GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beproeving tot het ambt.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beproeving tot het ambt.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de beide eerste artikelen is gehaiideid üTcr de vraag, hoe de beproeving-tot het anilil, waarvan Paulas in 1 Tim. D:10 spreekt, meel verstaan .worden, en op welke wijze ze onder ons kan toegepast. De opzelleiijke proeftijd is niet mogelük o£ ongevvehscht, zoodat ze bij • de onopzettelijke beproeving uit wandel en levensopenbaring moeten blijvenr

III.

Er rest mij nog een vraag.

Zon het niet gewenscht zijn, dat de ambtsdra-"gteïs, en met name de ouderlingen, eer zij in 'het ambt gesteld werden, ziclh aan een onderzoek onderwierpen, en beproefd werden aangaande hun .kennis van de belijdenis en het kerkrecht?

Deze vraag is alleszins verklaarbaar.

De arbeid van het ouderlingscihap is, zöoals ik in mijn eerste artikel heb uiteengezet, van (he allergrootste gewacht, en "hun roeping tegenover de gemeente is zwaar. Onze opzieners hebben te waken over de kudde. Zij moeten toezicht houden op Teven en leer. De regeering der kerk berust in hun [handen, en wanneer z^ij nu niet voldoende bekend zijn . m^et den inhoud der "belijdenis en de artikelen der kerfcenordening, missè^^^ptoch de geschiktheid om hun ambtelijk'en. dieristnaar behooreii te volbrengen. Daarom is meermalen de gedachte geopperd, om de toekomstige ouderlingen eerst te examineeren, en p, as wanneer blaelk!, dat 'zij voldoende op de 'hoogte warten, tot het ambt' toe te laten.

Nu 'zou men zulk een examinatie niet tot de ouderlingen kunnen bepenken., Het diakensdhaip. vraagt in onzen tijd ook nieer . dan bar'mih'ai'tig'heidszii.n. Alleen de aanraking toet het sooiale leven stelt aan de 'kennis der broeders niet geringe eiscihen, en wie nieit onktmdig is aan de verschillende wetten, welke met de arm'vePz^orging verband houden, gevoelt terstond, dat ook voor het pjriesterlijfc ambt in Christus' gemeente niet ieder kan genomen worden, en. wel terdege naast een be wogen hart een helder hoofd noodzakelijk is.

Is nu de examinatie. aanbevelenswaardig?

De door inij reeds genoemde Koelman heeft ze verdedigd in zijn werkover „Het ambt en de pligten der .Ouderlingen ein Diakenen". Hij zegt: „De beproeving van de .verkazene .Ouderlingen mo.et geschieden door den L'eeraar en het Ouderlingschap van de Gemeente, of in geval, dat die ontbreken, doOr de Classis. En zij moeten beproefd worden, beide in opz'igt van himnen waaidel, dat die onopsprakelijfc en heihg zij, en ook in opzigt van hunne kennis en ervarenheid in de dingen Gods, en van de bezigheden van zijn Huis, en van hunne bekwaamheid en geschiktheid, tot de regering." (blz. 77). Wel stemt hij toe, dat deze beproeving in de fcei-k weinig in gebruik is geweest, maar daarvan is dan ook het gevolg geweest, dat onwetende en onbekwam'e menscïhen toit het anibt verkozien werden, en dit euvel wil hij op deze wijze verhelpen. En... aan Koelman's gedachte is, al was hét in veel later tijd, pok uitvoering gegeven. Op de Classis Apeldoorn der Afgescheidene 'kerken, was het, (gelijk-Ds Jansen in zijn 'kostelijk werk over de kerkenordening aanhaalt uit een geschrift van Ds v. d. Sluis), een tij'dlang de gewoonte, . een onderzoek in te stellen naar de kennis der Scihrift bij de ouderlingen en diakenen, doch dit voorbeeld heeft weinig bijval gevonden (blz. 578).

Wij kennen zulk een onderzoek niet.

Er is ook veel, wat deze examinatie ongewenscht maakt.

In de eerste plaats ziouden AVe bij' zulk een ondei'zoek het gevaar loopen, dat alleen bijzondere geleerde leden der geineente toit het ambt werden toegelaten, en de „wij& en", die niet op eeii groote mate van kennis kunnen bogen, zich zagen afgewezen. En ik zou oxx-^ kerken met zulkjéen uitslag niet kunne'n gelukwenschen. Bovendien zouden we voiOT deze, pradtische moeilijkheid staan, wanneer de examinatie moest geschieden? Voor de verkiezing 'gaat al zeer bezwaarlijk, want de helft van de genomineerden wordt niet gekozten, en tegen een onderzoek na de verkiezing kan deze bedenking worden ingebracht, dat 'het voor de giefcoizienen een klap in hiet. aangezicht zou zijn; wanneer ze dan werden afgewezen.

Maar mi èen laatste vraag.

Al stellett we geen, opzettehjken proeftijd in, en al gaan we de toiekomstig'e ouderlingen en dia'fcer nen niet examineeren, is er ondanks dit alles niet een speciale opleiding tot dezen amhtelijken dienst noodig, en zou het niet aanbevelenswaardig zijn, dat de broeders eerst een cursus volgden, om onderwezen te worden in. allerlei amhtelijke kundig'heden? Deze bijzondere opleiding is door meerderen verdedigd. Kedelman gevoelt er zeer veel voor. Van R a a 11 e, de christelij'k-gereformeerde of lie­ . ver afgescheiden doaniné van Ommen, heeft gepoogd ze in te voeren, en hij gaf zelf aan zijn kerkeraadsleden les. Op het Synodaal Convent der D'oleerende kerken in 1887, gehouden, werd de opleiding voor het diaconaat besproken, en op de gereformeerde predikanten-conferentie van 1913 is door prof. Lindeboom' een afzonderlijke opleiding voor ouderlingen met kracht verdedigd.

Theoretisch is er .veel voor.

Er wordt van de ambtsdragers veel geëisoht. Ouderlingen en diakenen moeten terdege op de 'hoiogte zijn, en van zelfstudie komt zoo - weinig terecht. De een heeft weinig tijd, en de ander bezit geen boeken, en een derde mist de energie, en een vierde moet met den Moorman zieggen: Hoe zou ik kunnen, indien mij niet iem> and onderricht ? En de dienaren des Woords worden jmmiers eerst na jarenlange vojopbereiding tot het ambt toiegelaten!

Hoe is hierover te oordeielen?

In de eerste plaats wil ik opmerken, dat d& historie voor zulk een • bijfeondere opleiding niet in het minst eenig pleit voert. Hoewel onze vaderen met tal van dwalingen te strijden hadden, en de 'taak A^i ouderlingen, b.v. in den Arminiaanschen tijd !niet licht was, heeft men er niet over gedacht een opleiding voor het amht in te stellen, en de t beproeving van 1 Tim. 3:10 in dezen-zin te verstaan. Nu weet ik wel, dat deze practijk der 16e en 17e eeuw voor ons geen goddelijke maatstaf is, en we niet altoos het spoor .der vaderen behoeven te volgen, doch de'ze les der historie zegt oins wel zooveel, dat in moeilijke tijden van kerkelijke troebelen de ziuivere verdediging der waar­ heid heel goed mogelijk is zonder een speciale opleiding voor het am!bt.

Tien tweede moet er op gewezen'worden dat de vergelijiking tusschen ouderlingen en dienaren des Wojords met. opgaat. De eersten staan niet óp de eerste plaats. Zij 'geven hun leven niet aan den geestelijken arbeid in de gemeente. Zij woirden ook niet tot de gemeente 'geroepen, als de dienaren des Woords, miaar Icomen uit de gemeente voort, en in deze gembente scihenkt Christus ook zonder aparte opleiding tal van gaven en rijke talenten om in het m'idden der gemieente te dienen.

In de derde plaats zijn er practisohe bezvvaren. Ee'n lopleiding als tot den dienst des Woords ZOu te kostbaar wezen, en daarom kan ei' alleen van een ctnsus sprake 'zijn. Maar wie zal dien öursus ­leiden en wie zullen dien dursus volgen? Wanneer alleen degenen, die reeds kerk'eraadsleden zij'n, van dit londerwijs genieten, Kan m!en niet spreken van een opleiding tot het ambt, en wanneer zij toegelaten worden, die nog niet in hiet ambt dienen, welk ei^nstig 'lid der gemeente zou er dan aan • deelnemen ? Im|m)eïs niemand. De gesohükfce krachten "bieden zich , niet aan, en zij'n niet ZO|0 arrogant om te meenen, dat het amibt vo.or h|en openstaat, en de vrees' is 'niet ongegrond, dat alleen de ongewenschten en. o'ngeschikten zich voor de opleiding aainmelden. Bovendien bestaat ook dit gievaar, dat een dergelijke opleiding geestelijke hoogmoed kweekt, en de gemeente 'Zou noodzaken altoos dezelfde personen voor.; ^^^^_, ^uderling'-' en diakenschap te kiezen.

Om al deze rede'nen is deze wieg niet veiikieslijX De voordeden wegen niet .tegen de beziwaren op. • En een andere methode moet gevolgd.

Daarover in een slotartikel.

K. D.

Meerdere Concentratie.

Uit het geteisterde buitenland bereikt oinsf-; ^!!; ' droeve mengeling van hulpkreten.

Nu eens wordt een beroep gedaan op .uw^mensohlievendheid.

Dan 'wieder wordt meer de snaai'; .'vari? ^%'geloofs plicht aangeroerd.

Hofei heerlijik zou het ajin den wereldhoou'tê-kunnen lenigen, althans iets te verlichten.

Maar telkens gevoelt ge het onmogelijke daarvan.

De verkwikking, welke gij bereidt, valt schier als 'een .druppel op een gloeienden steen.

Wat ons te doen staat is meer sy.steem. te bren-.gen in' - onzic gaven.

Het best zal dit geluiden, wannëifl^pfeÉfSiSÜ-. de'n aan den .regel der Schrift: -laat ons goeddoen aan allen, m'aar jineest aan de .lj.uisgenOiOten des geloofs..

Vooral aan die 'KinsgéiïÖiöitëri' vreemde hebben we te denken.

Voiorzichtighèid geeft ook hierbij' plasi

Als Hollanders 'gelden wij nu eenmaal als rijk. En wanneer men kans ziet geld van u machtig te' worden, zijn er so-mmjigen, die zich als huisgenoot'en aandienen zionder het te zijn.

Dat heeft iets stuite'nds. Liever spreke men ronduit: wij' zij'n met u niet solidair in de belijdenis, maar wij verzoeken uw medelijden, omdat we arm zijn.

Maar die argÜstigheid.. valt nu eenm'aal, niet, te werfen.

Daaroim is ööideöKÖek veréisciht. ' 'vïp|ft^-, ' We 'zouden z: oO' gaarne zien, dat dÉÏ'fiè'iSöhillende eomité's, die zich in onze kringen gevomnd hebben, met elkander in contact traden en tezamen - een Centraal-Comité tot steun Aan buitenland-sche geloofsgenooten stichtten.

Die zouden-zich dan vanzelf hiet mogen laten leiden door de vraag: hoe voorzien wij. iii den stoöelijken-nood. Maar evenzieer door deze: hoe deelen - wij hun het biest van , o)i5, zte.n, , j.eestelijken rijkdota mede.

Wij hebben bericMen-'.vernomen": van fcericen, die sterven

Sterven, niet van stoöelijk gebrek in de eerste plaats

Maar sterven van geestelijk' gebrek.

Dé geestelijke nood dient gelenigd naar de maat van 'onzie Kracht.

„Versterk het overige, dat sterven'^lur'^', "-reept de verheerlijkte Heiland ons toe.

Daarom is töët'plan o'm hier Hongaarsche jonge­ lieden te laten studeeren ons zoo sympathiek:

Maar er kan , meer in die richting gedaan. Mïts de handen worden ineengeslagen.

Daar voor • is meerd*& ; ^ö®!ï9; ^^^fe4^|i4%? tt middel.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

De beproeving tot het ambt.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1921

De Reformatie | 8 Pagina's