GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Bronnen-Publicatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bronnen-Publicatie.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan bewerking van de geschiedenis der Afscheiding heeft hel nu een eeuw lang niet ontbroken.

Het tijdschrift „De Reformatie" met zijn vele berichten omtrent de vervolging was van meetaf een goudmijn. De opeenvolgende synodale Acta hielden ons van den gang van hel nieuwe kerkelijke leven geregeld op de hoogte. Een compleete uitgave van de officiëele stukken betreffende den uitgang uit het Nederlandsch Hervormd Kerkgenootschap bevatte een schat van belangrijke bescheiden. Tegelijker lijd zag een uil de bronnen geputte levensbeschrijving van Hendrik de Cock het licht. Weldra verschenen aan de Ulrechtsche Universiteit twee proefschriften als historisch-critische studies over de Afscheiding. Voorts heeft meer dan één schrijver van ouder en jonger datum in levende tatereelen een samenhangend geheel van de geschiedenis dezer kerkelijke beweging te boek gesteld. En van de groote persoonlijkheden als Die Cock, Scholte, Van Velzen, Brummelkamp, Gezelle Meerburg en Van Raalte bezitten we thans frisch-gekleurde, scherp-geteekende beeltenissen. Ook vroeger voorbijgeziene figuren als Budding, Van Hall, Dviin, Van der Meulen, Meister Albert en Broekema, slaan nu in belangwekkende houding als nieuwe gestalten uil dien heldentijd voor ons oog. Verder gaf menige oud-afgescheiden gemeente reeds een gedenkschrift van haar oorsprong en verleden in druk. De strijdschriften, smeekschriften en smaadschriften uit die dagen zijn thans met nauwkeurigheid onder de oogen gezien. En van de geboorte-acte zelve der Afscheiding werd een lithografisch-getrouwe weergave bezorgd.

Waarhjk, het navorschen en beschrijven van de geschiedenis der Afsclieiding heeft in de afgeloopen honderd jaren reeds tol verrassende uitkomsten geleid.

Toch geelt dit verblijdende resultaat ons nog allerminst stof tot roemen.

Reeds in 1880 schreef Professor M. Noordlzij, dat Verhagens eenvoudig verhaal geen de minste aanspraak maakte op wetenschappelijkheid; dat het meer apologetisch dan critisch was, en dat voor bet laatste de tijd dan ook nog niet gekomen scheen. En zelfs met betrekking tot Keizers jongste studie, lazen we in de „Reformierte Kirchenzeitung" van 24 Juni 1934 de opmerking, dat ze te weinig zuiver wetenschappelijk was. Volgens dezen recensent moet men kiezen tusschen een beknopte, naar de uitgegeven bronnen verwijzende populaire beschrijving, die daardoor tot verder onderzoek kan aanmoedigen, öf een zoo volledig mogelijke uitgave der bronnen, die eerst een gansche reeks van monografieën zal doen ontstaan, en aldus ten slotte een wezenlijke geschiedenis der Afscheiding mogelijk maken. Weliswaai-merkt men op elke bladzijde, dat Keizer zeer goed met de bronnen bekend is (hij beschikte over het rijke familiearchief van De Cock) en men mag hem dankbaar zijn, dat hij ook zoo vele persoonlijke herinneringen heeft laten drukken. Maar hij moest toch liever met anderen al deze brieven enz. uitgeven of laten uitgeven.

Bedoelde recensent herinnert er dan verder aan, hoe Kuypers initiatief in de vorige eeuw door de Marnix-Vereeniging eens den stoot heeft gegeven tot een machtige ontwikkeling van de geschiedschrijving der Nederlandsche Hervorming. Of de hoUandsche boekenmarkt, naast het breed opgezette en met waardevol illustratie-materiaal verrijkte standaardwerk van Keizer, in de eerstvolgende jaren nog ruimte zal hebben voor zulk een bronnen-publicatie als boven werd aangeduid?

Recensent hoopt, aal hel Herdenldngsfonds onder voorzitterschap van den Minister-Pi^esident Dr H. Colijn daarop het noodzakelijke, bevestigende antwoord zal geven. Een sobere, goedkoope; met zeer korte aanteekeningen, maar met veelomvattende opgaven voorziene, volgens streng wetenschappelijke methoden ingerichte publicatie van bronnen der Afscheiding, zou, naar het inzien van den recensent in de Reformierte Kirchenzeitung, dringend Doodig zijn. Hij geeft toe, het is een reuzenonderneming; niet voor één man alleen, maar voor een geslacht! In het eeuwjaar der Afscheiding kon er echter een üegin mee worden gemaakt.

Naar mijn bescheiden meening verdient dit voorstel alleszins toejuiching. Trouwens, Keizer zelf begint zijn boek met een overzicht van de bronnen voor de geschiedenis der Afscheiding. Er is vooreerst een mondelinge overlevering van ooren ooggetuigen. En hel geslacht van heden moet zich haasten tot deze bron te gaan, eer de snelle loop der lijden jhaar voor immer zal hebben gestopt. Dan komen de schriftelijke bronnen in aanmerking : brievenmateriaal, dat nog wacht op schifting en ordening; de nog slechts ten deele geraadpleegde archieven van onderscheidene kerken, classicale en provinciale kerkbesturen; van rechtbanken, gevangenissen en burgerlijke gemeenten. Voorts de Provinciale archieven. Maar bovenal het Rijksarchief. Hier liggen nog stapels portefeuilles te wachten op bewerking, bevattende geheime correspondentie tusschen de Departementen van Justitie en Eeredienst; en van beide met den Koning. Provinciesgewijs geordende mappen met waardevolle documenten slapen daar nog onder bet slof. 'lis een onbegonnen werk voor één persoon al die portefeuilles te doorsnuffelen. Er zou echter al veel gewonnen zijn, wanneer ze geïnventariseerd werden. En van nog meer belang is het, dal ze worden gepubliceerd. Maar dat zou een kostbare onderneming zijn!

Met blijdschap vernamen we intusschen, dat het Herdenkingscomilé zich. inderdaad ook ten doel stelt om de oorkonden van de geschiedenis der Afscheiding op te sporen, le verzamelen en in bruikbare uitgaven Ier beschikking van deskundigen te stellen. Maar aangezien de afzet van dergelijke publicaties op onze beperkte HoUandsche markt onmogelijk de aanzienlijke kosten van opsporing, copiëering en drukken der oorkonden dekken kan, rekent men op den geldelijken steun van allen, die belang stellen in deze zeer gewenschte onderneming.

Moge dan welhaast een vernieuwd en grondig onderzoek der bronnen een wetenschappelijke bewerking van de geschiedenis der Afscheiding voorbereiden; niet partijdig apologetisch, maar onbevooroordeeld critisch; opdat ons nageslacht bij het tweede eeuwfeest volkomen zekerheid hebbe betreffende punten, die nu nog om beantwoording vragen; als daar zijn:

In hoever beslaat er verband tusschen de Afscheiding en het Reveil ? Ligt het conventikelwezen aan de Afscheiding ten grondslag? Voltrok zich in de Afscheiding de „nadere reformatie" der 18e eeuw? Wat was destijds de stichtelijke lectuur der vromen? Was het een afscheiding van de Kerk of van het Kerkbestuur? Hoe is de verschillende lezing in den tekst der acte van Afsclieiding te verklaren? Wordt met „Separatie" iets anders bedoeld dan met „Afscheiding"? Was „afgescheidene" oorspronkelijk al dan niet een scheldnaam?

Ging het in de Afscheiding om de Gezangenkwestie? W^as het doopen van kinderen uit andere gemeenten verdedigbaar? Is de lijfspreuk: „blind in de uilkomst, ziende in het gebod" van De Cock zelf? Bestonden de Afgescheidenen meerendeels uit armen naar de wereld? Waarom is De Cock nooit tot voorzitter van een Synode gekozen? Wordt

het z.g. portret van De Cock terecht door de familie gewraakt?

Is de liouding van Kohlbrugge, van Da Costa, van De Clercq zielkundig verklaarbaar? Lag de reden, waarom Groen van PHnsterer zich niet bij de Afgescheidenen gevoegd heeft, in de rechtstheorie van een geleerde, of in het plichtsbesef van een Ud der Gereformeerde Kerk? Van wien is de uitdrukking: „de Afscheiding is in een fiük geloopen"? Was het vragen om autorisatie al of niet beginselverzaking?

Welke invloeden hebben op Koning Willem I gewerkt? Heeft Thorbecke van de Regecring opdracht ontvangen om de vervolgingsmaatregelen te verdedigen? Hoe groot was het totaal bedrag der opgelegde boeten? Hoe groot het totaal aantal maanden gevangenisstraf? Wat was de oorzaak van bet ontstaan der kruisgemeenten? Ging het bij de Landverhuizing ook om gewetensvrijheid?

Is met de benaming „crisis der jeugd" de juiste tUagnose gegeven van de inwendige verdeeldheden? Is de houding van Van Velzen in den Amsterdamschen twist te prijzen of te laken? Was zijn prediking destijds dor-scholastiek? Was zijn karakter in later jaren anders dan eerst? Waren de notulen van de „rooverssynode" zijn particuher eigendom ? Waarom heeft hij zijn correspondentie laten vernietigen? Waren de leergeschillen wezenlijk of slechts schijnbaar? Werd de \Taag van A. van der Linde: „Wie is rechtzinnig? " voldoende beantwoord?

Hoe is het Reglement van '69 ontstaan? Waarom moest het woord „Christelijk" toen nog vóór den naam: „Gereformeerd" worden gevoegd? Is de vereeniging in '92 anders toegegaan dan in '69? Was de actie Van Lingen—Wisse scheurmakerij of niet?

Hoe stond men tegenover de stichting van Worrasers Seminarie? In welke verhouding slond „de oude Bond" tegenover de gewezen Tlieologische School van Arnhem? Welke houding nam men aan tegenover de voorgenomen stichting van een vrije Christelijke Universiteit? Welke tegenover de Vereeniging voor Hooger Onderwijs op' Gereformeerden grondslag? Waarom is de Vereeniging Gereformeerd Schoolonderwijs opgericht? Wat is de beteekenis geweest van den kiezersbond „Marnix" ?

Het verschil in opvatting omtrent deze en dergelijke vraagpunten kan alleen door ernstige bronnenstudie worden weggenomen; als we ons dus niet langer behelpen met afgeleide beken, maar tot do oorspronkelijke bronnen teruggaan. Want wel is de weg tot de bron al te dikwijls een steil bergpad, en lijkt het veel eenvoudiger zich met het stroompje ter zijde van den gewonen weg te vergenoegen. Maar hoe omslachtig ook de studie der bromien moge zijn, het is toch óók waar, dat, wanneer men grondige kennismaking met een tijdperk begeert, die lange weg de kortste van alle is.

J. C. RULLMANN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's

Bronnen-Publicatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's