GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Synode-Indrukken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Synode-Indrukken.

26 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXV.

Bezwaarschrift Ds !S. P. Vermeer.

Dit bezwaarschrift vormt een nog al sterk kontrast met de voi-ige, welke door ons weïden besproken.

Vooral als men de bijzonder hoffelijke missives van Ds G. R. Knijper en van Dr B. Wielenga, er naast legt, maakt het een zeer onprettigen' indruk.

Het is inderdaad aan alle bescheidenheid gespeend.

Toch z; ou men van> iemand, die nog geen drie jaar predikant was, toen hij dit bezwaarschrift niet slechts de Synode, maar ook de wereld inzond — hij had het van te voren reeds ter publikati© gestuurd naar het „Handelsblad"! — verwachten, dat hij genoemde predikanten, die zooveel meer dienstjaren tellen, in bescheidenheid zou overtreffen, of neen, dat was niet mogelijk, maar dan toch in bescheidenheid zou trachten te evenaren.

En nu doen wij er niet aan mee, om iemand neer te zetten met het argument, dat hij nog zoo jong is.

Aan de hooghartigheid van hen, die als voornaamste pijl uit hun koker haalden de bewijsvoering (? ): „waar haalt gij het recht van spreken vandaan, gij komt pas kijken", , hebben wij ons meer dan eens geërgerd.

Het „niemand verachte uw jonkheid", dat Paulus aan Timotheus schreef, wenschen wij hoog te houden.

God heeft zich meermalen van jeugdigen bediend om in Zijn kerk wat groots tot stand te brengen. Hoe jong was "Calvijn niet, toen hij zijn „Institutie'' het licht deed zien!

Als Ds Vermeer bezwaren heeft en die ter Synode brengt, mag niemand hem dat euvel duiden.

Hij heeft er gelijk recht op, dat zijn bezwaren nauwkeurig worden onderzocht, als een predikant met vijftig dienstjaren.

Maar wel mag als zedelijke eisch gesteld, dat hij een houding aanneme, welke met zijn leeftijd harmonieert en zich niet een toon aanmatigt, waarvoor een vergrijsde in den dienst nog zou' terugdeinzen.

De kerkrechtelijke commissie rapporteerde dan ook o.m.: „Ze mag daarbij de opmerking niet terughouden, dat de toon van het schrijven van'Ds Vermeer haar voorkomt weinig in overeenstemming te zijn met den eerbied, die aan de teynode als de wettige vertegenwoordiging der kerken verschuldigd is; en stelt de Synode VOOT, in haar antwoord aan Ds Vermeer ook daarop, hem te wijzen."

Op een enkele uitlating worde hier gewezen.

Zooals men zich herinneren zal, gaf Dr Geelkerken in zijn laatste telegram de woorden der Synode niet geheel precies• weer. Uit den inhoud bleek echter, dat, zelfs al zou er bij Dr Geelkerken in deze eenig misverstand bestaan — wat volstrekt nog niet behoefde — dit van geenerlei invloed was op de weigering van Dr G. om de hem voorgelegde verklaring te onderteekenen.

En nu vaart Ds Vermeer tegen de Synode uit als volgt: „Gij hebt dus iemand geschorst, van wien gij u duidelijk bewust waart, dat hij uw ultimatum niet juist opvatte. Het ligt vooi de hand, dat hierdoor de indruk igewekt moest worden, dat uw Synode bewust o p h e t conflict aanstuurde en het behouden van Dr G. p e r se wilde vermijden".

Hier wordt niets meer of niets minder dan kwade trouw bij de Synode ondersteld.

De nobele zin wordt hier volstrekt gemist.

Een partikulier zou hierop hebben geantwoord: zoolang gij deze beleediging niet terugneemt, kan ik tot mijn spijt met u kórrespondeeren noch konfereeren.

Maar een Synode is lankmoedig.

Inzonderheid de Synode van Assen.

Ook vindt Ds Vermeer, 'dat aan Dr G. „geen aanranding van het Schriftgezag mag worden ten laste gelegd". En dan laat hij er insinueerend — maar zonder zweem van 'bewijs — op volgen: „Indien er a f w ij k i n g is, ware deze elders te zoeken".

Erger nog maakt hij het in deze passage: „Uw Synode geeft ^en vooTstelling van „inkleeding en oneigenlijken zin", die nooit en nergens aanvaard wordt. Alles zou dan „vaag en zwevend" worden; bijzonderheden zouden dan in ieder geval als van geen waarde wegvallen, ja, men ging op vooa-gang der Synode al zóó ver te beweren, dat Dr G. eigenlijk een blad uit den bijbel wilde scheuren!! Wanneer er nu maar iets van deze critiek houdbaar ware, zou ze, terechtkomende op de gelijkenissen en op de Openbaring van Johannes b.v. — en voor deze moet ze dan zeker en onvermijdelijk gelden — V.OOT 'deze Schriftgedeelten absoluut vernietigend zijn. Hoeveel bladzijden scheurt de Synode en passant dus wel uit den B ij bel, om dat écne te behouden".

Dit gaat een beetje op een kerkelijk „j'accuse" lijken.

Maar wat wel de deur toe doet is dit: „Ziet hier, mijne Heeren, wat ik u ter ernstige overweging aan-, bied. Moge uwe vergadering, meteen o n-voorwaardelijk prijsgeven van een zo.eken van eigen eer, macht, aanzien of. hoogheid, zich laten leiden d oi o r Waarheid en Recht".

Alzoo sprak Ds Vermeer uit Oudemirdum.

Had iemand 'het der Synode euvel mogen duiden, wanneer zij dit stuk om den vorm ter zijde had gelegd?

Niettemin is de Synode er op iiigegaan.

Ze is er evenwel niet diep op ingegaan.

Want de krasse termen bevatten helaas geen massieve argumenten.

Er wordt b.v. in dezen trant geredeneerd: „Door uw Synode is herhaaldelijk uitgesproken: „Het is hier geen kwestie van exegese, maar van geloof". Ondergeteekende meent evenwel, dat wat we naar de Schriften hebben te gelooven, nooit zonder exegese kan worden vastgesteld. Het constateeren: „dat staat er" is altijd een daad van exegese; het gelooven, dat er dat staat, een daad, van geloof".

Tegenover de uitspraak der Synode stelt de schrijver zijn meening. Hij doet dat zoo apodiktisch als het maar kan. Hij verklaart: zóó is het en daarmee uit.

Wat moet een Synode met zulk een redeneering aanvangen ?

Ontzenuwen ?

Maar er zijn geen argumenten!

College gaan geven over de verhouding tusschen exegese en geloof?

Maar dat ligt buiten haar bevoegdheid!

'Den raad geven om over te studeeren?

Maar die zou aeker in geen goede aarde vallen! Men kan de Synode wel verwijten, dat zij zich van bezwaarschriften als dit heeft afgemaakt, toen zij antwoordde: „lo'. dat de Synode in zijn schrijven geen enkel JDezwaar heeft gevonden, aan de Heilige Schrift en de Belijdenis ontleend, waaruit blijkt de onhoudbaarheid der beslissingen van de Synode; 2o. dat zijn schrijven haar geen aanleiding geeft nog eens terug te komen op wat in hare rapporten, beslissingen en „Open Brief" uitvoerig is uiteengezet", maar wij vragen: kon zij, zachtzinniger handelen ?

Die zachtzinnigheid is haar van den anderen kant ook weer kwalijk genomen.

Waarom, heeft men gezegd. Dr Geelkerken in een kerkelijke procedure betrokken en Ds Vermeer niet?

Maar dan vergeet men, dat de zaak van Dr Geelkerken door de mindere vergaderingen op de Synode is gebracht, terwijl Ds Vermeer zelf een bezwaar bij de Synode indiende.

Wanneer nu de Synode iemands bezwaar ongegrond heeft verklaard, moet zij beginnen me't te vertrouwen, dat hij dat bezwaar prijsgeeft.

Geeft hij het niet prijs, dan dwingen opirechtheid en eerlijkheid hem, dit ook kenbaar te maken. Daarmee treedt dan de zaak' een tweede stadium in.

Maar wie zwijgt, mag geacht worden zich van harte en ten volle te konfo^rmeeren.

Dat standpunt nam de Synode ook ten aanzien van Ds K. Spoelstra , in, wiens bezwaarschrift gelukkig de boven gewraakte arrogantie miste en wiens bezwaar ook eenigszins anders was genuanceerd.

Of echter de zachtzinnigheid der Synode op Ds Vermeer heeft uitgewerkt, wat gehoopt werd?

Een artikel j& n zijn hand in een blad, dat stelselmatig in schismatieke richting drijft, geeft daarop eeri ondubbelzinnig antwoord.

Het is geschreven in denzelfden stijl als het bezwaarschrift.

Daarin komen machtspreuken als deze voor:

„Assen heeft gekozen niet voor de Kerk, maar voor de se et e — een heillooze keuze."

Wat Assen gedaan heeft valt onder het oordeel: vleeschelijk. , , Sec, tarisme streelt 't vleeschelijk gemoed uitermate, ja, verlokt ook de , , geestelijken" op paden des vleesches".

„Zoo ergens dan is hier openbaar, hoe Assen door den niet te keeren drang harer eigen, casuistische, quantificeerende methode moest komen tot dingen, die als d i e p - o n w a a r d i g gedoe en gesol met 't-hei lig e moeten gebrandmerkt worden."

„Al zulk drijven werkt den dood, ja meer, onderstelt aireede de macht 'des doods. Eenvormigheid is de vloek van het sectarisch leven. Terwijl velerlei sectarisme nog dienstig kan wezen om een verstoord .evenwicht te herstellen, terwijl vele secten de kerk een onbetaalde rekening onder de aandacht plachten te brengen en daarin nog een zekere rechtvaardiging kunnen vinden, moet ook deze eer aan Assen als onverdiend onthouden worden."

Zoo wordt door een predikant onzer kerken openlijk de Synode van Assen gehoond!

Dat honen verraadt zeer zeker een ernstig gebrek aan liefde voor de kerk, welke hij dient en die in kerkelijk verband staat met de overige Gereformeerde Kerken.

Ernstig dient onderzocht of hierin niet een geest tot uiling komt, welke tegen den echt GereEormeerden geest zich verziet.

Het geval is thans in een stadium gekomen, dat men het niet kan laten passeeren.

Men heeft — tenzij er nog spoedig inkeer kome — zich hier voor te bereiden op droeve gebeurtenissen.

B e z w a a r s c h r i f t - D' r J. G. U b h i n k.

Uit den berg van bezwaarschriften kiezen we als laatste, dat van Dr J. G. Ubbink.

Het spitste zich toe-in het voo^rstel „dat de Synode eene commissie benoeme (liefst met uitsluiting van hen, wier zaak men onderzoeken wil; tol onderzoek - ^an de nieuwe strooming in ons kerkelijk leven, om in staat gesteld te worden, een rechtvaardig oordeel te oordeelen over déze algemeene zaak; en herstelle het geschokte vertrouwen tot op dien; ook herstelle zij tot op dien in zijn

eer en ambt eiken predikant, door de, actie tegen deze algemeene zaak getroffen".

Onzen indruk van dit bezwaarschrift kunnen wij wel weergeven in één enkel woord: verbazing.

Dr Ubbmk wilde, dat de Synode heel haar werk met één streep ongedaan zou maken.

Zoo'n voorstel zou natuurlijk alleen aannemelijk kunnen zijn, indieai met kracht van bewijzen kon worden aangetoond, dat de Synode zich op-een dwaalweg bevond.

Maar juist van klemmende motieven was er in deze lijvige missive geen sprake.

Het voorname motief van Dr Ubbink was hierin gelegen, dat hij een andere methode dan die, welke de Synode volgde, preferabel achtte.

iVlen moest, hierop' komt zijn bezwaar neer, van het algemeene afdalen tof het bijzondere en niet in het bijzondere zijn uitgangspunt nemen.

Daarmee zou echter een weg zijn betreden, waarop' de kerk nog nooit een voe-tstap heeft gezet.

Neem welke dwaling, waarvan de dogmageschiedenis spreekt, gij ook wilt, nooit heeft de kerk het 'standpunt ingenomen: daar zit een nieuwe strooming achter, wij zullen met de konkrete uitspraken, waarin de dwaling aan het licht treedt, geen rekening houden, maar wij zullen een onderzoek instellen naar den algemeenen achtergrond.

Als de kerk opi die wijze ware te werk gegaan, zou zij nooit tot eenige dogmatische beslissing zijn gekomen.

Want zij zou zoolang naar den achtergrond hebben gezocht totdat de dwaling op den voorgrond stond en niet meer uit de kerk kon worden geweerd.

Het is _er mee, - als wanneer een generaal het ieger verbood o^m de enkele aanvallen van den vijand af te slaan, maar zijn soldaten bevel gaf te wachten tot het algemeene veldplan hem in handen was gekomen.

Van dat veldplan zou hij dan wellicht kennis krijgen als hij na kapitulatie de tent van den generalen staf van het vijandelijke leger werd binnengeleid.

Neen, 't is juist de kunst om uit die direkte aanvallen het veldplan met zekerheid af te leiden.

Zoo staat het ook in den geestelijken krijg, welke om Schrift en Belijdenis werd gevoerd.

Men stelle zich voor, dat onze vaderen hadden besloten: met die enlcele uitlatingen van Arminius en consorten bemoeien wij ons niet. Daarin wordt een nieuwe stroioming openbaar.-Naar die strooming zullen wij eens een heel precies onderzoek instellen.

Dan ware het aan het begin der zeventiende eeuw met onze kerken gedaan geweest.

Doch zij hebben het Remonstrantisme beoordeeld naar konkrete gegevens.

Trouwens, Prof. Honig wees er in zijn uitnemend rapport op: „de Kerken plegen concrete onderwerpen en' zaken aan de orde te stellen en daartoe behoort dit onderzoek niet".

De kerkeraad van Dr Ubbink voelde instinktief, dat het met het voorstel van zijn pastor niet in den haak was en berichtte de Synode, dat hij er zich in geen enkel opzicht mede voor aansprakelijk wilde stellen. *

Natuurlijk blijft het het recht van Dr Ubbink, ja sterker, is het de plicht van aJlen, oan, zoo-er in de kerk richtingen naar voren treden, het karakter daarvan op te sporen.

Alleen maar, dat is niet het werk van de Synode. Die heeft Schrift en belijdenis tegen elke dwaling, op welke wijze zij zich uit, te verdedigen.

Kon Dr Ubbink echter ons oriënteeren aangaande de nieuwe strooming — misschien zou hij aldra moeten spreken van stroomingen — men zou er in onze kerken algemeen mst groofe belangstelling kennis van nemen.

Wij hebben over dit onderwerp meermalen terloops geschreven.

Terloops, omdat het ons voorkomt, dat wat zich als „nieuwe strooming" aandient, geen eenheid vormt.

Er zijn nieuwe Tendenzen, welke wij van harte toejuichen.

Er zijn ook nieuwe symptomen, welke ons met zorg vervullen.

deformato-Naast reformatorische ontwaren wij rische strevingen.

Wij hebben naar ons vermogen de eerste aangemoedigd en tegen de laatste gewaarschuwd.

Maar een samenhangend beeld van de laatste - -wij komen er open voor uit — hebben wij nog niet op de gevoelige plaat kunnen krijgen.

Misschien heeft Dr Ubbink een nog gevoeliger plaat.

Kon hij zulk een samenhangend beeld wel geven, wij zouden hem onzen dank niet onthouden.

-^ De schismatieke vogelaar.

Op het schismatiek convent floot de sohismatieke vogelaar zijn zoetste vooizekens.

„Alle man, die in de Gereformeerde Kerken ontevreden zijt, voegt u bij' ons, want bij ons vindt gij, wat gij begeert", dat is de grondtoon van de cl aar geproklameerde beginselverklaring.

Hebt gij te . klagen over een tekort aan mystiek in de Gereformeerde' Kerken, komt dan Inj ons. Want „de conferentie 'is van oordeel, dat met name in de .laatste jaren een bedenkelijke achteruitgang en veruitwendiging van het 'geestelijk leven in den kring der Gereformeerde Kerken viel te constateeren, waaraan wij allen voor God schuld dragen. Mede daardoor zijn velen vervreemd van een kerkgemeenschap, die voeding en leiding had behooren te geven aari hun geloofsleven. Zeer velen vonden ook binnen haar met name geen bevrediging voor de rechtmatige behoefte van 'hun hart aan persoonlijke toepassing der Goddelijke waarheid."

Als dat laatste zinnetje het niet doet bij het eenvoudige vrome volk, dan doet niets het, zal de vogelaar hebben overlegd.

Daardoor vang ik de meer mystieke vogels wel. Maar hij heeft nog een 'ander wijsje.

Hebt gij te klagen over een tekort aan k u 11 u u r-w aar de er ing in de Gereformeerde Kerken, b.v. over miskenning van de toon eel kunst, haast u dan tOit ons. Immers „de conferentie is eveneens overtuigd, dat anderen, die meer in het bijzonder vroegen naar bezinning omtrent de beteekenis van het Gereformeerd beginsel en naar de toepassing daarvan in het loven van d, en tegenwQiordigen tijd op' onderscheiden gebied, in den eigen kring hunner kerken niet het vertrouwen en begrijpen ontmoetten, dat hun toch naar den eisch eener Christelijke gemeenschap had behooren geschonken te worden."

Als deze zinsnede niet handig iir mekaar is gezet, zoodat de meer naar buiten gekeerden er van kunnen maken wat hen streelt, dan weet ik het niet. meer, zal ^e vogelaar hebben bedacht.

Daarop komen vast de vrijere vogels aanvliegen.

En zijn er dan nog, die ons niet vertrouwen, omdat wij door Assen zijn veroordeeld, wijl door ons het gezag van de Schrift werd aangerand, ook voor hen fabriceer ik wel een wijsje, aldus zet de vogelaar zijn gedachten voort. Vroeger heb ik wel gezongen op de klaaglijkste tonen, welke uit mijn keel wilden komen, dat het tO'Ch zoo'n miniem beetje te be teekenen had, waarom Dr Geelkerken werd afgezet, dat er bij ons geen geloofsbezwaren bestonden om de te Aseen geliuldigde opvatting te aanvaarden, mits maar de mogelijkheid , yan een andere opvatting werd vrijgegeven. Doch dat liedje pakt niet genoeg, 'k Zal het anders probeeren. Wat ik vroeger een kleinigheid noemde, zal ik nu bedichten als iets van centenaarsgewicht. Ik keer eenvoudig de rollen om. Ik geef ons uit voor onverdacht rechtzinnigen en brandmerk de Geretormeerde Kerken als schuldig aan Schriftaanranding. Luister e-ens, hoe dit klinkt: „Zij (n.l. de conferentie) acht.dit (n.l. hereeniging met de Gere-Icrmeerde Kerken) alleen mogelijk, indien de Gereformeerde Kerken in Nederland onvoorwaardelijk buigen voor het volstrekte gezag van Gods Woord en dus terügkeeren tot ongerepte trouw aan de Drie Formulieren van Eenigheid en onverzwakte handliaving der geldende Kerkenordening". Als daarop de menschen van , , de leer", anders door mij gaarne bij de' Farizeeërs vergeleken, niet komen aanfladderen, dan ben ik geen vogelaar meer.

De beginselverklaring vaai het Schismatiek Convent is listig opgesteld.

Slangenvoorzichtigheid zit er genoeg in. Maar zijn de misleidende voorstellingen, welke zij' gaf, niet in-droevig?

Stuit dat poseeren van: wij zijn de , , zuiveren", wij zijn de „mystieken", wij z'ij'n de „kultuurmenschen", nie1 tegen de borst?

Zeker, zekere geestelijke inzinking in onze kerken is onmiskenbaar. Maar is daartegen niet gewaarschuwd door tal van anderen dan die thans

in schisma zijn uitgetrokken? Werden de thans schismatieken, als zij opkwamen voor verdieping van het geestelijk leven, in onze kerken door iemand gehinderd? '

Verder zullen we dit maar niet Mystiek is een teere zaaik. ontleden.

Een vergelijking tusscheu de mystiek, zoioals die in de kringen, welke thans het schisma vormen en gelijk die in de breede lagen van ons Gereformeerde volk gevonden wordt, zullen wij opi het oogenblik althans niet trekken.

' .Maar reden om te poseeren als de' „mystieken" hebben de schismatieken zeiker niet.

Evenmin past het hun het mono'polie van orthodoxie en kultuurwaardeering voor zich op te eischen.

Het lust ons echter niet op dat alles in te gaan. Het gefluit zal den vogelaar niet baten.

Enkelen moge hij verschalken, maar ons Geretormeerde volk voelt over het algemeen te fijn.

Reeds nu hoort men van alle kanten uitingen van verontwaardiging over de beginselverklaring van het Schismatieke. Convent.

Vooral dat reclame-maken met de godzaligheid wekt rechtmatige ergernis.

Ingezonden stukken, welke aan dat gevoel lucht ge\'en, kunnen wij onmogelijk een plaats geven.

Maar om onzen goeden wil te toonen, zullen wij er een opnemen.

Het is van de echtgenoote van een predikant in een onzer groote stadskerken en betreft ee^n lezing, door een 'der schismatieke predikanten in Ro'tterdam gehouden, welke in „De Rofterdammer" „verslagen" werd en waarin dezelfde ' gedachte van de beginselverklaring• breeder wordt uitgewerkt.

Zij schrijft dan:

Indien dat verslag juist is, dan heeft Ds v. d. Brink o.a. gezegd: „Dat in de Geref. Kerken algemeen geklaagd wordt over inzinking van het geestelijk leven.

Een dor intellectiialisnie heeft allengs de overhand aeki-egen. Het spreken over rten verborgen omgang met God wordt uitgemaakt voor valsclie mystiek.. De leiders zijn almeer bevangen door een geest van letterknechterij en 'elke opwaking van geestelijk leven wonlt met alle geweld ueevgedrUi^t." \

Met groote verbazing heb ik deze woorden gelezen on ik zou willen vragen: Durft Ds v. d. iTr. dat volhouden? Staat hij nu reeds zóóver van ons af, dat hij tot verdachtmaking zijn toevlucht moet nemen? Ds V. d. Br. weet zélf zeer wel, dat de klacht over inzinking van geestelijk leven niet alleen in de Geref. kerken maar ook elders gehoord wordt. Die klacht is alg'Omeen. En wat hij verder zegt van dor intellectualisme, mijnheer de redacteur, ik ben ongeveer van denzelfden leeftijd als Ds v. d. Brink, maar ik kan u eerlijk zeggen, dat ik van een heerschend intellectualisme nog nooit iets gespeurd heb. Mijn woonplaats is in een groote stad, waar ik jaren lang in de gelegenheid was, niet alleen mijn eigen man, maar ook al diens collega's en vSle predikanten van elders te hooren, maar altijd werd nadruk gelegd op het persoonlijk geestelijk leven en op de noodzakelijkheid van den verborgen omgang met God. En dan zou die verborgen omgang worden uitgemaakt voor valscbe mystiek? Ds v. d. Brink weet zelf zeer goed dat hij (indien het verslag juist is) hier een grove onjuistheid verkondigt. Laat hij dan namen noemen! En waren dat echt-Gereformecrdei teilen onzer kerk met een frisch gezond geloofsleven? Natuurlijk wordt er in de Geref. kerken tegen het valsche mysticisme gewaarschuwd, evenzoogoed als tegen het dorce intellectualisme en het werkheilige practicisme. Dr Kuyper's drie kleine vossen zijn nog niet vergeten. Welke echt gereformeerde broeder of zuster zal nu toch bet werk des Heiligen Geestes in de harten dor geloovigen loochenen? Is het niet ons dagehjksch gebed, dat de HeUige Geest meer en meer in ons doorwerke? Nu Ds v. d. Brink het kerkverband verlaten lieeft, schijnt hij alles wat daarbinnen leeft en 'werkt door een verkeerden bril te beschouwen.

In al de jaren, dat hij in het verband leefde, is hij, voorzopver niij bekend is, nooit opgekomen tegen zulk een opvatting van zijn collega's en gemeenteleden (dat de verborgen omgang met God valsche mystiek zou zijn) en dat was dan toch toen zijn heilige ambtsplicht geweest. Dat hij het n u doet, lijkt mij daarom een insinuatie, door bitterheid ipgegeven. Evenals dat woord „letterknechterij" dat in den laatsten tijd zooveel opgeld doet, maar dat ons niet ischaden kan, als het onze zielsbogeerte is, om naaiden Woordê Gods in oprechtheid te leven'

Mijnheer de Redacteur, dit moest mij even van het hart, om der wille van de waajïieid. Ik kan tegenover zulke valsche voorstellingen niet zwijgen.

Een p r e d i k a n t s V r o u w.

Deze: predikantsvrO'UW make zich echter niet ongerast.

Zij zullen het niet hebben ons trouwe Gereloameerde volk.

P. S. Dit stuk bleef van het vorig nummer over-; staan.

-s Het vonnis van Prof. Haitjema.

i H. .

Niet dadelijk hebben wij op. het verslag van Prof. Haitjema's referaat gereageerd.

Het verslag was zóó duister en verward, dat wij het haast niet mogelijk-achtten, dat het het door den Groninger hoogleeraar gesprokene juist, zij het dan ook in resumptie, zon weergeven.

To'Cn hij in de pers van verschillende kanten werd aangevallen^^ namen wij een afwachtende houding aan om te zien of Prof. Haitjema het verslag ook zou wraken.

Dit duurde echter wel wat laarg.

Ter wille van de aktualiteit konden wij de bespreking niet langer uitstellen.

Toch maakten wij voorzichtigheidshalve nog slechts een voorloop ige opmerking, ' welke alleen de keuze van het onderwerp en niet het verslag betrof.

En ziet nauw hadden we dit geplaatst of wij vernamen, dat het referaat volledig was afgedrukt in „Ons eigen Vaandel".

Het desbetreffende nummer was ons nog niet in handen en daarom vervolgden wij de vorige week onze reeks artikelen hierover niet.

Ook nu is het nog niet in ons bezit.

We zullen onze behandeling daarom wel moeten opschorten tot na de Synode.

Alleen lazen wij in „De Nederlander" van Zaterdag j.l. een breed citaat.

Daarin kwam een passage voor, welke ons ook in het verslag had getroffen. Op dit punt bestaat er tusschen referaat en verslag geen verschil.

be­ Het toont, hoe „gezocht" Prof. Haitjema's toog op dit punt was.

In het verslag streepten wij meer van zulke staaltjes aan.

Wij willen echter ons oordeel hierover opschorten tof het referaat in zijn geheel voor ons ligt.

Dan kan pas worden nagegaan, of het een generale fout van Prof. Haitjema is.

De passus, welken wij thans op' het oog hebben, is deze:

„De woorden van de H. Schrift zijn gezaghebbende woorden Gods, die wij voor „waarachtig" hebben te houden (Heid. Cat. vr. en antw. 21). En , , waarachtig" is sterker dan „waar". Waarachtig wil zeggen: dat het diepste van onze persoonlijlfhcid, dat wij zelf, geheel, tof gehoorzaamheid en geloof opgeroepen worden.""

28 Het behoeft geen opzettelijke verzekering, dat wij het hierover met hem eens zijn, dat de woorden van de H. Schrift gezaghebbende woorden < iods zijn, die wij VOOT „waarachtig" hebben te houden. ' f

Maar geheel willekeurig is de beteekenis, welke hij aan „waarachtig" geeft.

Hij schijnt die beteekenis noodig te hebben om een tegenstelling te scheppen tusschen voor „waar' houden en voor ^, waarachtig" houden.

Welken kant hij daarmee uit wil, laat zich bevroeden, doch interesseert ons op dit oogenblik niet.

Het gaat hier over zijn wijze van argumenteeren.

Heeft „waarachtig" in den Catechismus inderdaad den welomschreven zin: „dat het diepste van onze persoonlijkheid, da, t wij z: elf, geheel, tot gehoorzaamheid en geloof opgeroepen worden"?

Ook niet-gestudeerden kunnen beter weten.

in het antwoord op de 15de vraag wordt gezegd, dat wij een Middelaar noodig hebben, die w a a r-a c h t i g en rechtvaardig mensch en ook tegelijk waarachtig God is. En hoe waarachtig hier verstaan moet worden, blijkt wel uit wat er onmiddellijk op volgt. Eerst wordt er gevraagd: Waar-' om moet Hij waarachtig en rechtvaardig mensch zijn'? Volgens Prof. Haitjema's redeneering had het antwoord hierop in dezer voege behooren te luiden; omdat Hij het diepst van onze persoonlijkheid tot gehoorzaamheid en geloof oproept. Maar de' Catechismus zegt: omdat de rechtvaardigheid Gods vorderde, dat de menschelijke natuur, die gezondigd had, voor de zonde betaalde, m.a.w. "dat Hij een echt mensch zou zijn, de menschelijke natuur niet in schijn, doch in werkelijlvheid, ten volle deelachtig.

Die beteekenis draagt „waarachtig" ook in vraag 17, 18, het antwoord 9P vraag 25, 35, 47 enz. In het antwoord op vraag 35 wordt „waarachtig" en „waar" door elkander gebruikt. Hier toch is spraks van den Zoon Gods, die waarachtig en eeuwig God is en blijft en die de ware menschehjke. natuur heeft aangenomen, opdat Hij ook het ware zaad Davids zij.

in nog eigenaardiger licht komt die argumentatie te staan, wanneer men de (oude) Duitsche Heid'elbergsche Catechismus op' slaat. Daar leest men: "dardurch ich alles für war halte, was uns Goft in seinem wort bat offenbaret". Hier woTdt eenvoudig gesproken van: voor waar houden.

Raadpleegt men daarenboven nog deri Latijnschen tekst, dan ziet men, hoe daarin noch het woord „waar", noch , , waarachtig" voorkomt. Het • heet daar: qua firmiter assentior, d.i. waardoor ik vastelijk toestem.

Heel die idee, welke Prof. Haitjema aan het gebruik van „waarachtig" in den Catechismus wil toedichten, is alzoo uit de lucht gegrepen.

Hoe hij er dan toe komt?

Misschien, omdat door de dogmatici , , veracitas", „waarachtigheid" vaak als technische term is gebezigd voor de „Veritas ethica", de „ethische waarheid".

Maar indien dit zoo is, dan gaat het toch niet aan de wetenschappelijke beteekenis van een woord op te dringen aan het dagelijksch spraakgebraik!

Een man van de wetenschappelijke standing van Prof. Haitjema moest zich toch voor zulke , .ongelukjes" wachten.

Natuurlijk bestaat er een essentieel, principieel verschil tusschen het „voor waar houden" v'an het zaligmakend en van het historisch geloof.

Doch dat heeft met het gebruik van het woord „waarachtig" niemendal te maken.

Wij kunnen ons niet onttrekken aan den indruk, dat Prof. Haitjema geen argument had en daarom een argument zocht.

En „gezochte" argumenten breken altijd leelijk op.

Het verslag deed ons vermoeden, dat het heele betoog van Prof. Haitjema aan „gezochtheid" leed, wat trouwens o.i. ook het gebrek is van zijn 'inaugureele rede „De norm der waarheid".

Wij hopen echter, dat lezing van het referaat zelf ons tot een andere konklusie brengt.

-^ De leDendarische Bavinck.

Dr Koppcnaal, die de „N. R. Ct." gelukkig maakt met epistels tegen de Gereformeerde Kerken, 'komt daarin weer eens voor den dag met een soort klandestienen Bavinck.

Bavinck zou in vertrouwelijke gesprekken over Gen .1 dit gezegd hebben en over Gen. 2 en 3 dat.

Reeds vroeger waarschuwden wij tegen het gevaar van Bavinck-legenden.

Ons volk weet wel wat ze waard zijn.

Het pogen is doorzichtig.

Men herinnere zich, hoe men het nog kortgeleden heeft voorgesteld, dat Kuyper o-p' het laatst van zijn leven een voorstander zou zijn geworden van de dwaling der wederherstelling aller dingen.

Ook Bavinck is een dankbaar obj> ekt voor legendenvormiug.

Eenige jaren geleden hebben we daarvan een psychologische verklaring gegeven.

M en boude zich b ij Bavinck aan z ij n geschriften, welke liij nooit heeft verloochend.

-s KuyperbiWiografie.

ïot ons genoegen zagen wij, hoe Ds'J. C. Rullmann in het „Gereformeerd. Jongelingsblad" zijn Kuyper-bibliografie voortzet.

Indertijd verscheen ze, gelijk bekend, in ons blad on werd door vele lezers terecht zeer gewaardeerd.

Waar deze artikelenreeks echter reeds enkele jaren liep en het niet berekend kon worden hoeveel jaren ze nog duren zou, kon onze Redaktie wegens chronisch ruimte-gebrek in ons blad geregelde plaatsing bezwaarlijk waarborgen.

Het laat zicll daarom verstaan en billijken, dat Ds Rullmann liever omzag naar een periodiek, waarin zijn bibliografie wèl geregeld 'kon worden opgenomen.

Wij verheugen er ons in, dat hij die gevonden heeft.

Ons „Jongelingsblad" wordt er te aantrekkelijker door.

Worde het Ds R. gegeven dien even belangrijken als omvangrijken arbeid te voltooien.

^= RUke flaflen.

Rijke dagen hee: ^t de Yrije Universiteit doorleefd.

De cyclus werd geopend door de rede van den aftredenden Rector, Prof. Dr F. W. Grosheide, waaruit duidelijk bleek, hoe het interne bestuur der Universiteit bij hem in veilige handen had berust.

Daarop volgden de inaugureele oratie van den buitengewonen hoogleeraar in de paedagogiek. Dr J. Waterink, over , , Berekening of Constructie" en die van den nieuwen gewonen hoogleeraar in de Rechtswetenschap, Dr H. Dooyeweerd, over „De beteekenis der wetsidee voor rechtswetenschap en rcchtsphilosophie", twee redevoeringen, welke op hoog wetenschappelijk peil stonden en tevens een uitgesproken principieel karakter droegen. Aan den vooravond van den Dies natalis ging •'Ds Douma van Den Haag in de Gebedsure voor en zijn inleiding tot het gebed kenmerkte zich door ernst, frischheid en élan, wat het gehoor, dat talrijker was dan gewoonlijk, blijkbaar ook van hem verwachtte.

Den volgenden dag hield de nieuwe rector. Dr A. Goslinga een ma.ssieve rede over , , De beteekenis der omwenteling van 1795", welke eveneens door de Calvinistische levens-en wereldbeschouwing werd Ijeheerscht.

Deze week maa.kte Dr Vollenhoven als gewoon hoogleeraar in de filosofie zijn entree met een oratie over: „Logos en Ratio in de geschiedenis der Westersche kentheorie", welke zoowel in wetenschappelijk als in principieel opzicht met de voorafgaande oraties schoon harmoniëerde.

Onze Universiteit werd verrijkt met drie jonge veelbelovende krachten.

Ook de studenten vloeiden haar weer toe.

Sinds de inschrijving van den vorigen cursus vermeerderde het getal theologische studenten met 44, dat der juridische mei 14, der litterarische met 11. der medische met 5, der wis-en natuurkundige met 1.

Beantwoorde ons Gereformeerde volk zooveel weldaden Gods met innigen dank en vurige liefde.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

Synode-Indrukken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 oktober 1926

De Reformatie | 8 Pagina's