GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET JAAR 1929.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET JAAR 1929.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Toekomst!

Indien „De Maasbode" gelijk had, zouden wij dit woord voortaan weigeren te gebruiken.

Dit blad schrijft in een hoofdartikel: „Alleen reeds in den klank van het Nederlandsche woord beluisteren wij een menschelijke aanrnatiging. Het Fransche woord „avenir", wat komen zal, laat althans aard on verschijning van het komende in het duister. Doch in het Nederlandsche woord zit J iets als het opeischen van een recht, alsof wij niet alleen hopen, dat een toekomst ons beschoren zal zijn, ons toekomen zal, doch alsof wat geschieden zal ons ook toekomt, als het voldoen eener vordering".

Deze gedachte is bepaald nieuw. .A.lhcht zal zij door sommigen ook voor „frisch" worden versleten.

Een kleinigheid ontbreekt er echter aan: ze is niet juist. En wat niet op juistheid aanspraak kan maken, wordt door ons zelfs als onlrisch gevoeld.

Ware zij juist, dan behoorde dit woord onverwijld uit het calvinistisch v/oordenboek te worden geschrapt.

Want krachtiger nog "dan de Roomsclie belijdt de Calvinist, dat de mensch tegenover Hem, die de jaren ons beschikt, over „rechten" moet zwijgen.

Doch de bijbelvaste christen kent dit woord zonder humanistischen bijsmaak.

Hij weet het, dat in de Schrift „toekomst" meestal slaat op de weiderkomst van den Heere Jezus, om te oordeelen de levenden en de dooden.

Die toekomst zal het recht Gods uitbrengen.

Het recht van den sterkste, het revolutionaire recht van den mensch zal dan als onrecht openbaar worden.

Aan die toekomst moet alle toekomst worden gemeten.

Ook die van het jaar 1930. Wij hebben het pas ontsloten jaar te doorleven met het oog op den rechterstoel in de wolken gericht.

Ook het verleden, ook 1929, hebben wij daarnaar te beoordeelen. Want alle verleden was eens toekomst.

En dit moet onze herdenking van een voorbijen jaarkring beheerschen: hoe zal de Koning der Eeuwen daarover eenmaal richten!

Ook zij, die met onzen Catechismus uit het diepst van htm ziel belijden, dat loof en gras, regen en droogte, vruchtbare en onvruchtbare jaren, spijze en drank, gezondheid en krankheid, rijkdom en armoede, niet bij geval, maar van Gods vaderlijke hand ons toekomen, zullen het recht Gods en niet het recht van den menscli over 1929 laten vonnissen.

Daarom gaan wij den man van „De Maasbode" voorbij.

Zelfs een vluchtig raadplegen van Franck's „Etymologisch Woordenboek der 'Nederlandsche taal" zou hem voor zulk een slip of the pen hebben gevrijwaard.

Geeft den Heere ook over het jaar, dat verstierf eer en sterkte, geeft den Heere de eer Zijns Naams!

Maar bekent gij uw schuld, gij geslachten der volken.

Daar rust op 1929 een ontzaglijke schuld. Het is generaal beoordeeld een zwak, een bloedarm, een slap jaar geweest.

Wie een grammofoon rijk is heeft op den Oudejaarsavond stellig Tom Denijs laten zingen: Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen.

Wat een eigenaardig timbre lag er in da.t „schaduw".

Het spiegelde aarzeling, weifeling, het ongrijpbare en het gevarieerde.

Inderdaad is er even sterke variatie in de jaarschaduwen als in de schaduw der boomen.

Welk een kontrast tusschen de massale sdiaduw van een ouden beuk en de spichtige van een populier!

Was de schaduw van 1929 niet gelijk aan die van een eenzame struik?

Toch is zij heengevlogen.

Maar uitzonderingen daargelaten, laat zij weinig herinnering achter.

, Zij heeft door haar koelte niet verkwikt.

Zij heeft door haar beschutting niet tot energie geprikkeld.

'Gedurende vele jaren uit den laatsten tijd heeft de menschheid energie verspild.

Nu heeft zij nauwelijks noemenswaarde energie ontwikkeld.

Energieloos, zoo moet 1929 worden aangeschreven.

En... de jaren liggen voor onze rekening!

Om ergens te beginnen, begiimen we bij de politiek in ons vaderland.

Politiek moge een vullen kant hebben, maar zij is welbeschouwd een heilige zaak.

Hoe werd ze echter in 1929 ontheiligd!

Wij zijn achteruitgegaan!

En dan doelen we niet het allereerst op het verkiezingscijfer, maar op de veranderde politieke konstellatie.

Het ministerie-De Geer behoorde ook al niet tot de sterken. Het heette in de wandeling extra-parlementair. Maar men was het er in het begin van het vorige jaar over eens, dat dit niet zoo kon blijven. Hoopvolle tonen gaven te verstaan, dat er weer een rechtsch kabinet zou kunnen worden gevormd. Er was gegronde reden om aan te nemen, dat de rechtsche partijen weer zouden samenwerken. De uitslag der verkiezingen stelde haar daartoe ook in staat. Maar de Christelijk-Historischen sloegen een kink in den kabel der levende verwachting. Zij lieten de lijn van Lohman los om die te grijpen Yan Snoeck Henkemans. Men zegt, dat Lohman reeds voorzien had, dat het daartoe eens zou komen. Hij is weggenomen vóór den dag des kwaads. De Christelijk-Historischen willen wel samenwerking. Leg hun dat niet ten last© of „De Nederlander" wordt boos. Zij begeerden wel samen­ werking, o zeker. Maar dan op goed geloof. Op het eerlijke gezicht. Op avontuur. Maar niet naar vast akkoord. Niet op een in hoofdlijnen bindend werkprogram. Zoo werden zij eigenlijk Christelijk onhistorischen. Zulk een samenwerking mag men zelfs van oppositie-partijen verwachten. Die leggen van te voren wel geen platonische sympathie-varklaring af. Maar als ze in hun oppositie loyaal zijn, zullen ze elk wetsontwerp naar zijn waarde ])eoordeelen en als het aan hun wenschen tegemoeffcomt, stemmen ze natuurlijk vóór. Het verschil tusschen samenwerkende en oppositie-partij zou door de taktiek van de Christelijk-Historischen dus nagenoeg zijn opgeheven. Ware men op' hun voorslag ingegaan, dan zou Be toestand nog treuriger geweest zijn dan op het oogenblik. We zouden dan een Rechtsch Ministerie hebben gehad, dat één bepaalde partij naar de oogen had te zien, dat aan haar genade of ongenade was overgeleverd. We hadden gekregen een diktatuur van de Christelijk-Historischen, of wil men, een'diktatuur-Snoeck Henkemans. Zoo waren we bij een soort Nederlandsch fascisme beland.

In hoever hierachter opzet school en inhoever de dwang der omstandigheden zich hier Het gelden, , kan moeilijk \vorden bepaald. Dit staat wel vast, dat de Christelijk-Historischen als partij zwak staan. Op meer dan één wijze trad in 1929 hun innerlijke verdeeldheid aan het licht. Mogelijk konden zij ook daardoor geen vaste verbintenis aangaan. Soms vraagt men zich af, of de Christelijk-Historische Partij niet met kunst en vliegwerk bij elkander wordt gehouden. Dat eenige voorname leidende per-•soonlijkhoden zich aan „De Nederlander" onttrokken, dient .als een symptoom van verzwakking te worden beschouwd. Misschien is deze partij wel een der slapste van de ik-weet-niet-hoeveel partijen in ons land.

Zoo hebben we dan nu weer een extra-parlementair Ministerie, maar dan naar 'het heet vaii' Rechtsche signatuur. Al te veel beteeken t die signatuur niet. De Roomsehen zijn de eenigen, waarop het kan rekenen. Maar de Anti-revolutionairen hebbeo de noodige reserves gemaakt.

Daarom ligt het parlementarisme in onmacht. Of het daaruit nog zal worden bijgebracht? .Niemand, die het voorspellen kan. In elk geval is er voor 1930. geen verwachting.

Zullen we onszelf van schuld vrijpleiten?

Dan zouden we schuld op schuld stapelen.

Ook onze Anti-revolutionaire partij heeft betere dagen gekend. , Een zekere slapheid valt ook bij haar waar te nemen. Wij zijn volstrekt niet aangegrepen door malkontentisme. Wij brengen gaarne onze hulde aan onzen leider, die met zeldzame zelfopoffering en toewijding zich voor de partij geeft. We hebben allen lof voor de activiteit van het Kuyperhuis en zooveel meer. Het goede zien we niet voorbij.

Dat neemt niet weg, dat volgens ons de Anti-revolutionaire partij er wat bleekjes uitziet.

Waaraan ligt dat?

Wij gelooven, dat zij zich te zeer beweegt in den kring van het onmiddellijk bereikbare.

In dat opzicht kunnen we van 3© Kersten-pai-tij, welke we overigens voor een politieke uitwas houden, wei wat leeren.

We kunnen vooral van haar leeren, hoe het niet moet.

Doch ook wel een beetje, hoe lief wel moet.

We moeten meer in en buiten het parlement onze beginselen er in hameren, afgedacht daarvan, of er binnenkort eenig succes mee te behalen valt.

Dat was de kracht van Groen, de kracht ook van Kuyper in zijn eerste optreden.

Er kon schier niet aan worden gedacht, dat zij eens zouden bereiken, wat thans is verwerkelijkt.

Maar zij worstelden alleen met den zwemgordel der beginselen tegen de politieke branding.

Een paar punten, die niet zoo dadelijk in vervulling zullen gaan, o.a. de doodstraf, hebben we nog wel op ons program van aktie.

Maar de afstand tusschen ons program van beginselen en ons program van aktie is over het algemeen te groot.

We moeten meer opkomen voor het heilige politieke moeten, al lijkt het kunnen ook onmogelijk.

En dat niet, om tegen de Kersten-partij op te bieden.

Doch omdat we niet anders mogen.

Stellig zijn de Kerstenianen voorzichtiger in hun geslacht dan wij. Zelfs valt zekere sluwheid, welke wij niet begeeren, bij hen niet te loochenen. Als „De Banier" dit leest, zal hij wel gaan kermen. 'L!aat hij kermen. Hij zal mogelijk gaan vóór-verduisteren, want voorlichten heeft hij nimmer gedaan. Hij heeft slechts het parool uit: groot zijn de Kerstens tier Rotterdammeren.

Toch hebben zij den moed onrealiseerbare ideeën voor te staan.

Precies als de sociaal-demokraten 'en de kommunisten.

Dat wekt enthousiasme.

Nu zijn onze beginselen heel anders dan die ideeën.

Ze zijn geen fantasieën.

Ze dragen 3e werkelijkheid in den knop.

Maar we moeten er toch voor op durven komen, ook in onze aktie, al ligt de verwezenlijking in onberekenbaar ver verschiet.

Inzonderheid de beginselen omtrent het sociale probleem moeten met de macht van een grootsche konceptie aan de orde worden gesteld. Zij moeten ingedacht en uitgewerkt. Ze moeten gepropageerd en bezieling wekken.

De sociale kwestie is thans de kwestie.

Daarnaast staan vele andere. Waarom niet opiaieuw op organisch kiesrecht aangestuurd ? De kans daarvoor verkeken? Neen, verkeken niet De omstandigheden zijn hoogst ongunstig. Toegestemd. Maar dat mag niet afschrikken. Als we pverïuigd zijn, dat het moet, moeten we het ook willen. Energiek willen. Anders komen we het algemeene verschijnsel der slapheid, dat zich ook bij ons voordoet, niet te boven.

Daarom richt weder op de trage handen en de slappe knieën.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

HET JAAR 1929.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's