GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Wereldoorlog en theologie - pagina 41

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Wereldoorlog en theologie - pagina 41

Rede uitgesproken ter gelegenheid van den Dies Natalis der Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

De theologie deed een poging tot een antihumanistische theodicee. Zij reageerde af tegenover elk humanum, dat den chaos niet vermocht te overwinnen. Maar de antihumanistische theologie greep te hoog. Ze wilde het concrete leven dienen in den onverschrokken ernst van de gerichtsprediking, maar zag óver dit leven heen. Totdat de volheid van dat concrete leven in beroering en nieuwe spanningen leidde tot tegenmotieven en correcties en er tusschen Evangelie en wereld toch weer de mogelijkheid zichtbaar werd van een nog met vele vraagteekens omringde synthese n s ) .

^^^) Soortgelijke verschuivingen zien we ook bij PAUL ALTHAUS, die wel reeds vanaf 1924 tegenover BARTH gewezen had op het „ja" Gods ten opzichte van de geschiedenis, maar toch door zijn verticaliseering der eschatologie geen recht had laten wedervaren aan de geschiedenis, die „op weg" is naar de toekomst. De verschuiving bij ALTHAUS is nu hierin te bespeuren, dat hij zijn onderscheiding tusschen axiologische en teleologische eschatologie laat vallen en zijn scherpe kritiek op de z.g.n. „endgeschichtliche Eschatologie" steeds meer gaat begrenzen en reduceeren, waardoor de horizontale lijn der geschiedenis in haar beteekenis voor het werkelijke einde der geschiedenis duidelijker wordt. Deze beschouwing zien we vooral in den 4en druk van ALTHAUS, Die letzten Dinge, uit het jaar 1933. ALTHAUS heeft openhartig rekenschap gegeven van deze verschuiving in zijn artikel: „Zur Frage der „endgeschichtlichen Eschatologie", Nachwort zur Schwedischen Uebersetzung der „Letzten Dinge" (1928) in ,,Z. f. syst. Theol." 1930, pag. 363 vv. Ze dateert dus reeds van 1928. Duidelijk zien we de beteekenis van de horizontale lijn n a a r voren komen, als ALTHAUS schrijft: „Die Eschatologie hat es mit der wirklichen in der Zeit an uns herankommenden Zukunft zu tun" (Die letzten Dinge, 1933, pag. 4). Hij kritiseert BULTMANN, voor wie de eschatologie met de openbaringsgedachte samenvalt (pag. 2). „Wir horen nichts davon, dasz die gegenwartige Stunde der Entscheidung, das Heute als „letzte Stunde" über sich hinausweist auf den jüngsten Tag. Die Eschatologie des „Augenblicks", des Jetzt zehrt die Eschatologie des jüngsten Tages auf" (pag. 3). ALTHAUS' opzet in de jongste phase zijner ontwikkeling bedoelt de actualiteit der eschatologische verwachting te combineeren met de beteekenis van de horizontale lijn der geschiedenis en haar ontwikkeling. Al moet aan HOLMSTKÖM worden toegestemd, dat de spanningen ook nu nog allerminst opgelost zijn {Das esohatal. Denken der Gegenwwrt, 1936, pag. 410 v.) toch is de verschuiving bij ALTHAUS in verband met die van BARTH zeer opvallend. ALTHAUS zoekt duidelijk te maken, dat zijn kritiek op de traditioneele „endgeschichtliche" eschatologie allerminst inhoudt „eine Vergleichgültigung der Geschichte" (R.G.G. II s.v. Eschatologie V, pag. 360) en geeft zelf de verschuiving weer met de volgende woorden: „Die theorethische endgeschichtlische Eschatologie wurde bekampft durch ein theoretisches Nein zu ihr, die Theorie der sich zum Ende steigernden Geschichte durch die Theorie von der Unmittelbarkeit jeder Zeit zur Ewigkeit, die Horizontale der üblichen heilsgeschichtlichen Betrachtung durch die Vertikale der iibergeschichtlichen Nahe der Ewigkeit. Dagegen hat die Kritik sich mit Recht gewehrt." (Zur Frage der endgesohiohtlichen Eschatologie, „Z. f. syst. Theol." 1930, pag. 368). Wanneer HOLMSTEÖM opmerkt: „Wenn diese „endgeschichtliche" Zukunftsperspektive nicht offen steht, dann ist auch dem aktuellen Ernst der gegenwartigen Ewigkeitserfahrung seine eschatologische Wurzel abgeschnitten", dan onderschrijft ALTHAUS dezen woorden en voegt er aan toe: „Eben hier lauft die scharfe Grenze, die mich heute von Karl Barths (zweite Auflage seines Römerbriefs), Rudolf Bultmanns und meiner früheren Vergleichgültigung der Frage nach dem zeitlichen Ende, nach der endzeitlichen Parusie trennt." ALTHAUS, Eschatologisehes, „Z. f. syst. Theol." 1935, pag. 621 en 618 V.) In verband hiermee en met de jongste ontwikkeling der dialectische theologie leze men Dr K. H. MISKOTTE, Hoofdsom der historie, pag. 28v.:

39

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 22 oktober 1945

Rectorale redes | 52 Pagina's

Wereldoorlog en theologie - pagina 41

Bekijk de hele uitgave van maandag 22 oktober 1945

Rectorale redes | 52 Pagina's