GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de school der wijsbegeerte.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVI.

Religieuse Wijsbegeerte.

Zoodra het op-den waarheidsinhoud aankoimt, blijkt bij do wijsbegeerte', véél meer dan bij' den godsdienst, de eenzijdigheid en bekrompenheid van bet mjenschelijk' versta, nd, de onmogelijkheid om evenwichtig en harm-onisch te zijn.

„Wij kennen ten dee'l-e" — dat is in de ïiloso.fie verbijsterend waar.

Met een paar voorb'eelden hebben we laten zien, dat de z.g, wet der pluriformiteit op het gebied 'der wijsbegeerte ni'ot slechts tot nafuurlij'ke splitsing, len, het leven verrijktende, vertakking, maar ook tot vervreemidende afwijking en antithetische vergroeiïng voert.

Tot goed verstand van het begrip en de waarde der wijsbegeerte zijn geschiedkhndige voorbeelden echt leerzaam', en wij wekken onze lezers op om zelf uit dit oogpunt van sam'enh'ang en ontwikkeling (respectievelijk: ontaarding) de geschiedenis der wijsbegeerte te bestudeeren, en wat wij o.a. van' Locke hebben aangetoond, ook toe te passen op Berkeley (gest. 1753), die het empirisch stelsel van Locke ómb'Ouwt tot een volstrekt idealisme, door de kenbaarheid, ja zelfs de werketij'kbeid, . der wereld buiten ons te loochenen en a, n'een te handhaven den denkenden geest des mienschen; — en voorts ook op den superieuren filosoof Hume (gest. 1776), het troeteMnd van onzen Professor Heym; ans, die nog een schrede verder gaat en ook' het bestaan van de geestelijke substantie, die wij ik noemen, 'ontkent, aldus uitkomend bij het sc'ept i c i s m e (het niet-weten als stelsel) en voorbereidend het later in de wetenschap-zoo graag gehuldigde positivisme (het alleen rekening houden met het positief waarneembare, en het uitschakelen van alle geestelijkheid).

Wij willen th'ans, om het begrip filosofie nog meer geschiedkhndig te Verduidelijken, op een a.n'der, hoogst belangwekkend, ointwikkelingsverschijnsel de aaU'dacht vesti'gen, namelijk' o-p de vergroeiïng der cartesi.aansche wijsbegeerte tot wijs'geerige reli.gie in de sublieme (Foi-meel-filosofisch gesproken I) • persoonlijkheid van Baruch Spinoza (gest. 1677).

Vroeger is reeds door ons 'gezegd, , dat de wijsbegeerte in haar opkjo'mst 'en verloo.pi bij; de Grieken 'oen godsdienstige bedo-eling had, in zekeren zin 'oen „Ers.a, tz" voor de .afgezworen .mythische volk'sreligle - was, vooral b-ij een zoo religieus aangelegde natuur als Plato.

In de middeleeuwen .Kromp de stout strevende

filosofie in tot een hulpvalc, dat dieiide tot voorbereiding voor de beoefening der theologische wetenschap.

Descartes imaalkte de filosofie uit deze onnatuurlijke, de ontwikkeling verhinderende, dienstbaarheid vrij. Hij ontkende de waarheid en de waarde der religie niet; was zelfs zoo'beleefd den godsdienst te stutten met zijn wijsgeerige bewijzen voor het bestuur Go'ds. Maar de uitkomst was wel terdege een degradatie van den godsdienst in het bewustzijn van de cartesiaansche gemeente. Wanneer de wijsbegeerte ontwaakt zonder de tucht des , geloofs, eindigt ze mièt zich te stellen t e g e n-over Jiet geloof. De vrijgemaakte slavin gaat den baas spelen over (het kind der belofte. De klaarwetende rede ziet iminachtend neer op bet geloof dat „in nevelen rondtast”.

De on-religieuse naturen gaan er ten slotte toe over, met behulp van de filosofie len op' grond van hare ontdekkingen, den godsdienst te bestrijden.

Descartes is, onbedoeld, in Nederland de baanbreker geweest van het rationalisme, dat voortdurend vijandelijke aanvallen gedaan heeft op "de cihristelijke kerk. De hberalen, die in de 19de eeuw mot liun godsdienstloo'ze school, in naam van verstand en wetensdhap, de religie officieel hebhen trachten te verbannen uit het publieke leven, kan men gerust als de geestelijke „nazaten" van dezen wijsgeer beschouwen.

Maar de r e 1 i g i e u s - a a n g e 1 e g d e denkers exploiteeren dezelfde wijsgeerige „veroveringen" tot het scheppen van een systeem-", dat dienen moet de ingeboren godsdienstige behoefte te bevredigen.

Deze wijsgeerige religie is dan wel, tot diep in bet fondanient, v.an een heel andere makelij dan onze „redelijke godsdienst", en leidt zeer zeker ook tot bestrijding en afbreking van het positieve christendom, maar in haar soort is deze filosofie van een edeler gehalte en doet ze veel sympathieker laan dan het naaKte verstandsprodjact der koele denkers.

Wij noemden Baruch Spinoza.

In zijn •wijsgeerig stelsel worstelen de twee, schijnhaar tegenstrijdige factoren, het klare verstand en het mystiek gevoel, om den voorrang. . In d i t opzicht wias Spinoza een trouw discipel van zijn meester Descartes, dat oofc hij uitging van de grondstelling: Alleen wat mijn verstand voor zéker jhoudt, is waar.

Omdat de wiskunde van alle vakken de meest ontwijfelbare zekerheden verschaft (wie twijfelt er aan, dat vier het kwadraat van twee is? ) schoeide Spinoza zijn wijsbegeerte op een geometrische (meetkundige) leest, en trok miet een ijzeren onverbiddelijkheid de consequenties, waar Descartes bij ingebeelde grenzen was blijven staan.

Immers, wanneer het begrip substantie, dat Descartes toekende aan God, aan de ziel en aan het lichaam, wezenlijk en ernstig wordt opgevat, dan kan er maar één substantie, dat is zelfstandigheid, zijn. Een zelfstandigheid, die andere zelfstandigheden naast zich, of onder zich heeft, kan niet absoluut zelfstandig zijn.

Er is dus niets dan één substantie, namelijk God.

Dit zeggen wij Spinoza, ook na. In de belijdenis van Athanasius wordt God ook de substantie genoemd.

Maar in plaats van nu te belijden, dat deze ééne substantie, dat eenvoudig, geestelijk, Wezen, hetwelk wij God noemien, alle dingen door Zijn scheppenden wil in het aanzijn heeft geroepen. filosofeerde ideze „wiskimstenaar", dat alle.dingen eeuwig in God bestaan en slechts mbdificaties, bestaanswijzen, van God zijn. De natuur is dus de zichtbare kant van God. Ze bestaat niet zelfstandig, als geschapen wereld, buiten God, m'aar ze is zelve God. Ja, dat Jieeft Spinoza letterlijk' gezegd: , , Deus sve natura, — God óf de natuur!

Om nu het bestaan der dingen, en de ontwikkeling der dingen in do geschiedenis, logisch denkbaar te maken, ' kende hij aan God attributen of wezenskenmerken toe, 'die in God hetzelfde zijn als de afmetingen in de ruimte. Het getal dezer eigenschappen is oneindig, inaar wij kennen er slechts twee: het den k e n (het onzichtbaar geestelijke) en de uitgebreidheid (het tastbaar stoffelijke).

Daar het leen niet geringe wijsbegeerte-geoefendheid eischt om deze attributenleer, en de verhouding van de modificaties tot de attributen, klaar te vatten, en bij de beschrijvers van het Spinozistisch systeemi op idit punt geen eenstemmigheid van oordeel heerscht, zullen wij op déze kwestieuse, en betrekkelijk bijkomstige, bijzonderheden niet ingaan.

Hoofdzaak is, dat Spinoza de grens tusschen God en wereld, ook tusschen geest en lichaam, m'ensch en dier, uitwischt, en alle verschijnselen denkt als natuurlijk gebeuren. Of eigenlijk ontkent hij ook het gebeuren, omdat alles eeuwig in God bestaat. In de wiskunde gebeurt oofc niets. Het i s er. En gelijk uit de n a tuur van den cirkel volgt, dat al Ihare stralen • gelijk zijn, en dit feit eeuwig, onveranderlijk en noodzakelijk is, zoo bestaat alles eeuwig en noodzakelijk in het wezen Gods.

Mij dunkt, verstandelijker, koeler, ijziger, kan men zidh de wereld niet voorstellen.

Hier vervalt alle poëzie, hier is geen plaats voor een aanbiddelijk mysterie. De heele natuur, met haar duizendvoudige raadselen, die, juist omdat het raadselen zijn, den mtensch tot de verrukking der devotie stem't, ligt dlaar voor den menscbélijken geest als een opgelost wiskünstig probleem.

De eigenschappen 'Gods zijn niet onbegrijpelijker dan de eigenschappen van een cifk'el en-een driehoek.

In dit systeem is geen plaats voor het toeval, miaar evenmin voor [het wonder. Hier is geen sprake van zonde en evenmin van genade. Men zou zeggen, met het tweesnijdend zwaard van zulk' een filosofie vermoordt men alle religie.

En toch....

Deze zelfde koude rekenaar, Spinoza, was een man met een religieus gemoed, ais slechts zeer weinigen.

Al brak hij uit overtuiging met den godsdienst der vaderen, geduldig dragend den banvloek der synagoge, in zijn hart was hij een echte .lood, leen zoon van het oude volk', dat de gloeiende psalmen gedicht heeft, en in de , , stemtaing" van zijn ziel is hij altijd Jood gebleven.

Diep innerlijk dreef hem het mystiek verlangen naar God, en werkte in hem de onuitroeibare dorst naar jhet eeuwige, naar den Eeuwige!

Heel het wonderbaarlijkiemtechanisme van zijn stelsel heeft hij niet slechts uitgedacht met zijn verstand, kniaar ook gedicht met zijn gemoedelijke ziel.

Zijn filosofie wias zijn psalm, omdat zijn verstand het instrument was van zijn hart.

Dit kan..... in het pantheïsme!

Met de grondspreuk: God óf natuur, — kan de wijsgeer twee kanten uit. Is hij ónreligieus, dan laat hij God opgaan in de natuur. Is zijn geestesgesteld. heid godsdienstig, dan verdwijnt voor hem de natuur in God.

Spinoza’s aanleg dreef hem, niet naar de vernatuurlijfcing van God, niaar naar de vergoddelijking der natuur.

Het hoogtepunt en tegelijk de samenvatting, van zijn lethiek is de amor Deï intellectualis, d.i. de verstandelijke 'liefde tot God, en wie zijn leven bestudeert moet erkennen, dat hij die liefde beléétd heeft, dat hij is een bewonderingswaardig én onvergelijkelijk voorbeeld van den filosoof, in wien jtiet eigen systeem vleesch en bloed geworden is.

Lettende alleen op den geometrischen vorm eti den negatieven inhoud van zijn systeem' échter, heeft men het volle i^echt met Powell, Spinoza's filosofie ongodsdienstig te noemen, of, met Jacobi, te zeggen: Spinoza was atheïst, - maar, doordringend tot den geestelijken wortel, waaruit zijn wijsbegeerte opgegroeid is, is er ook' reden om in te stemmen met het oiordeel van Feuerbach, die Spinoza een theoloog noemt, omdat hij de heele natuur beziet vanuit God, in.het licht der eeuwigheid.

In somimige punten is de gelijkenis van zijn wereldbeschouwing en ethiek (speciaal waar het geldt de berusting in het onveranderlijk lot) met de calvinistische wereldbeschouwing zóó treffend, dat een niet zoo onbelangrijke groep van niystieke Calvinisten zich door Spino-za o-p' het dwaalspoor heeft laten leiden, en de geest van Spinoza in puur orthodox-gereformeerde kringen nog nawerkt ^).

En wat Spinoza's invloed buiten de kerkelijke kringen betreft, zoo herinner ik aan het bekende woord van Allard Pierson: „ledere gieest van beteekenis moet althans ééns in zijn leven een bijzonder onderhoud gehad hebben met Spinoza".

„De filosofie van Spinoiza", zegt Professor Bavinck in zijn Dogmatiek, , , is door Schelling en Hegel verheven tot het stelsel der negentiende eeuw.”


1) In de „Stemmen des Tijds" heb ik over dit onderwerp een tVeeial artikelen geschreven, onder den titel ^.Calrinisme: 'en Spinozisme”.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

In de school der wijsbegeerte.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1923

De Reformatie | 8 Pagina's