilige gemeenschap, zal zij inderdaad geoefend kunnen worden, exclusief volharden moet bij de belijdenis van de primaire gemeenschap van God, de Heilige met ons, die ons stelt in een heilige gemeenschap met Zichzelf en vervolgens met hen, die Hij Zich in heilige gemeenschap uit deze wereld vergadert en Die ons ook plaatst in relatie tot onze naaste, zodat wij die relatie nimmer buiten Hem om mogen gaan beschouwen en inrichten, reeds dat feit alleen zegt ons, dat bij de voortschrijdende secularisatie van het leven, bij de afkeer der volken van God en van die door Hem gewilde gemeenschap, wij gewaarschuwd moeten zijn, het tegenwoordig gemeenschaps-idealisme zeer gereserveerd te beschouwen. Nu ook de volken van Europa en Amerika steeds meer Gods touwen, die hen binden, gaan verscheuren, openbaart zich die drang naar gemeenschap juist als een onstuimige drift van uit hun ware levensverband ontwortelde mensen, die beseffende de hulpeloosheid van het op zichzelf staande leven, in het drijfzand van de wegvlietende tijd elkander vastgrijpen tot gemeenschap. De Springader van het levende Water verlaten hebbende, houwt men zichzelf drinkbakken uit de gemeenschap, gebroken bakken, die geen water houden. Het is, zoals de Groninger Hoogleraar, prof. dr W. J. Aalders, het schreef in zijn werkje „Enkeling en Gemeenschap": „Vooral nu in onzen tijd de hoogste gemeenschap, het Koninkrijk Gods of de draagster daarvan in deze bedeeling, de Christelijke kerk, op zoovelen hun vat hebben verloren, wordt de verschrikte enkeling er toe gebracht, dichterbij, in de sfeer, die hij zien en tasten kan, waarvoor hij werken en waarvan hij genieten kan, eene gemeenschap te zoeken, te vormen, te realiseeren en te idealiseeren, die aan deze behoefte voldoet." (Enkeling en Gemeenschap, uitgave Ploegsma, Zeist, blz. 9/10). Zo staan wij hier veelszins voor het beeld van de antigemeenschap tegenover de gemeenschap der heiligen, welke de Satan als de grote imitator van God, zich in deze wereld vormt met grote haast en inspanning, wetende, dat hem slechts weinig tijd gelaten is.

De geestelijke voedingsbodem van deze zeer gevarieerde gemeenschapsgedachten uit onze tijd is dan ook niet Gods Openbaring in de Heilige Schrift, die gelovige aanvaarding zou vinden, maar een bepaald wijsgerig ideeën-complex, waarbij de mens in denkworsteling zelf als de van Vaders huis vervreemde zoon zijn huis der gemeenschap in deze wereld tracht te bouwen en in te richten. En vele christenen zien niet in, hoe zij met hun organisaties de bouwstenen voor dat wereldhuis der gemeenschap helpen aandragen en het steigerwerk helpen oprichten van wat ons voorkomt te zijn de praeformatie van de eenheidsstaat van de Anti-Christ.

Onder dit aspect nu van de mens, die de gemeenschap met God en van God afwijst, om zich eigen verbondenheden te scheppen in deze wereld, moet worden gezien, dat de vraag van de zedelijke verhouding tussen enkeling en gemeenschap door alle eeuwen heen de denkers heeft bezig gehouden. Prof. Dr G. Brillenburg Wurth herinnert er in zijn werk over het Christelijk leven in de Maatschappij aan, dat reeds Aristoteles van de mens gesproken heeft als van een „zoon politikon", een gemeenschapswezen. („Het gemeenschapsleven in de maatschappij", uitg. J. H. Kok N.V., Kampen, blz. 16). Letten wij op de wijsgerige stromingen uit de 19de eeuw, en volgen wij van daaruit de ontwikkeling tot op onze tijd, dan treffen wij ook daarbij weer die verhouding van enkeling en gemeenschap op verschillende manier ingedacht, aan. Kant meende de innerlijke harmonie van die beiden, enkeling en gemeenschap, als ideaal te kunnen fixeren in wat hij noemde het „Reich der Tugend" of het „Reich der Zwecke" van uit vrije wil handelende, autonome, als „Selbstzwecke" optredende enkelingen, wier opgave het zou zijn, het absolute plichtsgebod te verwerkelijken in hun leven. Hegel daarentegen achtte dit een abstractie te zijn en ontwierp dan ook een geheel andere schets van de ontwikkelingsgang van de menselijke geest, in zijn „Phaenomenologie des Geistes". Hegel oordeelde, dat het natuurlijk bewustzijn, dat aanvankelijk „ik" heet, door loutering verlost wordt uit de sfeer der subjectieve zelfzucht door erkenning van het ander „ik" of ., wij", om daarin en daardoor meteen van zijn natuurlijke beperktheid te worden bevrijd. In zijn wijsgerig idealisme ziet hij dan dat „wij" de overhand verkrijgen in de verschillende levenskringen, zodat de gemeenschap gaat praedomineren over de enkeling.

In die ontwikkeling der dingen ligt dan voorts be­

sloten, dat de grootste ten belangrijkste rechten komen te liggen in de handen van de Staat, die in deze wereld als levenskring de grootste samenvoeging tot , , wij' te zien geeft. Hét is dan die Staat, welke het beslissende woord in het leven der mensen spreekt. Wanneer wij ons dit door Hegel zien voorgehouden, dan beseffen wg, hoe het mogelijk is, dat Marxisme len Fascisme, hoezeer ook elkanders verwoede tegenstanders in de achter ons liggende jaren wat het ipraktisch optreden betreft, toch beide stoelen op de­

zelfde wijsgerige idealistische wortel.


1) In enigszins gewijzigde en verkorte vorm als referaat gehouden op een Weekeind-Conferentie te Bilthoven van de Calvinistische Studentenbeweging en voor een vergadering van het Studentencorps Fides Quadrat m- tellectum te Kampen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

Gemeenschap in de arbeid ¹)

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's