GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De lastering van den Naam

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De lastering van den Naam

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Doch Jezus, kennende hun gedachten, zeide tot hen: En indien Ik door Beëlzebul de duivelen uitwerp, door wien werpen ze dan uw zonen uit? Daarom zullen die uw rechters zijn. Maar indien Ik door den Geest Gods de duivelen uitwerp, zoo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekomen". Mattheüs 12 : 25a, 27, 28.

(III)

Christus doorziet het hart van zijn vijanden, die het enthousiasme der scharen over de genezing van den invalide, dankbaar naast Hem staande, trachten te doorbreken met het giftige, cynische woord: „deze werpt de duivelen niet uit dan door Beëlzebul, den overste der duivelen". Daar komt de zonde met opgeheven hand in openbaar.

En met het zwaard des Geestes ontmaskert de Zoon des menschen deze infame bestrijding. Hij wijst hun fluistercampagne aan als laster. En lasteren is altijd een kwestie van n i e t - w i 11 e n, niet van n i e t-weten. Hier wordt de hand opgeheven in het zondigen; hier zijn harten, welke in boozen opzet zich sluiten voor het licht der Messiaansche genade, de heerlijkheid van den NAAM, den Verbondsnaam „de HEERE".

De inferieure, vijandige praat der Schriftgeleerden is zóó doorzichtig, dat wie even nadenkt, onmiddellijk de willens-en-wetens-uitgesproken ongerijmdheid moet zien. Stellen zij het niet voor, alsof Jezus in complot met den duivel staat? Maar dat komt toch hierop neer, dat de duivel een compagnon gezocht heeft om zijn eigen handlanger — een anderen duivel — uit te werpen!

Wat is deze vuilspuiting in feite oerdom! De Schriftgeleerden hebben daarmee een mes gehanteerd, waarmee zij zichzelf in het lichaam snijden. Want de Heiland stelt hun de sabelscherpe vraag, welke verklaring zij dan geven voor de duiveluitwerpingen, welke door „uw zonen" verricht worden. „Uw zonen", d.w.z. zij, die tot uw groep; uw „partij" behooren. In de kringen der Overpriesters en Schriftgeleerden waren er z.g. exorcisten of duivelbezweerders, die door amuletten, kruiden, besprengingen, samen met bezweringsformules, booze geesten meenden te kunnen uitdrijven, of bezetenheid te voorkomen. Welnu, zegt Christus, als uw stelling waar is, dat Ik dit wonder van duivelbanning verricht zou hebben door de kracht van een oppersten duivel — durft gij dan ook de conclusie aan, dat uw „duivelbanners" met de hel een voorzichtig verdrag hebben gesloten, om te slagen in hun werk? Daarom zullen uw eigen exorcisten uw rechters zijn: zij oordeelen u. Dat beteekent: Christus noodigt die Farizeeuwsche broeders van het gilde der duivelbezweerders uit, om dan maar eens uit te maken, of de beschuldiging tegen Hem gegrond is. Hij doet dit met Messiaansche majesteit, want Hij weet: dit zwaard keert zich altijd tegen de Farizeeërs! Immers, geven die exorcisten dézen gelijk, dan veroordeelen zij zichzelf. Zijn zij daarentegen van oordeel, dat een duivelbanner niet mag worden aangezien als bondgenoot van een-of-anderen duivel, dan moeten zij ook den Rabbi van Nazareth tegenover hun eigen leermeesters en partijgenooten in het gelijk stellen.

En, zoo komt Christus tot de positieve conclusie: Maar indien Ik door den Geest Gods de duivelen uitwerp, zoo is dan het Koninkrijk Gods tot u gekom e n". (In Luc. 11 : 20 geeft hetzelfde bericht: oor den vinger Gods^), waarmee meer gedoeld wordt op de kracht van Gods goeden en heiligen Geest.)

Er staat letterhjk: dan heeft het Koninkrijk Gods u ingehaald. En daarmee wordt bedoeld: an is met Mij het Koninkrijk Gods midden onder u gekomen! (binnen u, zegt Lucas ergens). En dan moet ge erkennen, dat Ik dus inderdaad de Ware Zoon van David ben, Die u al de geheimen van den NAAM verklaren kom. De Geest Gods staat achter en in heel Mijn werk. En als gij dat zoo bruut en cynisch ontkent, dan lastert Gij den Geest. Ge maakt u schuldig aan de zonde met opgeheven hand. Ge smaadt den HEERE, in Zijn teerste ontferming, in Zijn onuitsprekelijke liefde. Ge staat volledig aan den verkeerden kant van de demarcatielijn tusschen het zaad der Vrouw en het zaad der slang. Volledig, want welbewust! Ge hebt zelf het volk geleerd, dat de goede geesten staan tegenover de booze, en dat een duivelbezwering, geüjk hun exorcisten deze verrichten, slechts te danken is aan de kracht, den vinger Gods. (Vgl. Ex. 8 : 19.) Nu trekt gij willens en wetens een streep door uw eigen onderricht, om Mij te treffen — maar weet: e lastert daarmee niet maar den Zoon des'menschen, doch den Heiligen Geest (vs 31, 32)! U moet er in dit verband Lucas 11 eens op nalezen.

Volgens het bericht daar heeft de Heiland in Zijn requisitoir legen deze lasteraars van den NAAM de gelijkenis ingevlochten van den mensch, bezeten van fcn onreinen geest, die echter uitgedreven wordt. Maar de daemon keert terug, en vindt in den mensch „een geveegde en in orde gebrachte woning". De man heeft zith niet tot God bekeerd — en als de booze geest opnieuw een offensief opent, ditmaal met zeven compagnons, kwader exemplaren nog dan hij zelf, dan trekken ze gemakkelijk met hun achten in de leegstaande woning van dat menschenhart. „E n" (zoo besluit Christus) '„het l a a t s t e v a n dien mensch wordt erger dan het eerste". Dat wil zeggen: de hel ontplooit zich tot haar achtvoud, haar diepste volheid. Dat is nu 't benauwende van de zonde met opgeheven hand. „W ie tegen den Heiligen Geest gesproken zal hebben, het'zal hem niet vergeven worden, noch in deze eeuw, nochin de t o e k o me n d e".

Wij zijn hiermee echter nog niet klaar met het peilen van die grootste aller zonden, het kwaad tot den dood: de lastering van den NAAM.

Want Christus' Eigen profetie brengt dit kwaad in verband met Zijn Kerkvergaderenden arbeid. Groningen.


1) Vgl. het hoofdartikel „De vinger Gods" van K. S., De Reformatie, 21e Jrg. No. 35.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 maart 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De lastering van den Naam

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 4 maart 1950

De Reformatie | 8 Pagina's