GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Uitgesproken oordeelen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uitgesproken oordeelen.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal Mijne oordeelen tegen hen uitspreken. Jeremia 1:16.

In de profetieën van Jeremia vindt men een voortdurend conflict tusschen het Woord van God, dat met oordeel dreigt, en 't woord van Zijn „volk", dat die woorden niet hooren wil, en den profeet van Jehovah, die ze brengt, het zwijgen oplegt. Juda doet alsof het getuigenis van den profeet de vertolking is van diens eigen pessimistische in^ zichten, alsof het schrikkelijk overdreven is, met de werkelijkheid zelfs in strijd.

Maar God neemt het nauw met Zijn volk.

En Zijn Goddelijke stem laat zich door niemand het zwijgen opleggen.

Ik zal, zoo getuigt Hij, Mijne oordeelen tegen hen uitspreken.

Het oordeel begint bij de gemeente Gods, omdat zij den HEERE verlaten heeft, en andere goden gerookt, en zich gebogen heeft voor het werk van haar eigen handen.

De Heere rekent zoo ontzaglijk ernstig de zonden van wie naar Zijn naam genoemd zijn.

De Heere is immei's wakker over Zijn Woord. Met die prediking, waarvan de bloeiende amandeltak het sprekend symbool was, is Jeremia tot Juda gegaan.

Het oordeel komt; de amandeltwijg heeft gebloeid; het werk Gods gaat dóór. Gij ontrouw, afgodisch volk, dat uw God hebt verlaten, gij kunt het onheil niet ontkomen; God laat niet met Zich spotten. Als de vijanden tegen u oprukken, denk dan maar niet, dat ge kunt weerstaan, veel min overwinnen; ge zult vallen!

Maar tegenover dat woord Gods hebben de menschen het hunne gezet.

Ze lachten Jeremia uit. Zoo jong nog, en nu al zoo somber! Wat een naargeestig pessimist! Ze honen hem als landverrader, als anti-nationalist, als slecht patriot. God met Zijn dienst stond immers bij hen op het tweede of derde plan van hun leven. En nu komt God de eerste plaats eischen. Want de amandeltwijg heeft gebloeid. Tenminste, dat zag Jeremia; dat predikt hij.

Maar is dat wel een boodschap Gods? Dat kan toch niet, waut zoo'n woord zou ons kleine, dappere volk moedeloos maken, het van veerkracht en weerkracht berooven.

Zijn wij dan zoo zondig? We hebben toch een verstandige politiek gevoerd; voor de Assyriërs zijn we niet bang meer; de Meders houden hen wel in bedwang; Egypte wil ons helpen; wat zou ons dus deren? Bovendien, er zijn profeten genoeg, vrome en ernstige mannen, mannen van wijsheid en inzicht, die zeggen: vrede en geen gevaar! Waarom zou de HEERE ook toornig op ons zijn? Of wij al wat rooken op de hoogten, en die aangename diensten van de boschgoden aanhouden, daar komt Jehovah toch niet bij tekort? Kom, men moet zoo enghartig niet zijn! Al dat gedweep met het absolute, wat baat het?

Zulke „mannen van Juda" zijn er nog, en hun geslacht vermenigvuldigt sterk onder degenen die zich christenen noemen, en beweren te behooren tot de aanroepers van Gods Naam, zelfs Gereformeerd willen heeten.

Rechtzinnig is goed, zeggen ze, en vroom-zijn plichtmatig, maar asjeWieft geen gedweep! Niet zoo zielig, en niet zoo kleinzielig! Er kan best een en ander bij door, wat de vroegere bekrompen geslachten zonde noemden, ijdelheid, wereldsgezindheid, afval! Natuurlijk, er zijn grenzen, maar binnen die grenzen is er in de wereld nog heel at te genieten, zonder al te veel gewetenswroering. Want dat schermen met de absolute waarheid n den absoluten eisch Gods; nu ja, daar kennen ij alleen relatieve waarde aan toe.

Tegen zulke „mannen van Juda" in onzen tijd, oept God Zijn kerk om de Jeremiataak te verullen. Zij mag niet zwijgen, omdat God niet zwijgt.

Ik zal Mijne oordeelen tegen hen uitspreken.

Schijnbaar is dat een prediking zonder liefde n ieder, die haar brengt, wordt door wie niet eten wat echte liefde is, uitgekreten voor meeoogenloos hard, voor verstard dogmatist, voor verdi-eveu puritein, voor verstokt kerkist.

Doch als de kerk van Christus weet in Zijn oeping te staan, op Zijn weg te wandelen, dan zal zij verwijten van menschen niet vreezen. Zij zal getuigen en blijven getuigen, verteerd, als het moet, door liefde voor de waarheid en de erechtigheid Gods.

Zij zal geen half werk doen, noch spreken met en half hart; zij brengt haar boodschap onverminkt en onverzacht. Zij verkondigt het oordeel over alle hinken op twee gedachten; zij voert het pleit voor het Absolute dat van God is, en dat met geen enkele schikking naar de zijde van het relatieve genoegen neemt.

En zij dankt, dat zij die tijding brengen mag, want liever dat God oordeelend spreekt, dan dat Hij veroordeelend zwijgt.

Zijn oordeelen branden als vuur de boosheid uil.

Zijn spreken beteekent: bekeert u, bekeert u!

Juist in dat uitspreken Zijner oordeelen openbaart zich de groote liefde en rijke genade Gods, die door Zijn Woord wil triumfeeren.

Ja, dit is verbondstrouw: God spreekt Zijn oordeelen uit tot Zijn volk. Eer het Oordeel komt, on de deur der bekeering voor eeuwig sluit.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Uitgesproken oordeelen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 november 1934

De Reformatie | 8 Pagina's