GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onwaardig eten van het waarachtige sacrament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onwaardig eten van het waarachtige sacrament

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Want zelf heb ik (door betrouwbare overlevering) van den Heere ontvangen, wat ik ook aan u overgegeven heb, dat de Heere'Jezus in den nacht, in welken Hij overgeleverd werd, een brood nam en het, nadat Hij gedankt had, brak en zeide: it is mijn lichaam voor u; doet dat tot Mijn gedachtenis. Evenzoo ook den beker, na het gebruiken van den maaltijd, zeggende; Deze drinkbeker is het nieuwe verbond in mijn bloed. Doet dat, zoo dikwijls als gij dien drinkt, tot Mijn gedachtenis. Want zoo dikwijls als gij dit brood eet en den beker drinkt, verkondigt gij den dood des Heeren, totdat Hij komt. Wie dus op onwaardige wijze het brood eet of den beker des Heeren drinkt, die zal schuldig zijn aan het lichaam en het bloed des Heeren. 1 Kor. 11 : 23—27.

Een van de ergste zonden, waardoor de gemeente van Korinthe haar Heer en Heiland bedroefde, was het ontheiligen van den „maaltijd des Heeren".

Deze maaltijd — het Heilig Avondmaal — werd eiken Zondag gehouden. En wel na en in aansluiting mèt het z.g. liefdemaal.

Om zich goed te kunnen voorstellen hoe het in dezen met de korinthische gemeente stond, moeten we weten, dat de eerste christenen 's Zondags tweemaal samenkwamen, 's Morgens vroeg „bij het hanengekraai" en 't avonds omstreeks den tijd van den avondmaaltijd. Naar dezen Zondagavondmaaltijd namen de geloovigen steeds hun avondeten mee. Wat op deze wijze aan voedsel werd meegebracht gaf men aan den voorganger. En tijdens • den eeredienst werd van het samengebrachte brood, vleesch en wat er verder aan spijzen en dranken mocht zijn, een liefdemaaltijd aa, ngericht. Rijk en arm, voornaam en gering, vrije en slaaf, waren daarbij als gasten van den opgestanen Heer volkomen aan elkaar gelijk. Men zat zonder rekening te houden met rang of stand door en naast elkaar. Allen kregen evenveel en beleefden in de gemeenschap met Christus ook de waarachtige gemeenschap met elkaar. En aan het eind van dezen liefdemaaltijd, als een bekroning, een voleinding daarvan, werd de maaltijd des Heeren — het Heilig Avondmaal —• gevierd.

Door de Korinthiërs werd nu deze Avondmaalsviering op 'n schandelijke wijze ontheiligd. Want men had van de liefdemaaltijden een weerzinwekkende caricatuur gemaakt. Zeker, ze werden nog wel gehouden. En allen namen nog wel het voor den Zondagavondmaaltijd bestemde eten mee naar de vergadering der huisgemeente. Maar bij het daarin gehouden liefdemaal at ieder het door hem zelf meegebrachte voedsel op. Met dit gevolg, dat de rijken overdadig aten en dronken van het fijnste voedsel en de kostbaarste dranken, terwijl de armen niet eens genoeg hadden om hun honger te stillen. En .nadat zoo de liefdemaaltijd (!!!) gehouden was, ging men tot overmaat van geestelijke ongevoeligheid en heiligschennis óók nog het Heilig Avondmaal vieren!

Om nu de Korinthiërs tot inzicht in en bekeering van deze zonde te brengen, gaat Paulus vertellen wat het Heilig Avondmaal is en hoe het moet worden gevierd. En hij doet dat door nauwkeurig weer te geven wat de Heere bij de instelling van zijn Avondmaal deed en sprak.

Het eerste wat hij dan accentueert is dit, dat deze maaltijd van J e z u s C h r i s t u s is! Hij stelde dien in. Hij handhaaft hem de eeuwen door. Hij is daarbij de alleen Handelende, de alleen Gevende, de alleen Voedende. En het is nu de wil van Christus, dat bij iedere nieuwe Avondmaalsviering precies zóó zal worden gehandeld als Hij eenmaal deed en precies dat zal worden gezegd wat Hij eenmaal sprak. Wat onze Heiland in den nacht in welken Hij overgeleverd werd deed en sprak, blijft de volstrekte, onveranderlijke norm voor alle gedachten, begeerten en handelingen der kerk bij elke avondmaalsviering. Alleen wanneer precies zoo gehandeld en gesproken wordt als Christus handelde en sprak, zal er van een werkelijken „maaltijd des Heeren" sprake zijn. Alleen dan is Christus aanwezig, alleen dan is Hij de Gastheer, alleen dan doet en geeft Hij wat Hij beloofde. Is de kerk of zijn haar leden hierin ontrouw, dan wordt de avondmaalsviering — die dan geen avondmaalsviering meer is! — een ijdele vertooning, ja, een Godslastering en een vloek

Het eerste wat Christus naar Paulus' verhaal bij de instelling van het Heilig Avondmaal deed, was: brood nemen. God danken, het brood breken en zeggen: Dat is mijn lichaam voor u!

Er is ontzaglijk veel over deze woorden geschreven. Iemand heeft eens gezegd, dat we den preciesen inhoud daarvan nooit zullen kunnen weergeven. En wie in de geschiedenis van de kerk met deze woorden heeft zien worstelen zal dat graag toegeven. Maar al is de nauwkeurige omschrijving van den inhoud van dit korte zinnetje en speciaal van het woordje „is" uiterst moeilijk, desalniettemin is de bedoeling en strekking van deze woorden van Christus zoo simpel en klaar, dat een kind die kan verstaan. Christus noemt het brood, dat Hij breekt en uitreikt, zijn lichaam. Zijn lichaam, dat voor zijn kerk in den dood wordt overgegeven. En daarmee, dat Hij aan de zijnen dat brood geeft, geeft Hij hun tegelijk en waarachtig zijn lichaam. Dat wil zeggen: Christus geeft met het brood, onder het teeken van het brood, aan zijn kerk alles wat Hij met zijn dood voor haar verwierf. Hij maakt in en door het Avondmaal zijn voor zijn gemeente gedoode lichaam tot haar eigendom. Hij schenkt het haar bij iedere Avondmaalsviering.

En op dezelfde wijze waarop Christus van het brood sprak, sprak Hij ook van den beker. Deze beker, zoo zei Hij, is het nieuwe verbond. Hij is de nieuwe levensorde, de nieuwe gemeenschap, waarin God met zijn volk leven wil. Die beker i s dat verbond. Wie hem drinkt, krijgt daar deel aan, wordt daarin geplaatst. En deze werking heeft deze beker door Christus' bloed. De beker schenkt dat door de kracht van den door Hem onderganen dood.

Het brood is het lichaam des Heeren, aldus Calvijn, omdat het zeker getuigt, dat het daardoor aangeduide lichaam aan ons gegeven wordt, of, anders gezegd: omdat de Heere, ons dat zichtbare teeken toereikend, ons tegelijk ook zijn lichaam schenkt. Want Christus is geen bedrieger, dat Hij door middel van ijdele teekenen een spel met ons spelen zou^). Het is daarom voor Calvijn buiten geschil, dat de waarheid (dus de verlossende kracht van Christus' dood, of anders gezegd: Christus' geofferde lichaam) met haar teeken verbonden is. Dat wil zeggen, dat wij, wat de Geestelijke kracht ervan betreft, niet minder Christus' lichaam deelachtig worden als wij het brood eten ^). Kortom: het lichaam van Christus wordt ons in het Avondmaal realiter (zooals men gewoonlijk zegt), dat wil zeggen: waarachtig gegeven, opdat het voor onze zielen een, zaligmakende spijze zou zijn^). En evenzoo wordt ons met en door den beker Gods verbond geschonken.

Met bizonderen nadruk heeft Christus voorts gezegd, dat het Avondmaal tot zijn gedachtenis moet worden gevierd. Telkens als het Avondmaal wordt gevierd, moeten dus allen, die daaraan deelnemen met heel hun hart aan Christus denken en zich Hem en zijn werk, herinneren. Christus geeft in het Avondmaal zljii lichaam en bloed. Dat wil zeggen: Zichzelf met alles wat Hij voor zijn volk verworven heeft! En nu moet zijn gemeente op haar beurt in haar hart met Hem bezig zijn. Zij moet zijn woorden en daden overdenken. Ze moet de herinnering aan Hem vernieuwen. Anders gezegd: de zijnen moeten met nieuwe liefde en kracht naar zijn woord, zijn evangelie, luisteren. Het opnieuw „ter harte" nemen.

En' wanneer nu de kerk zoo Avondmaal viert, verkondigt zij den dood van haar Heer en Heiland. Zij doet dat dan. Neen, die verkondiging is niet een toevoegsel, een soort appendix van het Avondmaal! Het ware Avondmaal-vieren i s die verkondiging zelf. Als het naar 's Heeren inzettingen wordt gevierd i s het een uitroepen van, ja, een jubelen over het wonder, de kracht, de genade die in den dood van Christus openbaar werden ter verlossing der wereld.

Maar — als het Avondmaal, op wat voor wijze ook, niet naar den wil van Christus wordt gevierd, dan vergrijpen zich de deelnemers aan het lichaam en het bloed des Heeren, dan behooren zij onmiddellijk bij de menigte, die Christus eenmaal naar Golgotha dreef en Hem aan het kruis sloeg. Voor hen is dan het Avondmaal geen bron van heil, maar het wordt hun een instrument van verharding en vloek. Zij ontvangen den levenden Christus niet. Ten slotte houden ze in hun handen niets dan het naakte, kale teeken — een stukje brood en een beker wijn

En weer komt die oude, altijd opnieuw opduikende, vraag op ons af: is dan het Avondmaal voor zulke Avondmaalgangers geen waar, vol, «cht sacrament?

Maar ook nu zullen we naar Calvijn luisteren als hij ons voorhoudt, dat de sacramenten altijd ware, echte, krachtige - sacramenten blijven als ze naar de instelling van Christus worden uitgereikt. Ik beken en daarom voeg ik het er duidelijk aan toe, dat het lichaam van CJiristus zoowel aan de boozen als aan de goeden wordt aangeboden. En dat is voldoende om te bewijzen, dat de kracht van het sacrament en de trouw Gods ook in het aan onwaardigen bediende sacrament ongeschonden .blijft. Want God beeldt daarin voor de boozen het beeld van het lichaam-van zijn Zoon niet

op bedriegelijke wijze af, maar biedt het metterdaad aan; ook is het brood voor hen niet een ijdel, maar een betrouwbaar teeken. Dat zij het verwerpen, vermindert of verandert niets aan het wezen van het sacrament*).


1) Panis est Christi corpus: quia certo testetur exhiberi nobis corpus lllud Quod figurat: vel quia Dominus vislblle illud symtolum nobis porrigendo una dat etiam nobis suum corpus: neque enim fallax est Christus, qui vacuis figuris nos ludat.

2) Illud mihl est extra controversiam, veritatem hic cum sue signo coniunctam esse: hoc est, non minus vere nos, quantum ad vim splritualem attinet, partlcepes corporis Christi fieri, quam pane vescimus.

3) Realiter (ut vulgo loquuntur), hoc est, vere nobis in coena dart Christi corpus, ut sit animls nostris in cibiun salutarem.

4) Fateor, et-ideo diserte addo, non minus mails quam bonis afferrl Christi corpus: quod ad vim sacramentl et Dei fidem satis est. Deus enim non illic fallaciter figurat mails fllii sui corpus, sed re ipsa exhlbet: nee panis inane iUis signum est, sed fidelis tessera: quod respuunt, lllud nUiil Immtnuit vel mutat de Sacramentl natura.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

Onwaardig eten van het waarachtige sacrament

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 februari 1951

De Reformatie | 8 Pagina's