GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Urieven

Amice frater. Zo een paar dagen na de stembusstrijd kwam een vriend mij opzoeken, die zei: ik wil nog wel eens wat praten over enkele dingen, die mij bezig hielden, toen de stembusstrijd gaande was. Nu, daartegen kon ik geen bezwaar laten gelden.

Hij zei: het is vooral dat gepraat over kerkelijke en niet-kerkelijke politieke partijen, dat ik niet kon vatten.

Ik merkte op: maar amice, ge hebt daaromtrent zoveel kunnen lezen in allerlei bladen voor de politieke propaganda, is het U nog niet duidelijk? Hij verzuchtte: het werd mij door die algemeen-christelijke pers al onhelderder. En het ging mij als die Schuier uit Goethe's Faust: mir wird von alledem so dumm, als ging mir ein Mühlrad im Kopfe herum. Want ik las, dat een kerkelijke politieke partij haar leden en kiezers wil trekken uit één bepaalde kerk, hier dan het G.P.V. Ja, dat deze partij zich alleen richt tot de leden dier kerk en dat het zelfs moest bevreemden, dat er een advertentie voor die partij gevonden werd in een blad der Christelijke Gereformeerde Kerk. En toch dacht ik, dat de „Protestatie" van het G.P.V. zich richtte tot heel ons volk. Dacht U het ook niet zo?

Ja, zei ik, daar is geen twijfel aan. Trouwens, zo doet elke politieke partij. Daar is niets bijzonders bij zou ik zo zeggen.

Goed, dus mijn vriend, maar k e r k e 1 ij k zou een politieke partij dan zijn, die haar leden alleen kan trekken uit één kerk, als ik het wel heb, en dat is dan, zoals het heet, een vermenging van kerk en politiek, wat dan niet goed zou zijn. Maar wat is dan een niet-kerkelijke politieke partij? Ik zou menen, dat die partij dan de kerk buiten de politieke kamp zou willen houden. Echter, ik merkte, dat de a.r. partij er op uit was haar leden en stemmen uit vele kerken te trekken. Zij houdt dus rekening niet met één, doch met vele kerken. Zo ook ds Zandt naar zijn eigen zeggen. U wees er reeds op, met hoeveel zorg de candidatenlijst dier twee niet-kerkelijke partijen werd samengesteld; zoveel mogelijk de verschillende protestantse partijen in de personen vertegenwoordigd. En de heer Ingwersen zegt in zijn brochure, dat zelfs met groeperingen in een bepaald kerkgenootschap rekening werd gehouden; een der candidateii stond op de lijst omdat hij wel, een ander omdat hij niet bij de gereformeerde bond in de Ned. Herv. kerk behoort.

Dus, ik concludeer: een politieke partij, die zich aan één kerk houdt is kerkelijk, maar een andere, die met vele kerken rekent, is niet-kerkelijk. Ik zou zeggen: het staat eer net andersom.

En daar draait weer dat molenrad in mijn hoofd.

Nu, zo zei ik, gij moet wel goed het fijne van deze dingen snappen, en leren verstaan, wat de mensen der niet-kerkelijke politiek onder dat , .rekenen met" ververstaan. Waaruit dan weer blijkt, dat vele mensen, als het hun past, 'graag hun begrippen brutaalweg zetten voor de werkelijkheid, hun vindingen voor de werken Gods, hier de kerk en de staat, de kerk en de politiek. Wij moeten dus, om de dingen goed te zien, eerst verstaan, wat de kerk en wat de staat is, en dat zal de Schrift ons alleen kunnen leren. Gij weet, dat Groen van Prinsterer heel niet bang was voor de uitdrukking: kerkelijke politieke partij. Dat hij juist ook in de politieke strijd tegen alle revolutie de kerk op de voorgrond wilde plaatsen; wil men, de kerk in het centrum. Fabius vestigde er meer dan eens de aandacht op, dat Groen gaarne met zijn vrienden eerst omtrent de kerk in het reine was gekomen, vóór hij verband met hen zocht inzake de vragen voor het staatsieven.

Maar — in de politieke strijd geldt de verleiding van het cijfer en zet men, wat vrucht moet zijn, als doel voorop. En zo redeneert dan de cijferende politicus : de kerk verdeelt maar, en dat is voor de politieke partijen erg lastig. Daar moet, evenals in de sociale organisaties eenheid zijn en een groot getal. Anders begint men niets. Vandaar dan ook, dat men een breuk weer in een kerk onaangenaam vindt, maar er ten slotte in berust. Het geldt de kerk maar, zo is dan de gedachte. Het is nog te dragen. Alleen — als gij de eenheid breekt in de politieke partij of in een of andere christelijke actie, dat is onvergeeflijk. Wat de beUjdenis zegt van de kerk past men liever toe op de politieke partijen en maatschappelijke verenigingen van welke aard ook. En zo kan men zijn mensen uit allerlei kerken halen voor bestuursfuncties en voor candidatenlijsten voor raden en staten, doch zij moeten één ding goed weten, dat zij daar overal over de kerk zullen zwijgen

De kerk is goed voor de Zondag en goed voor de „zaligheid der ziel" en het „geestelijk leven". Men krijgt er iets voor het „hart", het gemoed en het gevoel, en wil onder de prediking in de kerk dan ook niet horen van wat er op politiek of sociaal gebied te doen is. Daar begint men des Maandags weer mee. En dan wil men geen last hebben van de kerkelijke verdeeldheid. Men is daar niet kerkelijk, doch christelijl; . En christenen van allerlei soort kunnen immers politiek en sociaal heel goed samenwerken. Als zij zo door de week de kerk maar laten rusten.

Maar, dus mijn vriend weer, dat komt er dus op neer, dat de bediening van het Woord Gods door de ambtsdragers der kerk - van Christus zeer beperkt wordt en dat de politieke en sociale leiders en hun volgelingen die prediking gaan beheersen. De kerk heeft niets te zeggen voor de politiek, doch de politiek wel alles voor de kerk.

Wat blijft er voor de prediking zo over, terwijl haar taak is ons de kracht van het Woord Gods voor gans ons leven te verkondigen?

Nu, zei ik, de dienaren der kerk kunnen immers preken over het gebeuren van voorheen, hoewel zij daarin ook zeer voorzichtig moeten zijn, dat stem- ik toe. Want een antirevolutionair geleerde heeft gezegd: de kerk houdt zich niet bezig met de dingen van de dag. Zo gauw dus een dienaar van de Koning der kerk en de Koning der koningen, Wien alle macht is gegeven in de hemel alsook op de aarde, op die dingen maar even doelt, dan ziet hij hier en daar wenkbrauwen fronsen, zelfs mensen uit de kerk lopen, of schreeuwen. Hier geldt dus, als men de vrede in het leven het hoogst stelt, voorzichtig te zijn, dan breekt het kerkelijk lijntje niet. Elders heeft men blijkbaar geen last. Daar is de vrede.

Ach zo, dus mijn vriend, doch ik meende, dat de Heiland Zelf waarschuwde, dat Hij niet is gekomen om vrede te brengen op de aarde.

Gij vergeet, dus ik weer, dat de liefde er ook nog is en weet gij niet, hoe groot voorstander deze vredemensen van de liefde zijn.

Toen mijn vriend weer: ik las onlangs in een mooi boek, dat de mensen van onze tijd veel spreken van de liefde, maar dat onze tijd zeer nodig heeft, dat de vrezedes Heren niet wordt vergeten, die de bron van alle wijsheid is. Ook voor de politiek.

Gij hebt gelijk, zei ik, maar nu moeten wij verder luisteren naar de verdedigers der eenheid en van hereniging. Zij zeggen, dat er in het leven nog meer is dan de kerk. Daar is ook het koninkrijk Gods.

Maar, dus mijn vriend, staat dat koninkrijk dan buiten de kerk of de kerk buiten dat koninkrijk? Het schijnt wel zo, antwoordde ik, maar daarom is het voor ons ook weer nodig, dat wij weten wat het Koninkrijk Gods werkelijk is.

Dat is zo, dus mijn vriend, ik las daarover vele boeken, maar het werd mij steeds onduidelijker. Vooral die vele beelden, die dan tot verduistering dienen. Ik dacht steeds, dat de zaak heel eenvoudig was, zij het dan voor ons mensen zeer zwaar menigmaal door onze boze onwil, n.l. zó, dat onze Koning gehoorzame onderdanen wil overal, en dus voor gans het leven vraagt: gehoorzaamheid uit liefde, en geen praatjes over liefde zonder gehoorzaamheid. En gaf Hij ons dan niet Zijn Woord en aan Zijn kerk het bevel dat te verkondigen? Is Zijn kerk niet alleen daar, waar deze gehoorzame kinderen worden vergaderd en is dan de kerk niet pilaar en vastigheid der waarheid? Waar zou een mens de waarheid elders vinden, die hem voor heel zijn leven sterkt en gehoorzaam maakt ?

Mijn koninkrijk, zegt de Here, staat midden onder u.- Hij is dat Koninkrijk en Hem is alle macht gegeven in de hemel alsook op de aarde. Wij horen het elke Zondag weer: Overste van de koningen der aarde.

Dus moet de prediking van dat Woord in de trouw der goede belijdenis, zo zou ik zeggen, altijd heel concreet zijn juist voor elke dag van ons leven. Is er dan één zaak, waarvoor wij het licht van het Woord Gods en de getrouwe prediking niet broodnodig hebben?

Jawel, zo ik weer, maar men zegt: dat kan ieder voor zijn eigen terrein wel nagaan. Daar heeft men de kerk niet voor nodig. Elk terrein heeft dan zijn eigen belijdenis of program en de kerk moet op haar terrein blijven.

Maar, zo vroeg mijn vriend ongeduldig, waar is dan toch haar terrein ?

Zie eens, zei ik, om dat te verstaan, moeten wij weer weten, dat volgens deze leer de 'ware, de wezenUjke kerk onzichtbaar is. Daar zijn vele verschijningen met allerlei verschil, pluriform ziet U?

Dat is enerzijds prachtig, zoals wel is geleerd, maar voor de politiek uitermate lastig. Want het terrein van de politiek heeft de samenwerldng nodig van alle christenen, eerst protestanten en daarna ook zelfs wel roomsen, als zij humanistisch willen zijn. En dan moeten de kerken uiteraard terug worden gedrongen in haar prediking tot

Ik vrees zo, viel mijn vriend mij in de rede, tot ook deze verschijningen onzichtbaar zijn geworden. Maar wat hebben wij dan nog voor fundament in heel ons denken en doen?

O, zo merkte ik op, gij vergeet, dat er dan nog de Gemene gratie is, thans uitgebreid tot grondslag voor heel het staats- en rechtsleven. Gij hebt daaromtrent kunnen lezen in de kostelijke artikelen van prof. Veenhof in onze ., Reformatie". Alles gemene gratie, dus buiten het werk van de Christus der Schriften om.

Maar, zo ten slotte mijn vriend, waarom noemt men zich dan nog Christelijk? Ik antwoordde: dat is mij ook niet duidelijk, maar hieruit kunt gij weer zien, hoezeer wij tegenover al die valse profetie in een algemeen christelijke pers en algeheel christelijke partijen nodig hebben weer te leren wat wij onder kerk en staat hebben te verstaan. Het werd ons geleerd, inzonderheid in de vrijmaking. Maar er naar luisteren is nog wat anders. Laten wij er nog nader over spreken.

Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's