GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerkorde van de Ned. Herv. Kerk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerkorde van de Ned. Herv. Kerk

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

KERKLIJK LEVEN

Bij de „nieuwe koers" in de Ned. Herv. Kerk paste een „nieuwe Kerkorde", die 7 Dec. 1950 met grote meerderheid van stemmen (76 tegen 14) werd aangenomen. Nieuw is deze K.O. veel mir: der tegenover de pas vaarwel gezegde regeling dan tegenover de Dordtse K.O. Opgeheven werd eind 1950 niet 'n Kerkorde in de historische zin van het woord, maar een genootschappelijk algemeen reglement, dat' echter in zijn grondlijnen zeer grote overeenkomst vertoont met de nieuwe kerkorde. Inderdaad nieuw is deze K.O. tegenover de Dordtse K.O., niet alleen in temporele, maar ook in principiële zin.

Natuurlijk moest de vraag onder de ogen worden gezien, waarom men in 1950 en voorafgaande jaren niet teruggreep naar de van ouds vigerende kerkorde. In zijn „Nederlands Hervormd Kerkrecht" (1951) geeft Prof. Haitjema hierop antwoord. Hij schrijft: „dat nog in de 19e eeuw vrijwel iedere beweging, die zich tegen de kerkordelijke vormen, waarin de Nederl. Hervormde Kerk zich met het Kon. Besluit van 7 Januari 1816 van Koning Willem I had moeten voegen, principieel en bewogen had verzet, naar de „Dordtsche Kerkorde" met heimwee had terugverlangd als naar een model voor een zuivere, typisch- Gereformeerde kerkinrichting. Dat dit steeds maar weer terugzien op Dordrecht (1619) overigens niet weinig geforceerds heeft, is klaar als de dag. Twee eenvoudige en veelzeggende feiten moge ik aanvoeren, om het geforceerde van deze bewondering voor de Dordtse Kerkorde te doen gevoelen".

Deze aanloop verraadt het on-corifessionele standpunt van de schrijver inzake de kerk. De Hervormde Kerk had tot op 1816 een kerkorde, die gegrond was op de Geloofsbelijdenis, art. 27—32. Door de coup d' église van Koning Willem I werd die kerk omgezet in een genootschap, met een tegen alle recht en bevoegdheid opgedrongen Reglement en verlaagd tot staatscreatuur en staatsdienares, terwijl alle verzet hardhandig werd neergeslagen. Wanneer nu de Hervormde Kerk, naar de steeds weer uitgesproken begeerte opnieuw kerk wil worden, en zich ontdoet van de wederrechtelijk opgedrongen organisatie, wat ligt dan meer voor de hand, dan dat ze teruggrijpt naar de kerkorde, die, zakelijk onveranderd, sinds 1571 accoord was van foederatief samengaan der Gereformeerde Kerken? Is het onbegrijpelijk, dat men onder het anti-gereformeerde juk, door Koning Willem I opgelegd, heimwee had naar de oude, op de Belijdenis gegronde Kerkorde? Wie dit heimwee veroordeelt, verklaart impliciet, dat het: „wij geloven en belijden" van de artt. 27 tot 32, hem vreemd is.

De schrijver vervolgt: „In de eerste plaats lag er reeds force majeure in het feit, dat er tussen de z.g. Leicester-synode te 's-Gravenhage in 1586 en de 19eeeuwse jaarlijkse synoden onder de vigueur van het reglementaire kerkrecht uit de dagen van koning Willem I geen periodieke nationale Nederlandse synoden konden gehouden worden. Waren deze in die langdurige periode van meer dan twee en een kwart eeuw wel geregeld gehouden, zij het dan ook wat minder vaak dan men zich in de reformatorische eeuw aanvankelijk voorgenomen had (nl. om de drie jaren), dan zou stellig het Nederl. Geref. kerkrecht zich in ' dit omvangrijke tijdvak wel in zulk een zin verder ontwikkeld hebben, dat ook de stoerste Calvinist in het Koninkrijk der Nederlanden van de 19e eeuw niet op de gedachte zou zijn gekomen om op de Dordtse Kerkorde terug te grijpen als op het non plus ultra van een zuiver-Gereformeerde Kerken(|rdening".

Wonderlijke redenering!

Dat wil zeggen: men moet niet op de Dordtse K.O. teruggaan, want die was niet gereformeerd gebleven, indien er regelmatig synoden waren gehouden. Zo kan men met evenveel recht 't volgende, even dwaze, betoog opzetten, ingeval iemands vader, die bij zijn leven zijn spieren krachtig geoefend had, op middelbare leeftijd was weggenomen: je moet, als je die jongen aanzet meer lichaamsbeweging te nemen, hem zijn vader niet ten voorbeeld stellen, want was die vader oud geworden, dan was het een zwakke, slappe, zich traag bewegende man geweest. — En dan wil een dergelijk praatje doorgaan voor een argument tegen de herinvoering van de Dordtse Kerkorde.

Maar Prof. Haitjema heeft nog een andere pijl op

zijn boog: „Het tweede feit, waarop ik de aandacht vestigen wil, laat wellicht nog duidelijker gevoelen, dat het teruggrijpen op de Dordtse Kerkorde door het Geref. Protestantisme van de 19e en de 20e eeuw geforceerd is. Zowel de Afgescheidenen van 1834 als de Dolerenden van '86 hebben zich wel in hun kerkrechteUjke regelingen voor hun kerkformaties met geestdrift weer verbonden verklaard aan de Dordtse Kerkorde, maar ontnamen tegelijkertijd met nogal vèr gaande vrijmoedigheid alle actuele betekenis aan die bepalingen uit de Dordtse kerkenordening, welke door de veranderde situatie in de verhouding van Kerk en Staat in de 19e eeuw geen toepassing meer konden vinden. Zowel de mannen van de „Christelijke Afgescheiden Kerk", later de „Christelijk-Gereformeerde Kerk", als die van de „Dolerende Kerken", later de „Gereformeerde Kerken in Nederland", drukten maar al te gretig dié kerkordelijke bepalingen van de Dordtse Synode cursief, of zetten ze tussen haakjes, waarin vanuit de theocratische belijdenis van een organische vereniging van Kerk en Staat aan de overheid beyoegdheden werden toegekend, die de 19e eeuwse overheden niet meer begeerden te bezitten, b.v. het recht van approbatie op de beroeping van predikanten naar gemeenten, die over het territoir van hun burgerlijk gemenebest zich uitstrekten."

Tot zover prof. Haitjema. Dat komt dus kort en goed hierop neer: de Dordtse Kerkorde is onaanvaardbaar, want de' situatie inzake de verhouding Kerk en Staat is inmiddels veranderd. Als dit nu het bezwaar is, dan had men toch ook eens den volke moeten laten zien, wat een verdwijnend klein deel van de Dordtse K.O. wijziging behoefde om alle bezwaar te laten vervallen.

Waarom zegt men toch niet eenvoudig waar 't op ptaat? Waarom toch altijd weer met veel woorden om de zaak heengedraaid?

Die was eenvoudig deze: met de Dordtse K.O., dat is: de Belijdenisgetrouwe K.O. in de hand, kon men zijn opzet, de doorbraak te forceren, niet bereiken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's

De kerkorde van de Ned. Herv. Kerk

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juli 1952

De Reformatie | 8 Pagina's