GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een Kerstzang van Lodensteyn.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een Kerstzang van Lodensteyn.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In aansluiting bij' de literatuurproeve, die bij het begin van 1.932 geciteerd werd, den Nieuwjaarszang van den 17e-eeuwschen mysticus Willem Sluyter, den gevicrden predikant van Eibergen, zou ik thans bij' het einde van het jaar een keuze willen doen uit het werk van Sluyters vriend en geestverwant Jodocus van Lodensteyn.

Ook deze Lodensteyn was in zij'n tijd en lang daarna een bekend man en het zij'n, zooi goed als dat bij Sluyter het geval was, vooral zijn verzen geweest, die hem deze bekendheid gegeven hebben. Zooals iSluyters „Eibergsche Z^nglust" zij'n liOdcnstoyns „Uit-spanningen" bij vete geslachten geliefd geweest als eenvoudige, vrome verzen, die spraken tot het hart van den eenvoudigen, vromen mensch. Zelfs nu nog leven soimmige van zijn „liederen op den soeten lieven Jesus". Ik herinner aan het:

Hoog, omhoog, mijn ziel, na boven! Hier beneden is het niet: 't rechte leven, lieven, loven is maar, daar men Jesum ziet!,

ol het in de oefeningen" veel gezongen vers, dat begint met:

Al mijn trachten, mijn verwachten is na U, mijn God, alleen!....

Trouwens, de „Uit-spanningen" waren ook bepaaldelijk voor het volk geschreven en op de volksbehoeften gericht: ze bedoelden, gelijk uit een „voor-reden" blij'kt, den geloovige zingensstof te geven. De weroldsche lied-const tierde in de 17e eeuw welig ©n daartegenover moest de geloovige iets hebben, dat hij zingen en zijn kinderenleeren kon, dat ook in de samenkomsten en oefeningen voor den gemeenschappelij'ken zang kon dienen. En de mystiek-piëtistische gezindheid van den dichter zette deze zingensstof geheel in den volkstoon: naast allerlei didactische verzen over het gebruik der sacramenten, de noodzalielij'kheid van het gebed, standvastigheid .en voorzichtigheid in het belijden, staan troostzangen in lijden en moeiten, lofzangen ter oere Gods, stichtelijke bedenkingen in goede en kwade dagen, bewerkingen van psalmen, vooral ook ontboezemingen O'Ver de zalige genieting van de gemeenschap met God en d© lieflijldieden van het hemelleven. Te sterker sprak dit alles, omdat Lodensteyl^, evenals Sluyter, een asceet was, die streng leefde en in zij'n ambtelijken dienst (hij was predikant te Utrecht van 1653 tot 1677) ij'verde tegen geesteloosheid, tegen oiihedhgheid, tegen wereldzin en als een boetprofeet opriep tot bekeering: bovendien kende hij de levenszorgen uit ervaring, omdat vele bewogenheden over zij'n hoofd en hart waren gestormd.

Het is dus begrijpelijk, dat, deze „Uit-spanningen" ingang vonden en steeds meer bekend raakten in den liring van „het lieve volk van God". Niet minder dan 15 herdrukken, die tot in het einde der 18e eeuw regelmatig op elkaar volgden, leggen daarvan getuigenis af: naast het Sluyterboelc hebben de „Uit-spanningen" het dierbaar bezit gevormd van vele geslachten.

Maar zooals Sluyters verzen gaandeweg op den achtergrond geraakten, zoo ging ook allengs de belangstelling voor Lodensteyns werk tanen. Veranderde opvatting omtrent stichtelij'ke poëzie deed allerlei artistieke tekortkomingen zien en bij' de oischen, die nieuwere verskunst stelt, bleef het ver ten achter. De waarde van Lodensteyns verzen is tegenwoordig vrijwel alleen een historische geworden: men weet, dat ze in ons volksleven een breede plaats hebisen ingenoaiien, doch kent ze alleen van naam.

Daarom kan het goed zijn, eens iets uit deze „Uit-spanningen" te releveeren, en dan is daartoe gereede aanleiding, nu de traditie van ons blad in deze nibriek een proeve van kerstpoëzie uit onze literatuur vraagt. Men krijgt dan een indruk van deze 17e-eeuwsche mystiek en zal tegelij'k opmerken, dat bij' allen eenvoud en niet te ontkennen vormgebreken het dichterlij'k gevoel toch niet ontbreekt. Ik kies daartoe uit het derde van de vier „boeken" „Uit-spanningen" het gedicht „Gods Soon geboren", dat gezongen kon worden op de wijs van een toenmaals bekend wereldsoh lied. 't is een vers in dialoogvorm. Deze dialoogvorm was eigen aan de middeleeuwsche mystiek en LodenstejTi, die op voorbeeld van de middeleeuwsche dichtkunst vele geestelij'ke minneliederen gaf, bediende er zich gaarne van. Telkens vinden we samenspraken, die dikwijls in een duo eindigen of, in verband met de zanghedoeling, over' een refrein zich voortbewegen.

Hier is het een samenspraak tusschen de herders, die komen in den stal om te aanbidden en Maria, die verwonderd is over hmi komst. En dan luidt het vrij lange vers aldus:

Herders: So zoudmen hijgen, schoon de nagt (Getuyge van ons trouwe wagt) Door koelt de sonne-soelt versagt; Dus ^) zijn wij 't einden a'em. Dus zijn wij 't einden a'em gelopen; Voort, voort, ey, sonder rusten voort Voort, voort, ey, sonder rusten voort Tot dat wij Behlehem ter poort Des nachts sijn veylig ingeslopen.

U moeder groeten wy beleeft. Omdat, uyt u geboren, leeft Dien, wat op aard genade leeft So lang den hemel staat So lang den hemel stELat zal prijsen. Maria: Maar, goede lieden, waar van daan? Herders: Wy comen uyt het velt gegaan. Maria: Wat heft gy voor een lof sang aan? Herders: Wy sullen u de waarheid wijsen.

Maria: Wat siet gij Heerlijcks in mijn vnigt? Herders: Dat is de troost van al wat dugt. Een Lam, dat selfs ^) in tranen sugt. Maar alles gaat in magt Maar alles gaat in magt te boven: Dus vraagt niet veel, sing met ons dra. Sing met ons op: Hallelujah! Herders Hallelujah! Hallelujah! en Maria: Laat ons den God des Hemels loven!

Maria: Wat siet gij Heerlijcks in mijn kind? Herders: Een steroke, die eerlangh verwint All'ons vijanden, en verslindt Der sonden magt, en al Der sonden magt en al ons vrese. Herders Sing Hemelen Hallelujah! en Maria: Sing volcken al Hallelujah! Sing al wat leeft Hallelujah! Dit kindeken sal ons genesen.

Maria: Wat siet gij; Heerlijcks in dit Lam? Herders: Een Goninck sterck uyt Davids stam! Maria: Die so veragt ter werelt (luam? Herders: Sijn Vader is een Heer Sijn Vader is een Heer der eeren. Herders Hallelujah! seg Englenschaar en Maria: Sing Hallelujali! hemels claar! Hallelujah! sing: want voorwaar Dees Goninck is een Heer der Heeren.

Maria: Herders: Herders Wat siet gü pragtigs in dit wigt Dat arm in slegte windsels ligt? Een Rijckdom daar het al voor swigt: Sijns Vaders is al 't goud Sijns Vaders is al 't goud der aarde. Sing Hemelen Hallelujah! Sing, aarde, sing Hallelujah! Dit kindje: want bü sijn gena Is Goud en Silver van geen waarde,

Maria: Herders: Maria: Herders: Maria: Waar, lieden, comt u dit vandaan? De Hemel deed het ons verstaan. Seyd' die hoe 't met dit Kind soud gaan? Godt sprack en d'Englen tuigd' Godt sprack en d'Englen tuigden 't woord. Ey, ras, vertel, en seg mij op Mijn geeste climmet in den top Mijn herte springt van vreugden op Nu d'eene God-spraaok d'andren antwoordt.

Herders: De nacht was duyster om ons heen En wij ons pligt in vee-sorg de'en, Als ons een luyster snel bescheen Veel schoner dan de Zon Veel schoner dan de Zon op 't opgaan: Verbaast wij sprongen op in schriok En d' een beswijkend met een snick Siet d' ander in een oogenbliok ^) Den heldrep Hemel heerlijck op-staan.')

Strax hoorden wij ten Hemel uyt Een Hemelsbode, een bly geluyd, ' Een stemme die ons 'theyl beduyd En vriendelyck verbood

En vriendelijck verbood te schricken. „Want", riep hij-, siet, „de tijd is nn, o menschen, in uw sonden schuw. De Hemel maackt sig op, om. u En gansch de wereld te verquicken.

Want heden u de Godheyd deelt Der Offerhanden Tegen-beelt, Daar Goning en Propheet van queelt. Daar d' eynden van de wer'ld Daar d' eynden van de wer'ld op wagten. Gaat haastig heen na Davids Stadt En soeckt dien onwaardeerbren schat In slegte lompjes opgevat En leert in Hem 't onsigtbaar agten."

Doen meenden wy het was gedaan En stelden ons om heen te gaan. Maar doe ving eerst de Lofsang aan Van duysend geesten die Van duysend geesten die Godt eerden En Juichten. „Eer sy Godt, die goed Den armen mensoh den vrede soet Bestellend sijn behagen doet" ') En ons uw kinds geheymnis leerden.

Maria: Dat was de weergalm van den groet Daar Gabriel mijn stü gemoet Eens mee beroerde en het doet Mij aan sijn dierbaar woort Mij aan sijn dierbaar woort gedencken. „Uw vrugt, o Maget, is uw croon" Seyd hij', en „uw Soon Godts Soon De Hemel sal hem Davids throon En Heerschappiji voor eeuwig schenken."

Herders in Maria: Nu sie ick: d' eene God-spraack slaat Accoord op d' ander en de maat Die waarheyd is die eeuwig staat") Paar met mij op dien maat Paar met mij op dien maat uw kelen. Lof zij den Hemel wijd en breed Die d' armen mensch den soeten vreed Bestellend, sijn behagen deed. En leerd' ons Hallelujah quelen.

Maria: Herders en Maria: Nu merck ick dait de waarheyd daagt Daarvan den Slender lang gewaagt Heeft: Dat een ongeraackte Maagt Beswangert soud' een kint Beswangert soud' een kintje baren „Lof sij den Hemel wijd en breed Die d'armen mensch den soeten vreed Na sijn behagen spruyten deed!" Sing onse stem en speel ons snaren Dat Jesses soon ten throon geraackt; Dat stercke magt ons banden slaakt; Dat David voor sijn kudde waackt; Dat d' eeuwe weer een goud' Dat d' eeuwe weer een goud' eeuw is; Lof sij den Hemel - wijd en breed Die d' armen mensoh den saal'gen vreed Na sijn behagen spruyten deed! Dat nu ons Heyland luda's Leeuw is. Dat Godt in Menschenliefde blaackt; Dat Lam en Wolf ten vrede raackt, Is in dit kintje waaj-gemaackt: Wie sal dit diep geheym Wie sal dit diep geheim beseffen? Lof sij den Hemel wijd en breed Die d' armen mensch den saal'gen vreed Na sijn behagen spruyten deed! En - wie sijn loff na waarde treffen?

Het loont zeker de moeite, dezen kerstzang eens aandachtig te lezen. Hij' vertoont de spellings-onregelmatigheden die aan vrijwel alle 17e eeuwsch werk eigen zijn en hij heeft de breedsprakigheid en herhaling, die gewoonlij'k het verhalend gedicht en bijna altijd de mystieke poëzie kenmerken, maar hij is opmerkehjk van bouw en inhoud.

De bouw is logisch: de herders komen met enthousiasme tot Maria, die verwonderd vraagt wat hun lofzang op haar kind te' beteefcenen heeft. Haar vragen geeft den herders gelegenheid tot antwO'O'rden en in dat antwoo'rd wordt de beteefcenis van het kind aangegeven: het is de TroO'St van allen, die vreezen, de Sterke, die alle vijanden overwint en de zonde wegneemt, de Koning uit Davids stam, uiterlijk arm, maar onzegbaar rijk, omdat zijn vader is de Heer der Heeren. Maria vraagt nu weer hoe ze dit alles weten. En dan vertellen d© herders wat hun is wedervaren en wat hun doo'r de engelen is ge-zegd." Dat verhaal brengt aan Maria de boodschap van den engel Gabriel te binnen en nu ziet ze niet slechts die bevestigd, maar ook gesteund door de profetie, die thans werkelijikheid is geworden.

En de inho'ud is de welgeslaagde veree-niging van mystiek 'Sn didactiek, de beide elementen die alle stichtelij'ke volkskunst dragen. De eerste leeft in de duetten, die van het heilswo'nder de weelde uitzingen welke de ziel smaakt, de laatste in de citatie van engelenwoo'rd en pro'fetie en in de uiteenzetting van de beteefcenis die het geboren kindje heeft. 'Bij die duetten behoo'rt het verschijnsel, dat we telkens in de vierde en vijfde regel vinden. In de oude lyrische poëzie van verliaal en dialoog wordt bij wijze van refrein de laatste regel van ©en co'uplet overgenome'U door de omstanders. De eerste regel van zoo-'n tweetal werd dus door één of enkelen, de tweede door allen gezongen. Dit vooral is ©en karakteristieke trek van volkskunst. Trouwens heel het vers, is in meer dan één opzicht een goede proeve van volksche poëzie, naief en eenvoudig en niet zonder dichterhjkheid: kleine trekjes hier en daar, een zuivere rhythme-wending soms of een sprekend woord vormen ©en behoorlijk tegenwicht tegen matte herhalingen en dO'Or rijmdwang veroo'rzaaide constructie-stroefheid. Bovendien heeft het in zijn herinneren aan de primitieve middeleeuwsche mystiek zijn beko-ring. Wie zich in de sfeer van pretentielooze volkskunst kan verplaatsen, zal zeker van dezen kerstzang kunnen genieten.


^) de zin is: Men zou er van hijgen zooals wij ons buiten adem hebben geloopen.

") zelfs = zelf: de zin is: hem is ook de smart niet vreemd, daarom kan hij deelen in de moeiten van anderen, maar hij gaat alles in macht te boven.

") de zin is : terwijl de cene van schrik bezwijmt ziet een ander

*) opstaan = openstaan.

') de zin is, naar de engelenboodschap: eere zij God, die zijn welbehagen volbrengt aan den mensch, den zoeten vrede over hem beschikkend.

') de zin is: het eene Godswoord harmonieert met het andere en het thema van alle is de eeuwig blijvende waarheid der verlossing in Christus.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Een Kerstzang van Lodensteyn.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 1932

De Reformatie | 8 Pagina's