GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

Tot mijn schrik zie ik reeds tot driemaal toe te hebben beloofd, op iets in een volgenden brief te zullen terugkomen. Dat is wel wat veel voor een mensch, die de waarschuwing van den apostel Jacobus niet mag vergeten. Maar ik sprak van een volgenden, en voorts gold het hier feitelijk eenzelfde ding, n.l. den modernen mensch, dat zeer voorname wezen, te leerèn kennen, waartoe de historie, mits gezien in het licht der Schrift, ons zeer goed dienen kan. z v v g

Immers moet de nadruk gelegd op het woord: mensch, en de mensch blijft van nature de eeuwen door altijd dezelfde. Ten allen tijd is hij „modern" geweest, d.w.z. hij zou steeds alles vernieuwen, inzonderheid zichzelf, uit eigen kracht. Ten allen tijde was hij de ketter, die het Woord des Heeren weersprak. o t b v n

Bossuet, die de kinderen Gods in zijn vaderland vervolgde, gaf van den ketter deze definitie: hij is een mensch, die een eigen opinie heeft, daarin zelfs „opiniatre", d.w.z. hardnekkig is. e e N

Volgens Bossuet behoorde de mensch zich aan de kerk, de roomsche kerk, te onderwerpen, feitelijk aan hetgeen Bossuet voor hem dacht. u e d

Want hij vloog woedend op, toen een andere groote in de Pransche kerk zijn geschriften op hun zuiverheid wilde doen onderzoeken. a d

Maar de schrijver van het boek der ketters, van wien ik in een vorigen brief reeds iets vertelde, constateert: de moderne mensch is een ketter, die zijn t a eigen opinie boven alles stelt, geen autoriteit van buiten wil erkennen, maar zich slechts van uit eigen binnenste vnl laten regeeren.

En zooals ik zei begint hij dan bij Simon den toovenaar en komt tenslotte tot ïolstoï. Eigenlijk zijn deze menschen de heiligen, groote mannen, die allen in weerwil van hun soms wonderlijke denkbeelden iets van de waarheid hebben gezien.

Toch is er in onzen tijd wel wat nieuws.

In vroegere eeuw waren die ketters eenlingen, die het waagden zich tegenover een machtige kerk, gesteund door een machtigen staat, te verzetten. Walter Nigg spreekt steeds van de kerk, maar doelt eigenlijk meest op de roomsche kerk der middeleeuwen.

En de ketters zijn niet zij, die bogen voor de autoriteit van het Woord Gods en daarom door die kerk werden vervolgd, maar zij, die voor alles ingingen tegen het Woord des Heeren.

Allengs zijn de hekken verhangen.

Voorheen was de kerk in de meerderheid, zij v/as boven. Thans is zij in de minderheid, onder. Millioenen menschen hebben met alle kerk gebroken. Millioenen christenen, zegt Walter Nigg.

Zij vormen in Europa verreweg de meerderheid. De kerk is in een verdedigende positie gekomen. Eigenlijk werd de ketter de normale, gewone mensch.

Dat zette reeds in de vorige eeuw goed in. Welk een ommekeer.

De menschen begonnen te haten de hiërarchie, , den dwang, het dogma, alle autoriteit. Radicale verandering.

En in de twintigste eeuw zette deze afval zich door.

Dit is geen atheïsme, „godloosheid". Neen, alleen maar verzet tegen alle macht buiten den mensch. Een schreeuw om vrijheid, welke de moderne mensch liefheeft met een gloeiende liefde. Geen vreemde macht van buiten zal over hem heerschen. En komt men hem aan met een bewijsvoering, dan wil hij die met zijn verstand kunnen billijken.

Hij is nog altijd de mensch der rede, hoezeer het irrationalisme hem parten spelen mag. Het rationalisme is nog altijd het hoofdprobleem van onzen tijd, met zijn „zakelijkheid" en „planung".

Dfe moderne mensch wil vóór alles „waarheid". De waarheid stelt hij verre boven de vrome leugen. Het is geen verwerping van het „goddelijke". De moderne mensch kan spreken als de oude Heraclit, die zei tot degenen, die zijn woning wilden binnengaan: treedt binnen, want ook hier wonen goden.

Toch is hier een groot gevaar. NI. dat van het nihilisme.

Als de mensch nu niets meer wil kennen dan deze aarde en niets hoogers, als hij alles verwerpt en nadert tot het niets. Zooals bijv. een Sartre, die den mensch geheel op zichzelf stelt, zuiver eenling, zonder eenige hulp van buiten, en met de eigen ook aanvaarde verantwoordelijkheid.

Dat nihilisme stelt zelfs het zijn des menschen „im Frage".

Inplaats van het optimisme der achttiende eeuw met zijn vooruitgang, kwamen nu de apocalyptische ruiters stormen over Europa en wierpen alles in puin. Het dreigt een chaos te worden. De lampen gaan uit in Europa. Alles duisternis. Het einde was en zal nog kunnen zijn een catastrophe, van welkei" gruwzaam.heid wij ons geen voorstelling kunnen maken. Daar is een wereldonweer losgebarsten met schrikkelijke bliksemstralen en vreeselijken donder.

En dan gaat niet alleen maar de kerk, maar ook de staat van het avondland ten onder. Tenzij er bezinning komt.

En nu wil men den ondergang van het avondland wel keeren met politiek-maatschappelijke vindingen, maar dit zal niet helpen. De christelijke erfenis wordt door communisme en kapitalisme verwoest.

Beide wurgen elk op zijn eigen wijze de ziel des menschen, nemen de individualiteit weg en het spooksel van den mierenstaat komt voor ons opdagen in het totalitarisme.

Zal er geen hulp kunnen dagen?

Ja, zegt Walter Nigg, want de orkaan is thans tot ijn hoogtepunt gekomen en dan volgt de „Umschlag", de ommekeer. Daar werken nu onder de oppervlakte an het leven nieuwe gezonde krachten, die hoop geen, dat de moderne mensch toch genezing vindt.

De beide wereldoorlogen hebben veel veranderd. Over Europa is gekomen wat Nietzsche en Kierkeaard hebben geprofeteerd. Ma0, r dit ligt nu achter ns. Nu alle krachten ingespannen, om weer datgene e doen herleven, wat ons een derden wereldkrijg kan esparen.

Walter Nigg ziet-den modernen mensch, althans ele rijke geesten in onze moderne wereld, op weg aar huis.

Hij doet zulks met een bewusten wil. Hij wil weer en vaderland hebben, waarin hij zich thuis gevoelt, en bodem waarin hij weer wortelen kan. Reeds ietzsche heeft dit verlangen gekend: o, zoo riep hij it, o, Zarathustra, weet gij het wel, dit zoeken naar en tehuis — het vreet mij op. Daarnaar vraag ik, aarnaar zoek ik, ik vind het niet. O, ewiges Uberll, o, ewiges Irgendwo, o, ewiges Umsonst.

En heeft de schilder Van Gogh dit verlangen van en modernen mensch niet in beeïd gebracht? De keter heeft lang als stuurloos rondgezworven, nu is het vond en hij keert naar huis terug.

Het is geen terugkeer tot den Christus der Schrif-

ten, tot de kerk, die het Woord Gods heeft" bewaard.

Walter Nigg wil van zulk een terugkeer niet weten. De moderne mensch wil van geen kerk meer weten. Daarom noemt men hem ten onzent ook „buitenkerkeUjk". Een naar waarheid verlangend wezen, een zoeker van religie, maar van een zich voegen tot. de ware, zelfs tot eenige kerk is er geen sprake.

Daarom meent men, dat de leeraren der kerk die buitenkerkelijken moeten opzoeken, tot zelfs in de bioscoop of op het sportveld.

En dan een waarheid — die hem niet afstoot natuurlijk.

Men beroept zich dan wel op den apostel Paulus, die de menschen eerst voedde met melk, en niet mét vaste spijze. Het is onzin, zei Vinet eens, want de melk, die de apostel bedoelde, bevatte reeds alle levenswaarheden, die een mensch tot zijn behoud behoeft.

Maar goed, de moderne mensch is aan de kerk ontgroeid.

Hij wil niet terugkeeren. Hij wil een „Heimkehr".

D.w.z. het moet een nieuwe terugkeer zijn, een moderne, den modernen mensch waardig, die niets van het moderne levensgevoel en het moderne wereldbewustzijn en van alles, wat hij dan aan moderne waarden verwierf, wil opgeven. Hij blijft de mensch, die geen andere autoriteit erkent dan zichzelf.

Hij is de nieuwe Odysseus, die naar huis wil, maar zooveel gevaren heeft te overwinnen. Daar is de nimf Kalypso en hij moet tusschen Scylla en Charybdis heen.

Het is, zegt Walter Nigg, niet gemakkelijk, om aan dit verlangen een grijpbare gestalte te geven.

De eigenlijke naam is nog niet ontdekt. Er moet komen een nieuwe religieuse sprake. Wij weten, dat de wereldkerk er al mee bezig is, en Barth en zijn vrienden werken er aan.

De moderne mensch moet in de plaats van de oude tot frase geworden begrippen, nieuwe woorden hebben, een nieuw aiphabeth, om de eeuwige waarden tot uitdrukking te kunnen brengen.

Het nieuwe woord kan slechts uit een nieuw beleven van het „goddelijke" uitgroeien.

Hier zijn wij reeds midden in de mystiek. Trouwens een der grooten is voor Walter Nigg de vreeseUjke ketter Eckehart, die zei: a!s ik niet-was, zou God niet zijn. Het gaat er om, dat de mensch als God wil worden. En zoo was, naar wij zien, de „moderne mensch" er reeds in het paradijs, toen hij de leugen van Satan geloofde.

Als gezegd, de moderne mensch moet meer kennen dan deze aarde. Hij zoekt aanraking met de eeuwige machten die hem van allen kant omringen. Hij kan van zijn nihilisme niet worden genezen, als hij deze eeuwige machten van allen kant niet leert kennen, "beleven. Dat is een terugval in het animisme, zou men zoo zeggen, en dus wel een wonderlijke „Heimkehr".

Maar — het moet ook. christendom zijn. Het christendom heeft den mensch het diepst doen indringen 'in den wereldgrond. Indringen in dien „oergrond", al dieper, tot de mensch het „goddelijke" vlak voor zich lieeft, en het heeft bemachtigd.

Maar dan moet er natuurlijk een nieuwe Christusgestalte zijn.

Walter Nigg ontdekte, dat Jezus Christus de erg-, ate ketter is geweest, de voornaamste van de familie van Simon den Magiër, de Gnostieken, van Mani en Marcion en Eckhart en Tauler en Spinoza en Lieibniz en zooveel meer. Hij heeft zich immers tegen de autoriteit van de 'Schriftgeleerden en van Kajafas gezet.

Is het bloot toeval, zoo vraagt de schrijver, dat, nu men den ketter door een nauwkeurig onderzoek goed leert kennen, Jezus als ketter wordt herkend? Naar den „eeuwigen Christus" moet de moderne mensch heen. Daar zijn ook andere zijden aan Jezus, maar de: ; e is wel de voornaamste. "Van zulke gestalte gaat de geheimnisvolJe uitstraling uit, die de atmosfeer schept, waarin het goddelijke den mensch voor oogen treedt. Zoo wordt het Christelijke weer groot, bekomt het een gansch nieuw gewicht, de weg is geopend, waarop de mensch genezing vindt. En als dit geschiedt, dan wordt eerst recht de situatie vervuld, van welke Jezus sprak in de gelijkenis van den verloren zoon: ITnd sie fingen an, fröhlich zu sein.

-. Zoo eindigt deze vreeseUjke teekening van den modernen menseü en de „christelijke" religie, die hij zoekt, een, die hem zeer goed het huis van den wereldraad van kerken kan doen binnentreden: Christus de Heer. Dat wil hij immers? '

Maar — hij bedoelt zichzelf. De moderne mensch blijkt de natuurlijke mensch aller eeuwen te zijn, die Gode ge'ijk wil wezen. Zichzelf wil verlossen. Voor geen macht wil buigen dan voor den eigen wil.

En als ik nu nog enkele grepen uit de historie doe, dan blijkt dat er in wezen niets veranderd is. De wijsgeer Troeltsch heeft meenen te kunnen zeggen, dat de mensch van slechts weinig gedachten heeft geleefd.

Dit geldt inderdaad van den z.g.n. modernen mensch, die de eeuwen door altijd weer hetzelfde zegt. Wat nog iets anders is dan het de eeuwen door hetzelfde Woord van God. Want dit wordt voor ons al rijker, naarmate wij het gehoorzaam onderzoeken, ons latend leiden door den Geest des Heeren, Die de Auteur er van is.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 28 januari 1950

De Reformatie | 8 Pagina's