GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVIL.

De wijsbegeerte in dienstknechts gestalte.

Het ging alles (heel natuurbjk, zonder opzet... Eerst botste het christendom tegen de Griekscbe cultuur, zoodat de vonkten er afvlogen.

Maar toen kwam een soort omstrengelcnd contact 'miet de schoone wijsheid, die de christenen ' niet landers dan ten koste van de waarheid konden verdo'Cmien.

Tegen het heidensch element in de Hellenistische wijsbegeerte bleef de kterk zich gloeiend verzetten; men schroomde niet in 'menig opzicht de Grieksche filosofie - een uitvinding van den duivel te noem-en; maar in de verdediging en vaststelling van 'het leerdogmia b'ediende de kerk zich, zonder gewetensbezwaar, van de formeele denk-kunst der Grieken, ja, gelijk we 'gezien hebben, nam men, speciaal uit de Stoïsdhe zedeleer, bewonderde wijsgeerige ideeën in de christelijke wereld over. ,

Toen kwam de groote architect, die met behulp van de veroverde sdhatten der Grieksche beschaving een tempel bouwde.

Het was Aurelius Augustinus (gest. 430), door Hofer „de grootste christelijke filosoof genoemd".

Feit is, dat "hij het theologische denken van de middeleeuwen, hetzij door inspiratie, hetzij doior tegenstelling, beheerscht. Ja, welk' christelijk denken, ook nü, ontkomt aan zijn suggestie?

Het bekoorlij'ke in Augustinus is zijn , .goddelijk" kunstenaarschap.

Dit is tegelijk zijn kracht en zijn zwakheid.

Bij hem' niet het knutselen met Platonische en Aristoteliaansche begrippen, dat men bij de latere scholastische dogmak'weekers zoo dikwijls a, antreft.

Het is 'bij Augustinus een onwillekeurig en geniaal 'gebruiken van de wijsgeerige scholing, die hij doorgemaakt had, om tegenover de ongeloofscultuur de christelijke denk-kathedraal te bouwen.

Zoowat alle toentertijd bestaande wijsgeerige stelsels had Augustinus zelf doorleefd. Eerst was hij

172 Stoïcijn, toen twijfelaar (S'k'eptiküs), daarna Nieuw-Platonist.

Christen geworden, "wierp hij gruwend den heelen filosofisCühen ballast buiten 'boord, maar hij kon zich niet van zichzelf, het zelf ge word ene, ontdoen. Daarom werd hij ohristen-wijsgeer en vindt men in zijn wereldbeschouwing het elliptische, twéémiddelpuntige (natuurlijk niet volstrekt, want in de diepte is alle 'dhristelijbe wijsheid uit één bron), dat men later ook in de gereformeerde theologie aantreft, om te beginnen in onze beroemde belijdenis, waar 'gezegd iwordt, dat wij God 'kennen door twee mlid'delen, ten eerste door de schépping (dat is de" natuurlijke, 'dus ook wijsgeerige kennis), en. ten tweede, trog klaarder en volkoaiiener, door het Goddelijk Woord.

Augustinus grijpt met Igïetige kracht beide hnlp'middelen aan.

Puur wijsgeerig is het uitgangspunt van zijn bespiegeling, als hij 'begint bij de zekerheid van het innerlijk zelfbewustzijn. Formeel op de manier als later de rationalist Descartes vangt hij hier aan met den twijfel.'Augustinus ontdekt bij eerlijke zelfbeschouwing in zijn hart niets als onzekerheid, dwaling, en zonde. Maar, zoo concludeert hij, om te kunnen twijfelen m: oet ik bestaan. Wie twijfelt, weet, dat hij leeft, dat hij van de leugen verlost wil worden. Dus staat in den t w ij f e 1 dit ééne vast: ik ben. (Dubito, ergo sum, — ik twijfel, dus ben ik. — .V; an Descartes is de gelijkluidende, maar niet gelijkwaardige, spreuk: Cogito (ik denk), ergo sum). De mensöh weet, dat hij is, en wil de waarheid.

Augustinus vindt dus op den bodem der ontledigde ziel drie dingen, waarop hij verder kan bouwen, het zijn, 'het kennen en hlet willen. Deze drie-eenheid van zielsvermagens is ondenkbaax zonder een hoogere Drie-eenheid, die bestaat in God. Door een mystieken sprong komt dus de filosoof op het tweede en eigenlijke uitgan'gsptunt (tevens rustpunt) van zijn denken. God, die het ware Zijn (atoacht), het ware denken (al-wijsh'eid), en het ware willen (al-goedheid) is.

Het overheerschend vermogen is de wil.

Zoowel in den mensch als in God is de wil de diepe drijfkracht van het leven.

Augiistinus spreekt hier een waarheid uit, die later door Calvijn theologisch, en door Sdhppenhauer (eenzijdig) wijsgeerig, zou worden uitgewerkt.

In zichzelf nam de vrome peinzer de stuwende wilsbron waar als de oorzaak van zonde en ongeluk (in onze Confessie, art. 15, wordt deze wil, in verband met de erfzonde, genoemd: „eene onzalige fontein, waaruit de zonde altijd als opwellend water uitspringt"), en daarom zocht zijn ziel, door !het besef van onmacht tot verlossing gedreven, de 'ruBt in God, Wiens wil genade is.

Ja, bm^en dit kennen van den genade-wil steeg hij uit tot de erkentenis van den volstrekten wil van het goddelij'k welbehagen.

Zoo kwam Augustinus tot de leer der voorbeschikking, en vtatte hij de 'geschiedenis, ook de tegenstelling vlan hemel en hel, op als onontkoomL bare vervulling van Gods eeuwigen raad.

Piaulus (Rom'. 9—11) was in Augustinus wijs­ geerig herleefd.

Het ligt niet 'Op anijn weg de gevolgtrekkingen te besc!hrijven, die de bisschop van Hippo gemaakt heeft uit het éénmiaal gewonnen beginsel voor zijn zedeleer en voor de leer van de 'kterk.

In den opbiouw vlan zijn kerkleer („De civitate Dei") bewonderen wij mieer de geniale virtuositeit (die ons herinnert laan het Ikiunstenaarssohap van Plato in 'zijn schepping van den , , staat"), dan de ijzeren consequentie, waarmee hij de autoriteit Gods overdroeg op jhjet laardscihe kerkinstituut, jaldus den grondslag metselend voor het Roomsche kerk-kysteem, dat zich toespitst in de pïofanie van den onfeilharen paus.

Voor ons doel is |het genoeg in Augustinus te toonen de geleidelijk voortgaande bemoeienis van de ïcterk om 'de cultuur te vereenigen met het christendom.

Bij Augustinus is deze vereeniging opsinelting, of liever, diensthaarmaking van de wereld aan de kerk.

Speciaal de wijsbegeerte wordt door hem totaal getheologiseerd.

Misschien kan men evenzoo goed zeggen, dat door hem de 'theologie is verfilosofeerd.

Prof. Ho3aig („Godgeleerdheid en Wijsbegeerte") zet tenminste zijn beeld op leen wijsgeerig voetstuk in deze woorden: „Augustinus, die uitblorik door de fijnheid zijner waarneming, de söherpte van zijn verstand en de 'kracht zijner speculatie, heeft de filosofie grondig bestudeerd, heeft zich bij de uiteenzetting der christelij'Ke waarheid van hiaar als eene hulpwetenschap bediend, ja zelf tot op zekere hoogte leen christelijke filosofie voortgebracht. En niet idan tot haar eigen nadeel kan ook de wijsbegeerte hem voorbijgaan, dien Harnack noemde „de ware Aristoteles van eene nieuwe wetenschap".

Men ondersdheide dus goed.

Een zuiver begrip vian de wijsbegeerte als eigensoortige wetenschap vinden we bij den vromen kunstenaar, Augustinus, niet.

Ook een wetenschiappelijke, dat is uit den wortel van de. ohristelijke wijsbegeerte opbloeiende, Uveol ; logie kan men jnoeilij'k bij he'm vinden. ;

In dit opzicht Wiaren zelfs ide geniaalste kert ' vaders nog een beetje argeloos.

Wat wij thans filosofie noemen, de denkkungt redeneerkunst en kenth'eorie, beschouwden de oude kérkleeraren mieer als een vak, dat in hét cJirig. tendom fcwalij'k paste.

Augustinus noemde een jgroepje vakken, waartoe hij behalve de logicia en dialektiek (redeneerkunst) ook de wis-en sterre'kunde rekende, de doctrina gentilium (wereldsohe wetenscha.p).

Wat de wijsbegeerte als vak-opbouwende wetenschap betreft, kwamen ide kerkvaders ook niet to| het rijpe inzicht.

En nog minder was er spra^ke van de hoogst* • wijsbegeerte, die alle wetensc!hapi)en in een eti. cyclopaedisch stelsel vereenigt.

'Dr Kuyper zegt dan ook (in zijn Enoyclopaedie dei Heilige Godgeleerdheid), dat Augustinus niet de wetenschap der theologie als zoodanig heefi onderzocht, maar .alleen als instrument dei wa, ar he id. —„Beter p'hilosoof dan phlloloog (taaikenner), meer systematicUs (opbouwer) dan exegeel (uitlegger) voelde hij zich gedrongen, om', nog we] niet de theologie zelve, maar dan toch' de theoi logische studie in te denken, en 'haar hét spooi te wijzen". — „Had Augustinus zijn taak nog in strenger zin formeel opgevat, en ware hij nogi ééne schrede verder gegaan, da.n ware bij dezen groot sten denker onder de Vaders der Christelijke kerk' ook ihet encyclopiaedisch (het opperst wijsgeerig) begrip reeds tot ontluiking gekomen. Maar zóóver kwam Augustinus niet" (Dl. I, 63—65).

Dit is ook het oordeel van Prof. Bavinck (Gr-ref. DiogmM. I): „Ex. is jgeen jlderkvader geweest, die zoo diep lalle theol. problemen heeft ingedacht en zoo Igeworsteld heeft o'm tot eenheid te kbmten. — Hij is de to'eest christelijke en de meest modfrne van ialle kei'kvaders. — Maar een theologisch, dogi-Imiatisch, systeeni heeft Augustinus niet geleverd".

Nu is het een belangwekkend en boeiend schouwspel do.or de middeleeuwen heen die twee met elkaar bezig te. ^lien, de theologie en de wijsbegeerte, _sa, men opgroeiend, elkaar yoortstuwond, ' beurtelings tegenstanders en bondgenooten.

De scholastische geleerden waren niet bang voor de wijsbegeerte, ze durfden zelfs de ware religie ' proklaaneeren tot .de ware filosofie, en den echten : christen den waren "wijsgeer noemen, , maar loch ; is dit (in onze oogen) niet meer dan een eerlijlt woordenspel.

De kerkvaderlijke spreuken: Fides quaerit intellectmn {het geloot zoekt 'wetenschap) en: credf» ut intelligalm (ife geloof, opdat ik - begrijp), moeten we

rerstaaii als aanduiding van religieuse strevingen, die do wetenscliap opieisdhen voor de ffieologiie.

Ook de wijsbegeerte .kwiata niet verder dan tot de taak van een voorbereidende wetenschap.

Het was een leei-vol tvierk, de koningin der wetenschap te mogen dienen, maar mbt liaar eigen vlucbt ontplooien kon de wijsbegeerte zich niet, zoolang ze ancilla (dienstmaagd) bleef.

Door een natuurlijke wisselwierking beeft dit onjnondig [houden vian de wijsbeigeerte de theologie zelf ooik in Ihaar ontwikkeling belemmterd en sota's gevaarlijke verwarringen teweeg'gebraoht.

Langzaam (miaar zieker begon de GriekscWe filosofie (door Arabieren en landverhuizers uit het Oosten naar h& t Westen igeïm'poirteerd) in de kerk opnieuw, en nu veel sterker, op' te dringen.

Aristoteles en Plato stonden ap-uit het graf der vergetelheid en marcheerden de kerkpoort weer binnen.

B. W.

Correspondentie. — B. K. te H. — JSfattiürlijk heb ik Prof. Heijmans te Groningen bedoeld. Daak voor 'tiw schrijven.

W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 maart 1923

De Reformatie | 8 Pagina's