GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Hemelvaart- en Pinksterpoëzie van Willem de Merode.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Hemelvaart- en Pinksterpoëzie van Willem de Merode.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Ter gelegenheid van het Paaschfeest heb ik, zooals de lezer zich wellicht herinnert, uit den bundel „De Steile Tocht" van Willem de Mérode overgenomen het vers „Bij het Kruis" en het kleine dichtje over de Emmaüsgangers. .

Nu we weer staan voor de herdenking van Hemelvaart en Pinisteren wil ik in deze lijn blijven en andermaal uit het werk van De Mérode dteeren.

En dat om tweeërlei reden.

Vooreerst, omdat, gelijk ik in het vorige artikel nog eens weer heb trachten te beredeneeren, De Mérode onbetwist staat aan de spits van de christelijke dichters van dezen tijd.

Zonder tekort te doen aan de jongeren — en met name denk ik hier aan Dr W. A. P. Smit, uit wiens bundel „Feesten van 't jaar" ik bij een vorige gelegenheid al eenige verzen heb aangiOhaald —meenikdatte mogen zeggen. De Mérode's verzen hebben een diepte, die — uiteraard — de poëzie der jongeren niet bereiken kan. En juist in zijn geloofslyriek is hij krachtig; de dichter, die door diepe levenservaringen heen, de zekerheid van den rijkdom in Christus gevonden heeft. Van hem geldt, wat de heer Pi. Keuning indertijd schreef in zijn kort, maar voortreffelijk stukje over den Christen-kunstenaar („Opgang", November 1933) „hij zegt uit, wat hij, achter Christus, ervoer van leven en dood, van zonde en genade. En dan gaat zijn Ued over in dank en aanbidding". Want „een worsteUng naar Christus heen eindigt altijd met een overwinning. Een worsteling naar Christus heen eindigt met een overgave aan Christus". De Mérode's kunst is een worsteling naar Christus heen — en wordt dat hoe langer hoe meer. En daarmee is ze christelijke kunst van zuiver gehalte. Daardoor staat ze ook aan de spits van die christelijke kunst, al wordt ze technisch misschien door het werk van een enkele onder de jongeren overtroffen.

In deze positie Ugt alleszins reden om bij herhaling op de verzen van De Mérode te wijzen. Want — ik haal nog een woord van Keuning aan — „we blijven vragen om het lied, dat getuigt van het meer-dan-overwinnaar zijn". En als we dat lied vinden voegt ons dankbare erkenning.

Hiermee in samenhang staat de tweede reden, waarom ik opnieuw uit De Mérode's werk hier voor deze gelegenheidsartikelen put.

De dichter ontwikkelt namelijk in de laatste jaren een veel grooter activiteit dan te voren. In een kort tijdsverloop zijn vijf bundels van hem in druk verschenen: „De Steile Tocht" i), „Langs den Heirweg" 2), „De Lichtstreep" % „De zeven kruiswoorden" „De Stille Tuin".

Niet alles in die bundels is even goed: er is ook werk bij, dat de sporen draagt van de gemakkelijkheid, die de dichter-van-ervaring krijgt. Maar hun inhoud als zoodanig, DE poëzie dus die ze brengen, is rijp en rijk. En steeds meer worden die verzen, zooals ik al zei, verzen van de worsteling naar Christus heen. Er is eigenlijk geen vers bij, of het voldoet aan den eisch, dien Keuning terecht stelt aan het lied van den christen-kunstenaar, „het moet vol zijn van Christus".

Over zulk een verblijdenden opbloei van echte christelijke kunst moeten we ons verheugen. En aan die verheuging geven we uiting, door over zulk werk te spreken en er eikaars aandacht op te vestigen.

In een tweetal arükelen wil ik dan Hemelvaartsen Pinksterpoëzle uit deze bundels citeeren. Ditmaal uit „De Steile Tocht", die in 1933 verscheen, de volgende week D.V. uit „Langs den heirweg", die van 1932 is. „De Stille Tuin", de laatste, pas uitgekomen bundel, bevat geen verzen, die op deze feesten betrekking hebben, maar wel ©en geheelen cyclus van Kerst-poëzie. Ik hoop later de gelegenheid te krijgen, daarvan iets mee te deelen, om alzoo de bedoeling te bereiken: deze christelijke kunst in onzen kring de waardeering te doen vinden, waarop ze recht heeft.

In „De Steile Tocht" is één vers, dat het feit an den Hemelvaart tot onderwerp heeft. Het luidt ls volgt:

Hemelvaart.

Licht huift om hen de blauwe kolk Des hemels, dien de Heer doortrekt. Toen heeft Hij troostend met een wolk Hun heimwee overdekt.

En vlak nabij ontsprong een stem: (Gods bode is een fontein van Ucht) — Verkondig in Jerxizalem Zijn weerkomst ten gericht.

Een korte spanne dekt dit floers Uw oogen voor zijn majesteit. — Toen voelden zij zich heengeleid Gelukkig en jaloersch Nóg stelt Gij tusschen ons de wolk, Schoon haar Uw heiUg vuur doorglom. O, wanneer stort Gij tot Uw volk? Kom, Heere Jezus, kom!

Opmerkelijk is in dit vers de tijd-wisseling. De beide eerste regels brengen ons bij de discipelen op den Olijfberg, die den Hemelvaart aanschouwen, 't Is het oogenblik van het gebeuren zelf. En dan volgen onmiddellijk twee regels in den voltooid tegenwoordigen tijd, terwijl de tweede strophe inzet in den onvoltooid verleden tijd.

Klaarblijkelijk is het de bedoeling van den dichter daarin de verschillende feiten in hun eigen karakter te doen spreken. Tusschen de regels van de eerste strophe is het moment, dat de hemelvaart is geschied. De discipelen, die den Heiland zien opvaren in de beide eerste regels, zien Hem niet meer: het is voorbij: en ze staan bedroefd en verbaasd bij elkaar. En nu brengt de dichter het voltooide van Christus' zijde en het momenteele van den toestand der discipelen bijeen, door ineens over te gaan in den tijd die dat idtdrukt, den voltooid tegenwoordigen.

Dan vertélt hij het verdere verloop in de twee volgende strophen, waarvan de vier enjambeerende regels het woord van den Engel meededen. Dois gebruikt hij den tijd van het verhalende, den onvoltooid verleden tijd. En in de slotstrophe, die op het tegenwoordige, het nu betrekking heeft, bedient hij zich weer van den daarbij passenden tijd: den tegenwoordigen.

Ik wijs hierop, omdat we er een kleurnuanceering in hebben, die het vers bewogen maakt, zooals de stemming der discipelen bewogen is geweest. En dat het die stemming weet te treffen, is de teclinische verdienste (men lette ook op de wisseling van rhythme en rijm).

Maar bovenal vestig ik er de aandacht op, dat het vers in zijn eigenlijkheid is een worstehng naar Christus heen. De laatste strophe spreekt dat duidelijk uit.

En bij dat alles blijft het eenvoudig en onmiddellijk verstaanbaar.

Wie het rustig leest, zal het gemakkelijk verstaan en ervan genieten.


1) Uitg. U. M. Holland, Amsterdam.

2) Uitg. J. H. Kok, Kampen.

3) Uitg. U. M. Holland, Amsterdam.

4) Uitg. G. F. Callenbaoh, Nijkerk.

5) Uitg. J. H. Kok, Kampen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Hemelvaart- en Pinksterpoëzie van Willem de Merode.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1934

De Reformatie | 8 Pagina's