Het kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, gelijk dat gekend wordt uit de handelingen van den Amsterdamsche Kerkeraad in den aanvang der 17e eeuw - pagina 192

190

BIJLAGE J .

DE DIENST OP DE SCHEPEN EN IN DE KOLONIËN.

daertoe niet can comen, datmen haer sal vermanen gedult te nemen, ende dencken, dat Godt haer tot cruys roept. Is oock goet gevonden bij de Bewinthebberen aen te houden, dat sij d' ordonnantien hen toegesonden, ende onderteijckent Coenen, door haren Generael, in Indien doen onderhouden. Oock datter vier Predicanten, met vier Schoolmeesters voorsien, in Indien gesonden worden, eenen op Choromandel, den tweden in Amboina, in de Molucques; den derden in Banda, den vierden tot Bantam, Ende dat die sullen moeten gesondt sijn van geloof, waerin faulte begaen wordt, van de Gameren van Delft, Roterdam, ende Hoorn. Voorts is geresolueert, datmen aen onse gedeputeerde op het Synodum Nationaél, sal oock ouerschrijuen desen Casus, oftmen de kinderen der Heydenen, in Oost-Indien sal mogen doopen, die teenenmael ouergegaen sijn, in de familie der Christenen, ende die een Christen hebben, die belouet, deseluige in de Christelijcke religie op te voeden. (Protoc. IV, fol. 303). 6 DEC. 1618. — Is gelesen eenen brief geschreuen van Jacatra, door Adriaen Hendrickss Hulsebos, vanden 26 Februarii 1618. nopende den staet van Indien, ende versoeckende antwoort op sijne vorige, ende insonderheyt van den 4 Decemb.. 1617. Is daerbij gevoeght, eenen brief vanden seluen Hulsebos, aen eenige predicanten van dese stadt, int particulier, sigh refererende op sijne voorgaende. Is geresolueert dat die predicanten, aen de welcke den particulieren brief gecomen is, hem sullen beantwoorden, ende aduiseren t' gene in de saecke gedaen wordt, soo in Synodo Ifationali, als andersyns, ende met eenen hem oock verwittigen, debvoir te willen doen, dat eenen gemeijnen sentbrief vuijt Indien come, waerinne door alle de predicanten van Indien, oft ten minsten, van het meestendeel, geelaecht worde, ouer de disordren, met onderteijckeninge, om daerop dan te wercken. (Protoc. IV, fol. 306). 20 DEC. 1618. — Is gelesen eenen brief van D, Rolando, vuijt den Synodo van Dordrecht geschreuen, nopende onse grauamina ouergeschreuen. De substantie daervan was, dat hij het eerste grauamen niet en hadde voorgestelt, om de eere van onsen kerckenraet, als sijnde des voorstellens onweerdigh, want het buijten dispute is, dat soodanigen doop, geenen doop en can verstrecken. Op het tweede is de resolutie, dat de kinderen der heijdenen, al ist datse in de familie der Christenen ouergegaen syn, door aenneminge, adoptie, oft andersyns, niet en mogen worden gedoopt, al ist dat een Christen voor haer gelofte doet, de seluige in de Christelijcke religie te sullen opvoeden, ofte doen opvoeden, voor aleer, datse in de Christelijcke religie wel onderwesen, ende tot haere iaeren gecomen sijnde, haer gelooff in Jesum Christum belijden, ende den doop seluer begeeren te ontfangen. De redenen, waerop dese resolutie gefondeert is, syn niet verclaert, alsoo D. Rolandus schrijft de broeders die selfs wel cunnen bedóncken. (Protoc. IV, fol. 309).

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen