GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKE ADVIEZEN

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

De zelfreflectie des geloofs.

Prof. Ridderbos heeft in zijn artikel in hel „Gereformeerd Theol. Tijdschrift" ook geschreven over de zelf-reflexie van het geloof.

Daarmee wordt dan bedoeld, dat de geloovige zichzelf bekijkt en ook zijn geloof zélf maakl tot eien voorwerp van zijn beschouwing.

Volgens Prof. Ridderbos ligt in die zelf-reflectie ook opgesloten, dal de geloovige zichzelf toetsl op deze vraag: „is mijn geloof wel het echte geloof? "

Op het eerste gezicht heeft deze redeneering van Prof. Ridderbos den schijn van juistheid aan zich; toch is ze m.i. bij verder doordenken niet te handhaven.

Natuurlijk kan een geloovige zijn leven maken tot voorwerp van beschouwing.

Hij kan er zich 'rekenschap van geven hoe dat nieuwe, van God hem gegeven leven, zich roört en beweegt, hij kan acht geven op de vruchten, die dat geloot draagt; hij kan trachten te ontdekken in hoeverre het leven uit God nog niet de volle heerschappij over heel zijn bestaan heeft gekregen.

Een dergelijke zelf-reflectie is zeer noodig; immers daardoor alleen zal het mogelijk zijn, dat wij God leeren danken voor Zijn wonderwerk aan ons; daardoor alléén zullen wij, ontdekt aan ons tekort, met nimmer falenden ijver er ons op kunnen toeleggen, om, in de kracht des geloofs, het nieuwe leven tot steeds volkomener heerschappij te brengen.

Maar — daarmee is niet gezegd, dat tot idic zeilrefleclie ook behoort het zoeken van een antwoord op de vraag: „geloof ik wel ECHT? "

Een dergelijke vorm van zelfonderzoek mag. om meer dan één reden, onder ons geen plaats hebben.

a. Zij is in strijd met de verbondsgehoorzaamheid.

God vraagt op elk oogenblik van mijn leven van mij, dat ik zal rusten in Zijn belo'ften. Wianneer ik mijzelf de vraag stel: „is mijn gelool wel e c h t", dan heb ik daai-mee dat inisten in Gods beloften prijs gegeven en ben teruggestapt op het standpunt van den twijfel.

Prof. Ridderbos ontkent dat wel, maar, eerlijk gezegd', ik begrijp niet, hoe hij dat kan ontkennen.

Wie eerlijk zichzelf onderzoekt op de vraag: , , is mijn geloof wel echt? " moet uitgaan van de gedachte, dat het mogelijk is, 'dat hij tot de ontdekking zal komen, dat dat geloof niet echt is; waarvoor dient anders dat onderzoek.

Maar op een oogenblik, waarop ik de echtheid mijns geloofs twijfelachtig stel, stel ik ook • in twijfel mijn deelhebben aan Christus en aan al Zijn heil, mijn deel hebben aan Gods beloften.

En dat mag ik nooit doen.

Nog eens. God eischt van mij op élk oogenblik van mijn leven, dat ik rust in Zijn heil.

Daarom kan nooit goed zijn een vorm van

zelfonderzoek, die mij, al is 'took maar voor korten tijd, dat rusten in die beloften, het aanvaarden van dat heil onmogelijk maakt.

j). Deze vorm van zelf-reflectie des geloofs, is uiteraard onbestaanbaar.

Zelf-reflectie des geloofs beteekent, dat het geloof over zichzelf nadenkt, zichzelf beschouwt.

Maar het geloof, dat zichzelf de vraag stelt: , ben ik wel echt, werkelijk geloof", heeft daarmee opgehouden geloof te wezen, en kan dus ook niet meer als geloof over ziclizelf nadenken.

En als iemand' daar nu tegen invoert: „ja, maar de wedergeboren mensch kan toch over zijn geloofsdaad nadenken, daarover reflecteeren, : ook al trekt liij op een oogenblik de echtheid van zijn gelool in twijfel? Dan antwoord ik: , , Neen, dat kan niet; de wedergeboren mensch kan, als zoodanig, niet in actie zijn, tenzij liij staat in het geloof."

Het geloof toch is niet maai- een bepaalde functie van den nieuwen mensch, dien hij een oogenblik op non-actief kan stellen, en toch overigens als nieuwe mensch blijven functioaieeren.

Neen, g e 1 o o v e n, rusten in Gods beloften, is de wezenswerkzaamheid van den nieuwen mensch.

Zoodra dat gelooven ophoudt en plaats maakt voor twijfel, is bet niet meer mogelijk, dat bjij ook maar iets meer doen kan naar zijn aard.

Ook de zei f beproeving, die hij dan oefent, zal niet meer naar den aard des nieuwen levens zijn, maar een n a t u u r 1 ij k karakter gaan dragen.

Daarom, zelfs wanneer men in de uitdrukking: „zelfreflectie des geloofs" aan geloof de beteekenis hechten zou: „hebbelijkheid des geloofs" in den zin van: „leven der wedergeboorte", is het onmogelijk dezen term te handhaven, wanneer men daaronder verstaat een zelfonderzoek in den boven bestreden zin.

Immers, ik herhaal het, wordt door dien vorm van zelfonderzoek de daad des geloofs opgeschort.

En waar de daad wordt opgeschort, daar kan ook overigens het nieuwe leven niet naar zijn aard functioneeren, daar heeft ook het zelfonderzoek opgehouden „geloofsdaad" te zijn; maar als dat zelfonderzoek geen daad des geloofs is, dan is het ook geen zelf-reflectie des geloofs meer, omdat in dien term wordt uitgesproken, dat het geloof met zichzelf bezig is.

Evenmin als iemand, die over zijn eigen denken na gaat denken, begint met de vraag: „denk ik wel werkelijk"; evenmin als iemand, die over zijn leven na gaat denken, begint met de vraag: „leef ik wel werkelijk"; evenmin kan iemand, die over zijn geloof na gaat denken, beginnen met de vraag: „geloof ik wel echt".

Het geloof, dat, naar zijn aard, zijn zekerheid in zichzelf heeft, zou niet meer over zichzelf reflecteeren, maar zichzelf verloiochenen, als het op deze wijze zich met zichzelf gjng bezighouden.

Waai'in dan de zelfbeschouwing, die wij aan de gemeente hebben te prediken, en waartoe wij onszelf hebben op te wekken moet bestaan, daarover

Ik kan mij voorstellen dat menigeen zegt: „houdt nu eens op met al dat geschrijf over het zelfonderzoek.

Aan den eenen kant zou ik dat ook wel willen.

Maar aan den anderen kant durf ik het toch niet.

In allerlei bladen en geschriften is men bezig over deze dingen te spreken in tegenovergestelden zin.

Bijna nergens wordt daartegenover een andere toon gehoord.

Zwijgen zou m.i. beteekenen, in deze omstandigheden, retireeren, en dat mag ik, naar mijn overtuiging niet doen.

Daarom vooreerst nog een paar artikeltjes.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKE ADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's