GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Als van oude prenten ....

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Als van oude prenten ....

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(De geschriften van .L. E. en Ignatia Lubeley).

I.

„Silhouetten”. „Onder de Republiek”.

Het proza onzer moderne letterkunde is rijk aan schakeering, zooals onze hoUandsche weide kleurrijk is in haar lentebloei.

We hebben den psychologischen roman, het naturalistische proza, de realistische kunst, naast het symbolische, het beschouwende, het propageerende — en elk van deze soorten heeft zijn vertegenwoordigers, ook weer veelvuldig in verscheidenheid van sam-enst-elling en bewerking. Maar ze hebben gemeen, 'dat hun aller middelpunt is de moderne mensch, die in de branding der levenszee wordt heen en weer geworpen op de golven van zijn denken en doen, zijn begeeren en streven, zijn liefhebhen en haten. De moderne mensch in het moderne leven, worstelend, lijdend, jagend naar schimmige idealen en ijl geluk pt genietend, durvend, grijpend in de blijheid van ingebeelde bevrediging — ziedaar het groote thema der nieuwere prozakunst, de nooit afgesponnen draad der moderne romantiek.

Eén genre echter staat b-uiten deze hewegelijk'heid, - omdat het den modernen m'ensCh en z'n onrust niet kent, het historische proza. Veelvuldig is het niet in de nieuwere letterkimde; yan een rijken - overvloed lals in het midden der vorige eeuw, is geen sprake; de tachtigers-herleving zag immers haar ideaal in het heden, in zichzelf. Vandaar dat slechts een enkele van de jongeren zich wijdde aan het historisch genre, Arthur van Schendel, Adriaan v. Oordt, Albertine Steenhof—Smulders. Maar wie hun w-erk gelezen heeft, wie - het oude gebeuren heeft gezien in den gloed der nieuwere schoonheid van taal en stijl, die heeft de bekoring van het historische proza gevoeld, zooals I hij het oude geveltje heeft bewonderd in den gouden glo-ed der avondzon.

Op. een bepaalde groep van dit nieuwere historische werk nu wil ik in enkele artikelen de aandacht vestigen, omdat het onze aandacht zoo ten volle verdient.

Het is fijn als oude broderie-, de 'kleur is als die van oude prenten, het is rustig, als de statige) huizen, die droomend staan langs een oude gracht.

Het heeft niets van het gejaagde, het nooit-bevredigde van den modernen mensch, maar niettemin glinstert er in de zuivere • menschelij'kheid.

Er is geen sprake van al wat onzen tijd beweegt en beroert, en toch doet het nieuwe dingen zien, ^ omdaf het velen een voorbijgegane, .maar onbekende wereld opent.

Ik bedoel het werk van de béide Schrijfsters L. E. en Ignatia Lubeley (de gezusters Engelberts), te weinig gelezen in onzen kring en juist da.ariom' een introductie bijzonder waard. Er is onder ons allerwege vraag naar goede lectuur, die den toets der vergelijking met het moderne proza kan doorstaan, men ga dan in z'n zoeken dit fijne werk niet voorbij.

Eerst wil ik' wijzen op de productie van IJ. E. (v-oorzoover i'k die ken) en door het in 't kort bespreken van elk van haar boeken trachten, de beteekenis te doen zien van deze romankunst, die geest en hart verrijken kan.

Achtereenvolgens verschenen yan haar „Silhouet ten", „Onder de Republiek", „Levensbeelden", „Mietje van der Dussen", „Friesche Jayk'e", terwijl ze in verschillende tijdschriften korte schetsen publiceert, zooals „De oude Schuld" in de laatstverschenen nummers van „Stemmen des Tijds". En al dat werk is van hetzelfde karakter en uit hetzelfde milieu.

Bezien we - dan eerst deze romankunst in 't algemeen.

De tijd, dien L. E. voor onze fantasie herleven doet, is de 18e eeuw en het milieu, waaruit ze schrijft, is de deftige regentenstand, zooals die leefde in zijn statige huizen en lommerijke buitenverblijven, in een wereld van vormen, salon-visites, avondpartijen, in - e-en wereld ook van coterieën en schijn-genegenheid. In de zucht tot navolging van alles wat Fransch was, waren de kleeren naar Fransche mode, de kapsels der dames ©n de gepoederde pruiken der heeren naar Fransch model, de omgaaigs-vorme-n naar den Franschen toon, was ook de dagelijksche taal van gesprek' en correspondentie Fransch. Door onderlinge huwelijken en onderlinge beigeving van ambten was de kring streng gesloten en door het aanzien, den rijkdom, de ambtelijke functies vanzelf in hooger en lager verdeeld, 't Was een wereld, die alle vensters naar buiten open had: de statie van karossen en livreie-n, de bekleeding der salons, de luxe van zilver en gerechten der avondpartijen waren - de factoren, - die over het aanzien der familie beslisten; het gezicht stond altijd in de vriendelijke etiquette-plooi, de mond was Vol innemende hoffelijkheid — het hart en 'de spraak van dat hart waren - diep. verborgen achter h'ooge keurslijven en deftige' rokken.

En nu is het juist de bijzondere bekoring van het 'werk van L. E., dat ze ons, menschen van een latere eeuw, achter al die ongekende luxe, 'die hoffelij'kheid, die gelijkmatigheid, de harten, het zielsbewegen doet zien, geheel anders dikwijls dan het verguldsel van den bnitenk'ant en de uiterlijke statóe. En dat alles is geen fantasie, m'aar uit oude brieven geputte werkelijkheid, die met groote zorg en uitgeb-r-eide kennis van zaken en toestanden is gerangschikt; , bewerkt, belicht, 't Gebeuren is heel gering — wat gebeurde er eigenlijk' ook in dien slappen tijd — (maar daar gaat 't ook' .niet om: 't is de analyse der verhoudingen, het ontleden der karakters, 't is het leven zelf dat de auteur beschrijft. „Daarmee" zegt Jer. de Vries in z'n voorwoord voor 'den bundel „Silhouetten", , „daarmee wordt de vertelling de kleine, eenvoudige historische roman van ouderwetsche-, deftige Tiuishoudens op afgelegen huizen, die dommelen achter hooge hoornen in onbewogen grachten". En — het 'kan niet beter woerden gezegd dan' de geleerde inleider hier doet:

„de verhalen zijn bovendien geschreven in dien vlotten, aan gewilde en bestudeerde woordkeus vreemden stijl, die bij den inhoud plast, den rustigen, vertroiiwelijken stijl, waarin memoires en brieven geschreven zijh in den tijid, toen men nog schreef. Oiji leest het, zooals ge een ouden brief zoudt lezen, vierkant HoUandsch pjapier, met de vouwen in 't lang en overdwars, en 't gebroken lak, en het met veeren pen zwierig geschreven adres op den achterkant.”

En over de bewerking der stof zegt hij:

„Al (het) materiaal uit de oude doos heeft de auteur niet alleen voortdurend ter beschikking, maar het wiordt gehanteerd naiet een gemak, alsof ze er bij-wlas opgevoed Ni-ets gezochts of gemaakts.... Zij draagt het oude goed met een gen ak van iemiand, die ©r in thuis hoort. Niets te veel, dat met nadruk opl het ongew< Dne de aanda, cht vestigt en de illusie breekt.... De ptersoneü

letten niet op u, doen of ge er niet bij' xijt on leven met hiin kleeren en hun ziel hun eigen leven in de wereld, waartoe zijl behoren.... He' is een wereld, die voorbij is en dien nieinr, nd miet ernst terugverlangt. Maar zijii bekoring heeft hij Wij leven in een tijd, v^'aarin men zijn kamers vol giropt miet oude kandelaars, lampjes borden en allerlei goed en snuisterij^, waarmee onze vadoren leefden. Welnu, hier hebben onze liefhebbers iets van den ouden geest er bij.....”

De treffend juiste kiaraikteriseering doet mij deze stulcken overschrijven, in de hoop', dat ze u lokken zullen tot zelf lezen, zelf genieten van 'deze oude prenten in woorden.

„Silhouetten” is, voorzoover ik weet, de oudste bundel (hij da, teert van 1906).

De titel van deze verzam'eling losse schetsen is verrassend goed gekozen. In elk van de zes novellen krijgen we verschillende schaduw-portretten te zien met sprekende trekken, zonder dat we de gezichten herkennen (bet materiaal is immers geput uit famihepapieren!). En dan: silhouetten zijn zwHxt op wit, en dat hebben we in deze verhalen, 't zwaxt van zieleleed op den achtergrond van luxe en levensfleur.

Er ligt inderdaad iets onzegbaar weemoedigs in deze schetsen, 'n fel contrast van zwart en wit en ge leest, met ontroering in uw ziel.

Zoo „Pastel", de geschiedenis van den edelen Napoleontischen garde-officier Raoul de Saint Briat, die toevallig op het buitengoed van den oranjegezinden heer de Maeren kto'mt en daar diens jongste dochter lief krijgt. Smadelijk wordt-hij weggezonden, als de vader dit bemerkt — en hij trekt met de keizerlijke troepen het verre Rusland in om daar te sterven. Maar door z'n zelfopoffering redt hij den oudsten zoon des huizes, die als garded'honneuj-mee opgetrokken was: hij had het meisje beloofd voor haar broer te zorgen en die belofte der liefde heeft hij stervend ver\ruld! Zooals ik het hier neerschrijf, in omtrek, zonder geest, lijkt de historie zoo'n heel gewoon roman-gebeuren, als in honderd andere boeken al verteld is, maar die gedachte komt geen moment in u op als ge zelf leest, omdat niet de geschiedenis hoofdzaak' is, miaar de zieleworsteling, die in het k'oortsijlen een tragoedie wordt....

Zwart op wit is ook weer het verhaal van „Pastor Plcardt's boek", de geschiedenis van den vader, die een boek' schrijft om de studiekosten voor zijn zoon te betalen, maar in zijn ijver niet merkt, dat de zoon het verkeerde pad opgaat. Tot hem, rauw en pijnlijk, de blinddoek van de oogen gerukt wordt, als 'de zoon een verloren zoon is geworden, voortvluchtig, om - de justitie te ontgaan. Het boek is dan voltooid — oiiaar 't hee'ft geen doel meer, 'Cn 't wordt weggeborgen, in een donkere lade. En de vader ziet slechts uit, door het venster of - over de Coevordensche hei of niet de zoon in het verre land is opgestaan, om' tot zijn vader te gaan en te zeggen, dat hij gezondigd heeft tegen den hem'el en tegen hem» Eindelijk', na lange jaren, komt hij weer, m'aar ach, het is niet een verloren zoon, die berouwvol weerkeert en dat is nog het grootste verdriet......

Mooi en sterk is in dit stuk de figuur van joffer Maertje, de zeventigjarige, vrome nicht, wier waaxschuwiend woord geen ingang vond, dan nadat het te laa, t was. En als haar de droeve vader zelf komt vertellen boe haar woorden waarheid geworden zijn, dan 'komt ze niet met harde verwijten of zelfingenomen beschouwing, maar dan is haar eenige gedachte „wees niet bezorgd, Johannes, de Heere regeert”.

Voorts „Elisabeth", , het verhaal van de jomge, rijk getrouwde m-evrouw Coilm'ba, gge, die in het groote huis te Groningen achterbleef, toen haiar prinsgezinde vader door intrigues van de regenten, 't meest van zijn zwalger, die den heer Colmbagge voor zijn 'dochter had bestemd, werd verwijderd door een zoogenaam'de pro'motie. Sindsdien k'wijnde zo van verlangen naar hem — en daar ver weg stierf 'de vader, met 't verlangen naar haar lop de lippen. Zwart op wit weer, waar uw ziel bij schreien kan.

Niet anders is het in ., Familie-overlevering", dat de 'nooit opgehelderde, vrijwillige scheiding vertelt van twee menscben, die de liefde had verbonden. Maar de tijding van zijn dood. was haar dood!

Of „Zijn zoon en zijn huis", de historie van den deftigen vader, die om 't bezit van 't laatste den eerste verliest, terwijl hij juist om dien zoon z'n huis had groot gemaakt. De 'hereeniging komt eerst weer, als de vader geknield ligt voor het bed, waar •de doode op rust! „Vader en zoon waren sam-en, alleen, — maar de zoon was dood”....

Altijd weer is er in deze verhalen die diepe weemoed, die donkerheid, die zoo zwart afsteekt tegen den lichten achtergrond van rijkdom en stand en 'die smartelijnen grO'eft zelfs in die silhouetten. Maar voor u, 'die leest, worden die silhoaetten menscben als gij zelf zijt en ge voelt schrijnende pijn in uw eigen ziel....

Men leze deze schetsen zelf en late ze zijn kinderen, als ze wiat ouder geworden zijn, lezen.

Door zulke lectuur komt de myrrhe-geur liefde in uw huis!

Een soortgelijke bundel is „Onder de republiek", die in 1909 verscheen.

Ook in de drie schetsen daarvan hetzelfde 'milieu, - dezelfde tegenstelling van zwart op wit, hetzelfde waas van weemoed, dat de p'ersonen omfloerst.

’t Mooist is in dezen bundel zeker het eerste stuk: „Van hen, die niet m'eetelden", de.historie eener Roomsche familie, op welke de plakkaten tegen de Roomschen drukken en die daarom straffeloos , kan worden beroofd van wat haar 't liefste is. En als uw ziel opbruist tegen zooveel onrecht, dan leest ge tot uw diepe beschaming, wat de zwaar-getroffen moeder-grootmoeder zegt:

„Christus navolgen en Hem Zijn k'ruis nadragen, dat vraagt Hij van ons; het is som's erg zwaar, maar het is Zijn wil Zijne kinderen door' de diepte te leiden. Fiat voluntas tua”.

Nog eens, m'en ga, zoekende naar goede lectuur voor zichzelf en zijn kinderen, toch deze boeken niet voorbij. En mien meene niet, dat de historiën dier voorbije idagen hun b'eteekenis hebben verloren voor dezen tijd, want het volle, werkelijke leven van onzen eigen dag klopt er in, zoo duidelijk hoorbaar, dat uw ziel er van ontroert., Er gaat van deze boeken een beschavende, verheffende, verwarmende invloed uit.

En aan zulke lectuur heeft onze tijd dringend behoefte!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Als van oude prenten ....

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 juni 1923

De Reformatie | 8 Pagina's