GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gekrookt Riet, door D. Noordam.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gekrookt Riet, door D. Noordam.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Sinds Brusse met zijn verhaal van Boefje de algemeene belangstelling wekte voor het kind, dat slachtoffer is van zijn omgeving en opvoieding, heeft de boefjes-figui^r zijn plaats in de literatuur behciiden. Telkens weer verschijnt hij ten tooneele, met een anderen naam en wisseling van omstandigheden, maar steeds hetzelfde boefj'S: verwilderd in een totaal verkeerd milieu, erfelijk belast met verkeerde eigenschappen, door volslagen gebrek aan leiding op den verkeerden weg, maar niet slecht van inboxst, niet een tot misdaad als voorbestemd type. Zijn gedrag brengt hem in aanraking met de politie, maar hij is eigenlijk veel meer medelij dens-dan strafwaardig, hij heeft schuld, maar over die schuld gaat men milder denken, naarmate men leert begrijpen, hoe de verkeerde daad is ontstaan. Hij is een stakfcerd en niet een slechtaard, een voo'r wien doeltreffende hulp heilzamer zal zijn dan geduchte afstraffing.

Dat is de Boefjes-figuur van Brusse en van alle boeken, die, met de m-enigvuldigheid welke kenmerkend is voor alle soorten van literaire kunst van dezen tijd, op „Boefje" zijn gevolgd.

Maar nu laten ze het bij deze teekening niet; zelfs is die voor de nieuwere proeven van het soort vrijwel bijzaak. Wat het slot was van Brusse's verhaal, Jan's komen en verkeeren in het „Huis der Broeders van de Moieder der Smarten", dat wordt de eigenlijke inbond der boeken: ze doeu den lezer verstaan dat hulp'verleening 'teerst en meest noodige is, maar leide'U dan ook aanstonds naar de omgeving waar zulke hulp wordt geboden: het Opvoedingsgesticht. Omdat het boefj-e door deu rechter er heen verwezen en door een veldwachter gebracht wordt, omdat hij er zijn vrijheid kwijt is en aan een reglementaire dagindeeling gebonden, lijkt het gesticht een strafplaats, maar — en daarvan willen de boeken den lezer doordringen - ~ de eenige bedoeling van dat oogenschijnlijk harde is: helpen, indien mogelijk, brengen op: den goeden weg, van een wiens voorland de cel dreigt te worden, een bruikbaar mensch maken. D'aaro'm l.)eginnen ze hun verhaal vaxr het gestichtsleven uit, als de jongens er zijn. En dan geven zie, in aansluiting bij de nog altijd heerschende richting van zielkundige ontleding, beschouwing over en van de jongens, om te verklaren, hoe ze in 't gesticht gekomen zjjn, maar vooral, om te doen zien hoe ze er zijn en wie ze er zijn, niet het minst ook, hoe en wie ze er wórden.

In dit alles nu ligt een beteekenis, die we gaarne erkennen. Vooreerst toch wordt de aandacht der lezers gevestigd op den droeven staat van de kinderen der verwaarloozing, in wier jonge leven de schuld van plicht-vergeten of zelf wrak-geslageii onders zoo ontzettende gevolgen doet zien, Medelijdc'n wordt gewekt voor een lot, dat alleen door medeleven kan worden verholpen. Men gaat pen wereld begrijpen, waaraan men anders wrevelig of misschien hooghartig-negeerend zou voorbijgaan. Men krijgt inzicht in moeilijke sociale verhoudingen en leert een hard oordeel over deze stakkerds, dat men anders zoO' licht vellen zou, als ee'U onjuist oordeel zien.

Daarmee in verband staat een tweede element an waarde: men verstaat de groote beteekenis an het werk der gestichtsopvoeding, voor de kineren zelf, maar ook voor de samenleving. Het esef wordt wakker, dat die inrichtingen, waarver men te voren misschien ongeloiovig de schouders ophaalde, werkelijk vluchthavens zijn, vruchtdragende uitvloeisels van zegenrijke kinderwetten. En zoo verbreedt zich het oordeel over den arbeid, zoo goed als dat over hen, die er de objecten van zijn. Men wordt tot belangstelling geprikkeld, tot sympathie, tot waardeering voor een werk, waarvan men te voren nauwelijks het rationeele verstond en in geen geval de vruchten van kende.

Daarom verdienen deze boeken onze aandacht. En daarom ook wijzen we op' een nieuwe proeve vaar het soort, die naast te voren behandelde als „Conflicten" of „Cirkelgang" van O. Ruysch, onze be'Iangstelling komt vragen.

't Boek dat we bedoelen is de bundel „Gekrookt riet", !") geschreven door den directeur van het opvoedingsgesticht „Valkenheide", D'. Noordam. Dr J. Th. Visser schreef een „inleidend voorwoord", waarin hij zijn bijizoridere ingenomenheid met het boekje betuigde. „Zelden of nooit" zoo zegt hij, „heb ik uit het gestichtsleven zoo iets boeiends gelezen. In de meest gewone en daarom

zou indrukwekkende laai zijn hier gestichtskinderen met hnn directeur aan het wooTd. Hun aanleg, hun natuur, hun alledaagsche wijzei van doen worden, zonder eenigen opsmuk of verfraaiing, blootgelegd. Van onnatuurlijke bekeeringsgeschiedenissen is geen sprake. Toepasselijke preeken blijven weg. Maar het geheel vormt een zóó in de ziel grijpende prediking, dat geen leeraar het dezen christelijken paedagoog verbeteren, kan". "

Een dergelijke introductie noodt tot lezen. En teleurgesteld wordt men niet. De schetsen zijn over 't algemeen gevoelig en op het doel, dat de Schrijver Jieoogde, zuiver gestemd. Ze zijn verschillend van inhoud, maar hehben ten slotte alle dezelfde strekking: te doen zien hoe de gestichtsz'org heilzaam heeft gewerkt op allerlei jongens, die aan den rand van den ondergang waren gekomen en "met wie een gestichts-uitbesteding als esn laatste middel werd geprobeerd.

Den inhoud van de verschillende verhalen weer fe geven is een vrijwel doelloos werk. In hun schema toch zijn z, e alle aan elkaar gelijk: de ©ene jongen moge door een andere oorzaak op' „Valkenheide" gekomen zijn, dan de tweede. Piet moge meer schuldig zijn dan Jaap-en Ko een lastiger patiënt zijn dan Kees, in hun we^en zijn de verhalen van eenzelfden inhoud. W|aar het op aankomt, dat, wat ze elk opzichzelf hun waarde geeft, is de karakterteekening en daarmee in overeenstemming, de wijze, waarop de jongens behandeld worden, de een zus, de ander zjoo; de een streng, de' ander met zachtheid. In boeiken als dit gaat het niet om den verbalenden inhoud, maar om de analyse, niet om de feiten zelf, maar om het licht, waarin die' feiten worden gezien en gesteld. En daarvan kan men alleen genieten, daoir zelf te leizten. De kracht, die van zulk een bundel kan en moet uitgaan, wordt alleen gevonden bij eigen lectuur van iedere bladzijde en de werkelijkheid van die geatichtszorg spreekt alleen, wanneer men die zelf uit de gegeven schetsen aansohoawt. D'an gaat men zien de schoonheid van het zware werk, ' de beteekenis daarvan, m'et name (zooials in dezen bundel, waar de practijk van den christelijken gestiohtsarbeid wordt geteekend), in eeuwighöidslicht. En men beaamt wat Dr de Visser schrijft: „als wij zien op jongens, die als een brandhout uit het vuur werden gered, dan danken wij voor het werk van het christelijk ' opvoedingswezen en beseffen wij opnieuw onze roeping, om dit met hand en hart krachtig te steunen".

Uit alles blijkt, dat in den Schrijver een ervaren leider aan het woord is, een die de moeilijkheden kent, maar ook de tact heeft, om ze op-te lossen. Men krijgt altijd weer den indruk, dat tact bij' dit werk alles is, niet slechts O'm sociale resultaten te verkrijgc'n, maar vo'oral ook, om deze verruwde, onverschillig en verhard gewoa-den kinderen toegankelijk te maken voor den zegenrijken invloed van het Evangelie. Meer dan ooit .is het hier ©en ploegen op harden bodem en een zaaien op hop© legen hope, in de bewustheid, dat alleen God den wasdom geven kan. Maar des te rijker gaat dan ook glanzen de bekroning, die Hij geven wil, soms op .het onverwachtst en langs niet vermoede wegen. En dat is het, wat dit boekje aantreklielijfc' maakt en toegewijde lezing waard. Wie de moeite daartoe nemen wel, zal vele moioie dinge^n vinden, opmerkingen van rijken inhoud, gedachten va.n diepen ernst, , passages, die van hartelijke toewijding getuigen. En men zal een Kohus, een Piet, een Kees, een Ko, dio' 'mon mogelijk in eigen (jmgeving ook kent, beter, ' milder, meer naar den eisch van het christelijk leven leeren beoordeelen.

Ook omtrent deze waarde van het boekje mosten we met een vermelding volstaan. Alleen kunnen we hier, door afschrijving van een enkel fragment, wél een indruk geven, wat ten aanzien van de de verhalen, zelf niet mogelijk was. We nemen dan over deze passage uit de schets „Zalig zijn de armen van geest", die als proeve van het genre gelden moge: „Achterlijk.

Dat is de véélzeggende naam, waarmede de menschen deze zwaarbezochten, welke met een droevig tekort aan weten en kunnen door het leven gaan, hebben, geteekend'.

Men heeft bedoeld te zeggen, dat dez'e beklagenswaardigen „niet goed bij" zijn. Ze komen achteraan. Dat is het leed van hun leven.

Ze komen achteraan in het begrijp'en der dingen, ze komen dus zéker achter in de uitvoering. Ze komen achteraan, reeds bij het begin van het werk, niet omdat ze lui zijn, doch omdat ze niet weten, hoe ze moeten aanvatten. Ze komen achteraan in het goed afleveren van hun werk, omdat ze do eischen aan goed werk te stellen, niet verstaan. Ze komen achteraan, wanneer er wordt gewaardeerd en geprezen: ze komen niet .in aanmerking, wanneer er wordt beloond.

In één opzicht zijn ze niet de achterlijke. Wanneer bemerkingen (zulke Germanismen vindt men meer in het boek) worden gemaakt, zijn de meeste voor hen; wanneer fouten worden aangeweze-h, worden zij er het eerst bijgehaald; wanu'eer de standjes worden uitgedeeld ontvangen zij de groctste portie".

Dit fragment .zegt voldoende, hoe de toon is van het boek: die van begrijpen. Van meeleven en daardoor tot meeleven leidend. En daaro'm, al moge het waar zijn, dat de Schrijver hier en daar wat te zeer op den' vooi'gro'nd treedt en de conflicten psychologisch wel eens wat te makkelijk woerden opgelost, we bevelen dezen bundel met z'n 14 schetsen gaarne aan bij ieder, die voor het mooie werk der gestichtsopvo'sding gevoelt. En wie het niet kent en dus niets ervan weet, kan belangrijke en beschamende dingen er uit leeren.


'} Uitg. Ervea J. Bijlevetd, Utreclrt.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Gekrookt Riet, door D. Noordam.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juni 1928

De Reformatie | 8 Pagina's