Koning Willem I als verlicht despoot - pagina 34
Rede ter aanvaarding van het ambt van hoogleeraar in de Geschiedenis aan de Vrije Universiteit
33 college - was wel in den staat noodig, maar daarom nog niet in de kerk. Haar op de voorgestelde wijze in te voeren, zou met de natuur der kerk niet strooken. Over de wettigheid van zulk een synode zou uit hoofde van haar samenstelling groot ongenoegen kunnen rijzen, terwijl het waken voor de zuiverheid der leer ten gevolge kon hebben, dat het eerste het beste theologisch dispuut tot een scheuring leidde 1). Voorts beperkten volgens de grondwet de bemoeiingen van den vorst te dezen zich tot schikkingen van tinancieelen aard. De Raad - dit was de slotsom van het advies - zag niet de noodzakelijkheid in van verandering in de inrichting der kerk, maar, waren er gebreken, dan zou de vorst een commissie kunnen benoemen uit de kerkeraden of classes of synoden of hoogescholen ten einde die gebreken te onderzoeken en middelen tot redres voor te dragen 2) . Dit advies - ge zult het hebben opgemerkt - komt niet uit den Gereformeerden hoek: een Synode als van Dordt begeert de Raad volstrekt niet. Maar juist daarom heeft het in zeker opzicht meer waarde dan het bekende protest van de Amsterdamsche classis, immers de zoo vaak geuite bewering, dat de verwarde toestand der kerk het ingrijpen van den vorst gebiedend vorderde, komt er door in een zeer eigenaardig licht te staan. Het hoogste raadgevend college in den lande dacht er gansch anders over. En hoe heeft nu Willem gehandeld? Eerst leek het, of I) Q u e y sen, een lid van den Raad, spreekt in een zeer merkwaardig stuk (opgenomen in De Bos c h K e m per, Letterkundige Aanteekeningen p. 523 sqq) uitvoerig over dit gevaar van scheuring. ") Van Hogendorp aan den Koning, 15 Mei 1814 (Brieven V p. 387-8). Y p e y en Der m 0 u t (op. cit. IV, 653) deelen mee, dat de Raad .. voorsloeg het benoemen van eene konsulerende kommissie, zamenge· steld uit eenige bijzondere, verlichte, leeraars der hervormde kerk in de onderscheidene provinciën en andere kundige lidmaten der gemeente". Het behoeft geen betoog, dat aan den brief van Van Ho gen dor p, die zelf lid van den R aad was, geschreven vlak na de beslissing, veel ~rooter gezag toekomt dan aan de mededeeling van Y. en D.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van maandag 8 juli 1918
Inaugurele redes | 63 Pagina's