GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dr G. Kalff, Westeuropeesche Letterkunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dr G. Kalff, Westeuropeesche Letterkunde.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(deel I, de 15e en 16e eeuw.)

Eenige maanden geleden ontvingen we ter bespreking in ons blad het buitengewoon mooi uitgegeven eerste deel van een standaardwerk over • literaire kunst, dat in vier deelen oompleet zou zijn, „Westeuropeesche Letterkunde", door den bekenden Leidschen hoogleexa'ai Dx G. Kalff.

De rustige bestudeering van dit monumentaal gewrocht v^n jarenlange toegewijde studie, dat steeds indrukwekkender wordt naarmate men h^t beter kemien leert, vorderde begrijpelijkerwijze tijd — en intusschen ging de maxe door het land, dat de bouwmeestei van het grootsche werk, aan de wetenschap en aan dezen, nog slechts voor een minder deel voltooiden axbeid, was ontvallen door den dood. Op reis naar Zweden, waar hij archiefstudiën dacht te doen, werd Prof. Kalff door een beroerte getroffen, die een snel en onverwaicht einde bracht.

Zoo moeten we onze bespreking beginnen met

een. „Tn memoriam", met een betuiging v: an eerbiedige hulde 3, 311 de nagedacibtenis van hem, wien we onze dankbare bewondering hadden willen uitspreken. Nederland heeft in Pfof. Kalff weer een van z'n groote mannen verloren, een d'ie z'n land kende en het lief had, die z'n leven heeft gewijd a, an de studie van Neerlands glorieuze letterkunde, als spiegelbeeld v^an Neerlands groot verleden. Hem danken wij, naast velerlei artikelen en kleinere geschriften over literatuurhistorie en hare beoefening, een waardevol handboek: „Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde", dat in 7 deelen een wetenschappelijke bewerking geeft van geheel de omvangrijke stof onzer literatuur, en door z'n aeslhetisch-critische beschouwingen, z'n betrouwbare aanwijzingen en rijkdom aan materiaal, een onmisbaar boek is geworden voor ieder, die van de wetenschappelijke literatuur-studie iets kennen wil.

Was dit opzichzelf al een levenswerk, dat van uitgebreide kennis, stoeren arbeid en bijzondere toewijding sprak, sinds eenige jaren was Pïof. Kalff begonnen met een niet minder beteekenend werk, de rangschikking en samenvoeging van p.1 het materiaal, dat hij in vele jaren van studie verzameld had, 'over de vergelijkende literatuurgeschiedenis.

Een terrein van onbegrensde mogelijIdheden, om-. dat elk land z'n eigen literatuur heeft, geboren uit de historie, de ontwikkeling, den aa, rd van het volk ook, en onderlinge vergelijking van productie dus dege kennis van dat alles vordert. En wie kan alles weten, Kan zelfs alle materie overzien, , die in dezen van belang is? Bij het vele, dat in de laatste halve eeuw reeds in deze richting werd gedaan, is toch iedere arbeid op dit terrein nog pionierswerk; altijd weer k'omt men voor nieuwe gegevens te sta, aii, die hernieuwd onderzoek vereischen; elke bibliotheek, ieder archief, iedere particuliere verzameling heeft materiaal, dat bestudeering, vergelijking, ontleding vraagt en, zoo zegt Prof. Kalff zelf: „wie heeft den tijd en het geld om telkens buitenlandsdhe bibliotheken te bezoeken? "

Toch is de hoogleeraar met dezen arbeid begonnen, en hij nam z'n aanvangspunt in de 15e eeuw, „omdat deze den overgang vormt naar een nieuwen tijd, omdat zij tot dusver door de geschiedschrijvers der letterkunde óf miskend óf stiefn.oederlijk is" bedeeld". Hij wilde „toonen, hoe "het afstervende oude en het opkomende nieuwe zich in de Westeuropeescho letterkunde der 15e eeuw openbaren", door „iets te doen zien-van den staatkundigen, godsdienstigen en maatschappelijk'en grond, waaruit de letterkunde is gegroeid, iets van den inhoud en den vorrn dier letterkunde zelve, iets omtrent hare makers en het publiek, waartoe zij zich richtten".

En het resultaat van dien arbeid, het lijvige boek, dat als eerste deel in het voorjaar van 1923 verscheen, noemt hij desondanks zelf niet meer dan „een voorloopige kaart, een Icaart met veel open plekken en stippellijnen", omdat hij lang niet het gansche terrein had kunnen overzien.

„Waarom dan niet gewacht en langer onderzocht? " aldus doet de auteur den lezer vragen. En dan is "het antwoord: „Omdat het voor mij tijd wordt, söbooven te binden, en den oogst binnen te halen".

Tijd om den oogst binnen te halen! 't is het zich raaliseeren van het naderen vari den tijd, dat de noeste arbeid op den akker der wetenschap een einde zou moeten nemen — zonder de bewustheid, - dat dat einde vlak nabij was! Weemoedige gedachte inderdaad, dat over den man, die eenige maanden geleden dit schreef, thans reeds die tijd is vervuld. Maar dankbaarheid past ons daarnaast, dat hij z'n schooven nog heeft kunnen binden en deze eerstelingen van z'n oogst nog in. de schuur heeft gebracht. Want wat anders in den feilen storm des doods tegen den grond zou geslagen zijn, is nu bewaard gebleven.

Dit eerste deel toch over de 15e en 16e eeuw vormt een afgesloten gdhteel, over een pjeriode, waarin Kalff bij uitnemendheid thuis was, omdat hij meer dan 30 jaai lang zijn bijzondere belangstelling aan dat gedeelte der literatuur-historie gewijd had.

Zoo is toch dit ééne deel nog een levenswerk, dragend het stempel van den auteur, vervullend ook z'n begeerte om met de resultaten van z'n. lateren arbeid z'n studie van vroeger jaren uit 'te breiden en te verbeteren. En wij aanvaarden dit boek met groote danli'baarheid en met al de, piëteit, die we den bewonderden meester schuldig zijn.

Het is in ons blad niet op z'n plaats, een literair-wetenschappelijke bespreking van een boek als dit te geven. Wie zulk een beschouwing begeert, raadplege de zuiver literaire tijdschriften der taaiste maanden. Ons interesseert thians alleen Ide vraag, wat het boek ons vertelt.

„Uitgaande van de onderstelling, dat de volken van West-Európa gedurende de middeneeuwen in geloof, beschaving, kunst en andere opzichten min of meer een eenheid vormden, " heeft de auteur getracht „de openbaring dier eenheid in de literatuur te doen zien". En de hoofdlijn, die hij daar­ bij volgde was: eerst de beschouwing van den staatkundigen, godsdienstigen en maatschapipelijk'en grond, waaruit de letterkunde is gegroeid, vervolgens van den inhoud en vorm dier letterkunde zelve, en eindelijk van de makers en het publiek, waartoe zij zich richtten.

Zoo krijgen we drie hoofdstukken, I De drie Standen (de geestelijkhteid, de ridderschap, de gemeente); II. Van drieërlei Stoffe (1." In 't Vroede; 2. In 't amoureuze; 3. In 't zotte); III. De Kunst. De Kunstenaars. Het Publiek. En aan 't geheel gaat vooraf een „Inleiding", (1. Wording van Volken en Staten. 2. De kerk in en tegenover de Wereld. 3. De Renaissance. Geestelijken en Leeken).

Ik neem deze inhoudsverdeeling over, om zoo te doen zien, welk een duidelijk plan van bouwen uit dit boek blijkt. De bekende drieheid der vroegere tijden, toen nog de standenstaat bestond, is uitgangspunt van den Schrijver. En dan werkt hij die gedachte uit, door diezelfde drieheid ook aan te wijzen in de literatuur. De literatuur dus als spiegel van haar tijd', dat is Prof. Kalff's onderwerp, en deze opzet is de architectonische gedachte van heel het boek. Zoo wordt het een sterkte eenheid, ondanks de soms verbandloos-schijnende opeenstapeling van materiaal.

In de Inleiding behandelt P'rof. Kalff het besef van saamlioorigheid, dat onder de menschen begon te groeien door de ontwikkeling van volkstaal en nationaliteitsgevoel. De voedingsbodem van dezen groei was de kerk. Maar in vele opzichten werd toch haar invloed op het volk weggenomen, door nog veelvuldig bijgeloof, door minachting voor het heilige, door ruwheid van zeden, vooral ook door de opkomst van het humanisme met z'n felle oritiek. Deze critiek was alleszins gerechtvaardigd door het onwaardig gedrag van vele geestelijken, tengevolge waarvan ook de verhouding tusschen geestelijken en-leeken volkomen bedorven werd.

Dan volgt in hfdst. I de zeer interessante bespreking van de drie standen der maatscihapjpij, zooals de letterkunde ze weerspiegelt: de geestelijkheid in verval, de ridderschap niet veel meer dan een flauwe afschaduwing van het ridderwezeri in z'n bloei, het volk, vijandig tegenover beide, ruw en oppervlakkig. Terecht merkt Dr Kalff daarbij op, dat dit beeld eenzijdig moet zijn, wijl anders nooit de maatschappij zou zijn blijven bestaan. Maar — en deze verklaring bevredigt volkomen — de pennen kwamen in dien tijd ook alleen in beroering over dat, wat stof leverde voor critiek of spot. De verbleekte adeldom, de inconsequente geestelijkheid, de brassende volksman zijn veel dankbaarder onderwerpen dan de echte edelman, de waardige geestelijke, de gezeten burger. Daarom spreekt de literatuur ook' weinig over het maatschappelijk leven, maar veelvuldig over het hui-. selijk leven in z'n velerlei ontwrichting.

In het tweede hfdst. gaat de auteur weer van de drie standen-verdeeling uit. Zooals deze berust op de tegenstelling wereldlijk-geestelijk', zoo kent ook de literatuur de antithese: tijdelijk: eeuwig; en, waar het wereldlijk element twee standen omvatte, daar reproduceert de literatuur ook eer^^ tweeheid in het tijdelijke: de liefde en de dwaasheid. Zoo krijgen we de in de literatuurgescihiedenis bekende indeeling: „in 't vroede", d.i. dus het ernstige, „in amoureuze", d.i. de kunst, die betrekking h'eeft op de liefde, en „in 't zotte", dat wat verwording is van het amoureuze.

Achtereenvolgens worden dan deze drie genres behandeld, overzichtelijk en met groote kennis van zaken. Van de eerste soort bespreekt de auteur het sterk visueele geestelijke drama, 't bijbelscih spel dus, waarin vooral h'et gruwelijke de aandacht heeft; de moraliteit, die daartegenover weer als reactie ontstaat en allen nadruk legt op' !de zedeles, die uit eenige vertooning te trekken valt; de lyrische poëzie, kerkelijke liederen, mystieke gedichten, didactische rijmen; en het devote proza. „In 't amoureuze" handelt over de minnepoëzie, hoof& ch 'onder de betere standen, meer natuurlijk onder het volk, maar ruwer ook. En de derde groep omvat alles wat uiting is van het streven naar vervroolijking van het leven: kluchtboeken, zotten-vereenigingen, vastelavondspelen, parodieën e.d.

In betrekkelijk kort bestek (pl.m. 100 pa, g.) hebben we hier een uitermate scherp en'volledig overzicht van gteheel de 15e eeuwsche letterkunde, niet slechts nationaal, maar van geheel West-Europa.

Het derde hoofdstuk ten slotte bespreekt de lyrische vormen, rhytme en klank', stof en inhoud' der kunstvoortbrengselen, vorm en bewerking. Van de kunstenaars beziet de auteur eerst de beroepsdichters in 't algemeen en — vooral deze portreten zijn goed geteekend — bepaalde beroemdheden in 't bijzonder. Eindelijk handelt hij over het publiek, zooals het van z'n belangstelling blijk gaf en deelnam in het literaire leven. Ook dit laatste stuk geeft zeer interessante beschouwingen. Het uitvoerige werk, dat niet lang geleden over deze stof verscheen, „Kunstenaar en Samenleving" van C. S. Adema van Scheltema, maakt dit gedeelte volstrekt niet overbodig. Veeleer vervult dit laatste sommige leemten , in^ dat, meer populaire, geschrift. . 'fiis^'0.:

Het hier gegeven resumée van den inhoud moge doen zien, welk een treffelijk werk Prof. Kalff in deze studie ons heeft nagelaten, 't Is een handboek veel meer dan een leesboek, ongetwijfeld, maar de vele belangweklcfende mededeelingen, de verwijzingen, de talrijke korte paxaphrasen ook van bijzondere voortbrengselen der 15e eeuwsche kunst, ffijaken dit studie-boek tot een geschrift, dat tegelijk leesboek is. Wie in de literatuur belang stelt, zal zich met aandachtige bestudeering ervan ten zeerste verrijken.

Helaas kunnen we niet meer. onze verwachting uitspreken op de vervolgdeelen van de hand van Prof. Kalff. De eerste besprekingeii, die van dit deel verschenen, eindigen alle met entliousiaste vooruitzichten, maar de vale sluier van den dood heeft ons die benomen. Het zal moeilijk zijn voor den-ondernemenden uitgever, die dit praahtwerk in een .passend gewaad stak i), den man te vinden, die de taak van Prof. Kalff overnemen en voltooien kan. De vele qualiteiten, die voor zulk een reuzenarbeid noodig zijn en die Prof. Kalff inderdaad alle bezat, zijn niet in vele menschen yereenigd. Toch is het zeer te wenschen, dat dit hoogst belangrijke werk' voortgezet wordt, in den geest als het werd begonnen. Daarom maken we de slot-woorden van Dr Kalff's voorrede tot de onze, als hij zegt: „Zoo moge dan, wie aanleg en neiging heeft voor onderzoek van dezen aard, wie voor de toekomst van ons volk hoopl op de ontwikkeling van een krachtig internationalisme, het zijne doen om de studie der vaderlandsah'e letterkmide te verruimen en te verheffen door die vaar algemeene en vergelijkende literatuurgeschiedenis."

Hier ligt een terrein voor samenwerking van vele kracftiten.

C. T.

Aankweeking van kunstoevoel op het Gymnaslnm.

De kunstschilderes Josina Knap schilderde voor oud-leerlingen van het Geref. Gymnasium te Amsterdam een fraai bloemstuk ter plaatsing in de school, als herinnering aan hun met goed gevolg beëindigde studie.

Het stuk is een schoon specimen vian impressionistische kunst, maar van een impressionistische kunst, die zich heeft verinnerlijkt. De ziel zelf noteerde in zachten luister de sprankelende kleuren op het doek.

Aan belangstellenden wordt het gaarne getoond.

A. J. LAKKE.


2) Uitg. is J. B. Wolters, Groningen., Den Haag.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Dr G. Kalff, Westeuropeesche Letterkunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1923

De Reformatie | 8 Pagina's