GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het „concrete voorstel tot hereeniging van Ds B. A. Bos I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het „concrete voorstel tot hereeniging van Ds B. A. Bos I

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In „De Wachter" van 20 'Augustus plaatst Ds Bos een „concreet voorstel tot hereeniging", dat hij aanbiedt aan allen, die met hem den Heere Christus liefhebben in onverderfelijkheid.

Zelden heeft een persartikel mij zóó diep teleurgesteld. Het geldt hier immers de verklaring van een broeder,

die twee jaar geleden zijn naam zette onder een „Getuigenis aan alle Gereformeerde beUjders van den Christus in Nederland", uitgaande van onze Generale Ssmode, waarin hij de gebonden kerken en haar Synoden beschuldigde van scheurmaking en haar het oordeel aanzegde, tenzij ze zich bekeerden; welke bekeering aanstonds moest geschieden en zich o.m. moest openbareii in viijmaking, vóór den eerstvolgenden Zondag (zonder te wachten op een mogelijke samen spreking van Synode-deputaten, zoo staat er), van als ergernissen openbaar geworden zonden, welke de „kleinen" doen struikelen en willen dwingen tot wat kwaad is in de oogen Gods;

die terzelfder tijd verklaarde, dat de wil-tot-eenheid door de gebonden kerken wel met vrome woorden werd betuigd, maar door haar daden weersproken werd (Reformatie, 21e Jrg., nr 24); dat de „Synode" der gebonden kerken ons eerst eens duidelijk zeggen moest, dat het in 1942 om een leerkwestie ging, niet om een ordekwestie; niet vóór men dit gedaan had, zou er klaarheid komen, en zou er mogelijkheid zijn van samenspreking misschien (nr 25); terwijl hij zich voorts bedroeft over het feit, dat men steeds manr weer de kwesties verdoezelt en weigert de zaken scherp te stellen en zoo elke serieuze eenheidsbegeerte saboteert (nr 35);

die met mij, op verzoek van de Drentsche kerken, in alle richtingen die provincie doorkruiste om van ambtsdragers en leden der voormalige Gereformeerde kerken in den Naam des Heeren te eischen, dat zij zich onverwijld zouden vrijmaken;

en die nu:

niet meer weet, of liever, weten wil, wie de kerkscheuring veroorzaakte, althans dit beschouwt als een vraag van den tweeden rang, waarover voorts het zwijgen wordt toegedaan;

aan beide „partijen" ten aanzien van „de scheur" (neutraal woord) een bepaalde mate van schuld toekent, waarvan ze zich te bekeeren hebben;

als beide „partijen" ongeveer op gelijk niveau gebracht zijn (er is een partij aan deze en een a4«i gene zijde der scheur, zegt de schrijver) het thema „onverwijlde vrijmaking" inwisselt voor „hereeniging", in welken weg dan ook;

ongeacht of bovengenoemde bekeering nu ook plaatsgrijpt, engelijk elke bekeering zich duidelijk constateerbaar afteekent in woorden en daden van berouw, nu beide „partijen" verv/ijst naar wat tegenwoordig heet „de ronde tafel" of „het gesprek";

de leden der kerken oproept tot een kerkontbindende actie, waarbij hij eerst opwekt tot plaatselijke en landelijke samenwerkingen met de leden der gebonden kerken en dan pas, in de tweede plaats, gewaagt van een aanhangig-maken dezer zaken op de kerkelijke vergaderingen, maar dan nog met de restrictie: „voor zooveel mogelijk"

en ten slotte den indruk vestigt, dat dit onverantwoordelijk bedrijf beteekent het volgen van de stem van. den goeden Herder.

* Klaarblijkelijk is dus br Bos van standpunt veranderd. Reeds kwam het uit, dat ik hem met deze verandering allerminst kan gelukwenschen. Integendeel. Ik betreur haar zeer. Ik ben van oordeel, dat hij met deze actie op een verkeerden weg is. Tegen zijn betoog, conclusie's en oproep heb ik zeer ernstige bezwaren. Ze culmineeren in de overtuiging, dat dit woord van broeder Bos in, opzet en strekking niet is naar het Woord des Heeren. Het klopt niet met de Schriften.

Noch goede bedoelingen, noch élan en enthousiasme, noch veelheid van teksten, waarbij de vraag' is: zijn ze terecht aangehaald, passen ze in een bepaald aangegeven verband? — waarborgen de overeenstemming met het Woord van onzen God. En dat alleen beslist.

Het klopt niet meit de Schrift, als in een kerkelijk rechtsgeding, waarbij de kerk des Heeren gescheurd werd en de getrouwen vperden uitgeworpen en vervolgd, de schuldvraag op den achtergrond gedrongen wordt.

De opzet van het betoog van broeder Bos is: ach, die scheuring! Vreeselijk! Tegen den Heere en Zijn Woord! Zie maar de heillooze gevolgen, en er mogen toch geen scheuringen zijn! Daarom gemeenschappe­ lijke en wederzijdsche schuldbelijdenis. En dan gaan we onderling praten.

Is de scheuring dan niet vreeselijk ? O ja, ontzettend! Maar veel erger en afschuwelijker dan de gevolgen zijn de oorzaken. Door wie komt de gruwel op? En dan speelt de Schrift geen blindemannetje, en zegt niet: kom, kom, allemaal zondaren — U staat aan den eenen en ik aan den anderen kant van de scheur. Maar terecht heeft eens broeder Bos geschreven: „bekeering bestaat in de vrijmaking van alle zonden, die openbaar geworden zijn als ergernissen, welke de „kleinen" doen struikelen en willen dwingen tot wat kwaad is in de oogen Gods". Die ergernissen liggen voor rekening van de Synoden, die deze besluiten namen en van hen, die ze overnamen en uitvoerden.

En wat zegt de Schrift van deze ergernissen?

Roept ze alleen ach en wee over haar bestaan en haar heillooze gevolgen? O neen, ze doet meer. Onze Heiland zegt niet alleen: Wee der wereld van de ergernissen!" Maar Hij voegt er aan toe: Want het is noodzakelijk, dat de ergernissen komen, doch wee dien mensch, door welken de ergernis komt!" (Matth. 18 : 7). Bij Lukas nog: Het zoude hem nutter zijn, dat een molensteen om zijn hals gedaan ware, en hij in de zee geworpen, dan dat hij een van deze kleinen zou ergeren" (Lucas 17 : 2). Dus vloek over de weleld der ergernissen! Maar ze komen naar Gods Raad en Wil. Hij beoogt daarmee de loutering der geloovigen, de openbaring van de onoprechtheid der ongeloovigen, de ontdekking van de gruwelijkheid der zonde (Greijdanus, Lucas n, bl. 306). Maar dan roept Christus tegelijk het oordeel uit over de bewerkers van de ergernissen: e menschen, die ze veroorzaken. Wee! Het gericht Gods in zijn meest praegnanten, meest aangrijpenden vorm!

De schuldvraag inzake de ergernissen toedekken? De Schrift denkt er niet over.

Bij elke kerkscheuring, waarbij de getrouv/en worden uitgeworpen, noemt de Schrift de oorzaak en wijst ze de bewerkers aan, en zegt hun het oordeel aan.

Telkens opnieuw, ik meen wel tot zes-, zevenmaal toe, heb ik bij broeder Bos het woord „concreet" gelezen. Dat is: scherp omlijnd, duidehjk en bepaald omschreven of aangewezen. Maar als ik dat woord zoo vaak tegenkom, word ik wat wantrouwend. En ook hier niet zonder reden. De heele opzet is vaag en nevelachtig, om de feiten heenpratend; van het coneret e, dat is: van het b ij zonder e, wat zich juist van min of meer gelijksoortige gevallen onderscheidt, maakt hij het algemeen e. Had hij zich maaf' te binnen gebracht den raad, voorheen aan de gebonden kerken gegeven: de zaken scherp te stellen, en alzoo te voorkomen, dat serieuze eenheidsbegeerte wordt ' gesaboteerd.

De Schrift zegt nooit in geval van kerkscheuring: u staat aan deze en ik aan gene zijde van de scheur. En we zijn allemaal zondaren, ook in deze kwestie! Maar de Schrift is concreet en noemt man en paard.

De Apostel Petrus zegt tot Israels oversten en ouderlingen: ij hebt Jezus den Nazarener gekruisigd (Hand. 4 : 10). Gij hebt Hem omgebracht, hangende Hem aan het hout (Hand. 5 : 30). Hij zegt niet: u ja, wij waren zelf ook eerst op den verkeerden weg, ook wij hebben Jezus verlaten, ik persoonlijk heb Hem verloochend! O zeker, dat v.'as wel waar! Maar dat brengt Petrus niet te pas bij de schuldvraag, het geding verdoezelend!

Stefanus stelt "het Sanhedrin in staat van beschuldiging: onbesnedenen van hart en ooren! wederstaande den Heiligen Geest! Verraders en moorders van Jezus Christus! Hij zegt niet: Hier staat uw mede-zondaar, ook ik was voorheen een vijand van God en zijn Gezalfde!

En de Apostel Pauius, die te Antiochië door de Joden wordt tegengestaan en uitgeworpen, zegt hun het oordeel aan en schudt het stof af van zijn voeten tegen hen (Hand. 13 : 40, 41, 46, 51). En dan zegt de Apostel niet: ch, ook ik was eertijds gelijk gij, ik ben de uitnemendste der. zondaren, dewijl ik de gemeente Gods vervolgd heb, onze eerste zonde is ons conflict met God — maar hij stelt de vervolgers verantwoordelijk en verkondigt ze den toorn des Heeren.-

Alle schuld aan één kant? Maar wie beweert dat? Komen de „vrijgemaakten" hier uit als de getrouwen, in den zin van de schuldeloozen, en hebben zij niets misdreven? Maar wie denkt daaraan?

Ik weet en wist me nopens de vrijmaking aan door br Bos genoemde en niet-genoemde zonden schuldig. Anderen, die zich vrijmaakten, hebben weer op andere wijs overtreden. Het „wij" deugt hier niet, is niet concreet. Temeer daar in het betoog van br Bos passages voorkomen, waar het „wij" geheel foutief is en vervangen dient te worden door „gij" (leden der gebonden kerken). Wisten we dat ook niet, dat zoo we het goede willen doen, het kwade ons bijligt? En is onze dageüjksche schuldbelijdenis lippentaai? Ondanks al mijn ontrouw weet ik me in de zaak der vr ij making getrouw.

Redeneerende in de lijn van broeder Bos is in de kerkvanJezus Christus, als de gevolgen erna tig zijn, nooit recht te constateeren aan deze of aan gene zijde; elke rechjtsbeslissing, waarbij de uitspraak viel ten gunste van één der

beide betrokkenen zou op 't o o genblik, dat ze genomen werd, haar geldigheid en effect verliezen ein op staanden voet vervangen moeten worden door „het gespre k".

Voorts heb ik van mij niets te zeggen. Dat ik gerekend ben onder de kerkscheurders en muiters heeft mij diep getroffen, want daarin is mij groot onrecht aangedaan. Maar dat onrecht heeft mj[ allerminst verbitterd. Ik wil het gaarne vergeven.

Doch 'het gaat niet om mij. Het gaat om een rechtsgeding, om de rechten Gods. De synoden zeiden: wij hebben het recht Gods bediend, toen wy de scheurmakers uitstootten. Wij hebben den Wil Gods over hen voltrokken. Wij hebben Zijn recht gehandhaafd.

En zou ik tegen dit misbruik, dit schandelijk misbruik van den Naam en de rechten des Heeren niet scherp mogen en moeten getuigen, en zou ik de daders niet mogen noemen, en waar ze nog steeds in gebreke blijven hun zonden te bekennen, zou ik mogen nalaten hen voor te houden het wee, dat de bewerkers van de ergernissen zal treffen?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 september 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Het „concrete voorstel tot hereeniging van Ds B. A. Bos I

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 11 september 1948

De Reformatie | 8 Pagina's