GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Johannes Müller in ons land.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Johannes Müller in ons land.

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

Is het 'm wel?

Zoo zal misschien zich iemand hebben afgevraagd, die weleens een beschrijving van den be'kenden Johannes Muller heeft gelezen en hemi nu zag staan in den katheder van de Zendingskapel te Amsterdam.

Muller behoort tot die personen, van wie een sterke suggestie uitgaat.

En toen ik dan voornamelijk om onze , , Reformatie"-lezers een anderhalf uur vrijmaakte om hem te hooren, .was vanzelf mijn aandacht er op gespitst om te weten te komen, waarin het suggestieve van zijn persoonlijkheid was gelegen. '

Natuurlijk zou ik niet het recht hebben te meenen, dat ik er in zoo'n kort oogenblik kon achterkomen, indien ik hem alleen van uit de Zendingskapel kende.

Maar ik had reeds het een én ander van hera gelezen. Een p'aar jaargangen van zijn „Grpene bladen" uit zijn vroegeren en ook uit zijn lateren tijd. Ook enkele werkjes. Hoewel volstrekt niet alles, wat uit zijn pen vloeide. 'Want daarvoor interesseerde het mij niet genoeg. Wie een weinig van hem gelezen heeft, weet ook het overige.

Dankbaar was ik, toen mij eenigen tijd geleden bleek, dat ik in mijn oordeel niet alleen stond. Een recensent van een zijner laatste geschriften verhaalde, .dat Muller eens beloofd had: als ik niets nieuws meer te zeggen heb, houd ik op mét schrijven. Welnu — aldus de recensent — iets nieuws geeft hij sinds lang niet meer, maar dat hij met schrijven doorgaat, dragen wij om zijn persoon gaarne in hem.

In feite: Dr Muller is vrijwel uitgepraat. Hem een répeteerende breuk te noemen, zou iets spotachtigs hebben. en dat zouden we ons niet gaarne tegenover een man als Johannes Mtiller veroorloven. Maar hij brengt thans vrijwel alleen voort oude dingen uit den schal van zijn hart.

Nu is herhalen vaak noodig. 'Vooral profeten zoeken hierin hun kracht. Aanvankelijk had dan oo'k liet optreden van Dr Muller iets van hst profetische. Er ging iets schokkends van hem uit Ook in christelijke kringen schrok men van zijn woorden..

Van dien schrik is men echter al lang bekomen. De moderne mensch is zelfs aan het gedonder der kanonnen gewoon geraakt. Hij is niet moedig, maar apathisch (gevoelloos) geworden. Daarom leiden profeten tegenwoordig een hard bestaan. Zij kunnen haast geen schok meer teweegbrengen. En vooral nu Muller telkens zijn oud geschut weer afvuurt, blijft men er rustig onder. Indien hij profeet had willen blijven, had hij moderne projectielen moeten uitvinden. In dat opzicht is Lhotzky, zijn naaste geestverwant, over wien we vroeger in dit blad schreven, gelukkiger geweest. Hij' wist altijd zekere originaliteit te bewaren. Bij hem spuit niet een kunstmatig onderhouden fontein, maar een IJslandsche geizer in volle natuurlijkheid.

Dit maakt het vraagstuk nog te moeilijker, hoe het komt, dat er van Muller nog immer een krachtige suggestie uitgaat.

> En die avond in de Zendingskapel scheen ook al geen' voldoend antwoord te geven.

Een pittige, biologeerende persoonlijkheid toonde hij zich daar niet. Moet hij in het dagelijksch leven zich .kenmerken , door drukke gebaren, hier stond hij zoo goed als gebaarloos. Zijn figuur heeft iels massiefs, maar tevens ook iets plomps. Zijn gebeeldhouwde knevel is het eenige gesoigneerde (wel verzorgde) aan hem. In zijn kleeding heeft hij iets nonchalants en lijkt hij een timmermansbaas, die zich 'heeft opgewerkt, maar zich niet goed bij zijn omgeving heeft weten aan-te passen. Zijn stem klinkt niet onsympathiek, is forsch van het begin tot het einde, kent geen verteedering, maar ook geen verheffing, sleept niet mee, heeft zelfs, iets eentonigs. Aan een peroratie deed hij, althans dien avond, niet. Geen buiging, geen' , , iM heb gezegd" sloot zijn rede. Zóó' spra.k hij nog en zóó haastte hij zich het trapje af om te verdwijnen. Het publiek aarzelde. , , Zeker pauze", zei een jonge dame voor mij. „Is het uit? " informeerde een _heer naast m'ij. Ik moest mijn onwetendheid betuigen.

Men merkte het duidelijk: er zat geen atmosfeer in de zaal.

Als hij 'dominee was in de Herv'. Kerk te Amsterdam zou hij stellig geen gehoor houden.

Maar men zegt, dat hij niet gaarne in kerken spreekt. Zelf onkerkelijk man voelt hij zich op' het podium van een theater of concertzaal als sprek'er beter thuis. En de Zendingskapel verraadt nog immer zijn oorspronkelijke bestemming.

Toch zou ik omtrent het geheim van de suggestie, welke hij nu nog ontwikkelt, mij aan een hypothese (onderstelling) willen wagen.

Doch men bedenke, dat _, het^ niet meer dan een hypothese is.

Daar lag iets natuurlijks, oprechts; vertrouwenwekkends over hem. Zijn milieu is niet de groole stad, maar de natuur. In Zuid-Beieren, in het stille, bekoorlijke Elmau, met trotsche Alpen op' den achtergrond, heeft hij een herstellingsoord gesticht voor geestelijk-geschokten, geestelijk-zo'ekenden. Ver van het drukke leven, onder de versterkende kracht van de frissche natuur, toch ook niet van modern comfort verstoken, een retraite, zonder het ascetische, stelt men zich onder den invloed va, n Muller. Hij bespreekt de vragen, die de geestelijkslingerenden bezghouden. Hij toont hun bezwaren al van te. voren te kennen. Hij wint hun vertrouwen. Zij geven zich aan hem over. Zijn meening wordt de hunne. En met wat meer evenwicht gaan zij de maatschappij weer in met groote dankbaarheid en vereering voor den meester. Met diep psychologisch inzicht heeft hij te Elmau alles zóó ingericht, dat alles rust ademt, geen kerkhofrust, maar levenrust.

Hij noodt tot zich allen, die vermoeid en belast zijn. Hij belooft hun rust en geeft velen ook menschelijk teugje van rust. Maar de ware rust geeft hij hun niet.

Al zou men niet meer van zijn denkbeelden weten, dan die, welke hij dien avond in de Zendingskapel uiteenzette, men zou er dadelijk van overtuigd zijn.

Hij had zich tot onderwerp gekozen: het Christus-probleem in den tegenwoordigen tijd.

Ik zal geen verslag van die lezing geven. Dat laat ik aan de dagbladen over. Ik zat daar als recensent.

Eerst begon hij dan de naar alle kanten zoekenden één weg op te stuwen. Er is in onzen tijd een steffc verlangen naar religie, zoo zei hij. En nu is er eigenaardig samentreffen tusschen dat verlangen en het Christus-probleem. Men heeft ook wel bevrediging voor dat verlangen gezocht bij Buddha, .Laotse', allerlei Indische wijsheid, eklekticisme, maar die pogingen waren alle met onvruchtbaarheid geslagen. Jezus Christus alleen is de vervulling van het religieuse verlangen.

Dat zette hij zonder verdere argumentatie voorop'. Daarin vraagt hij eigenlijk' vertrouwen.

Daarbij konstateerde hij mét nadruk, dat hij niet sprak voor die miljoenen in onzen tijd, die geen Christusprobleem kennen, voor wie reeds duizende jaren alles omtrent Christus vaststaat. Hij richtte zich uitsluitend tO't hen, die innerlijk door elkander geschud (erschüttert) zijn, 't zij door den wereldoorlog, 't zij door wetenschappelijk onderzoek. Dit wetenschappelijk onderzoek heeft zich stormachtig op en neer. bewogen. Nu eens kwam het tot 'het resultaat, dat Christus nooit had bestaan. Dan weder meende rnen zijn bestaan te kunnen vaststellen. De filosofie mengde er zich .ook in. Tegenover da dogmatische voorstelling ging nien soms uit van de historische persoonlijkheid, maar om er allerlei spekulaties mee te verbinden. Dit brengt de eenvoudige.n in de war. De oplossing van het probleem wordt op die manier hopeloos. Men heeft geen vasten grondslag en die moet er toch .bestaan.

La, a.t ik hierbij even opmerken, dat zóó het Christus-probleem wat al te populair gesteld is. Maar Muller is een praktisch man. Hij wil dadelijk door het volk begrepen worden. Zijn vroegeren arbeid in de evangelisatie heeft een stempel gezet op al zijn later werk.

Meent hij een vasten grondslag te kunnen aangeven, natuurlijk benieuwt. het, wat hij als zoo'n vasten grondslag aanmerkt.

La, at, zoo sprak hij, de historische kritiek gelijk hebben, zooveel ze wil; laat alles omtrent Christus onzeker zijn, wat blijft zijii Zijn woorden. Of Hij ze gesproken heeft, doet er ook al niet toe. Het komt hier op aan: hoe ze door ons geschat worden, welke waarde wij er aan toekennen. .En dan zal men moeten toestemmen: ze zijn waarheid, ze hebben buitengewone beteekenis, ze zijn in hun diepte nog nimmer doorzien, ze wijzen naar de toekomst heen, ' daarom zijn ze fundamenteel.

Zooals men ziet: hij denkt een vasten grondslag gevonden te hebben, maar hij tast jammerlijk mis. Hij begint met alles aan de historische kritiek prijs te geven. Heel het historisch k!arakter van het eerste christendom schakelt hij uit. Of de woorden door de evangeliën werkelijk door Jezus gesproken zijn, acht hij van geen belang. De vaste grondslag be-• staat hierin: hoe wij over die woorden oordeélen, welke waarde ze voor ons hebben. Dus het onwankelbare fundament moet gezocht in onszelf! In ons verdwaasd en dwalend hart! Is dat niet een fundament, dat onder het huis van onze religieuse denkbeelden, wegspoelt? Als wij moeten beslissen: ze zijn waarheid, - wordt dan niet gebouwd op een zelfvertrouwen, dat ons in de kritieke momenten ons begeeft? Dr Muller is zoo naïef van te ge-looven, dat iedei' zal moeten toegeven: ze zijn waarheid. Maar de werkelijkheid leert het anders. Oo'k 'de zoekenden, die hij op het oog heeft, betwijfelen dit. En door hun twijfel steken ze elkander aan. Al zou iemand voor zichzelf besluiten: ze moeten toch wel waarheid zijn, dan brengt het feit, dat zooveel anderen er zich mee vereenigen, hen toch weer tot nadenken. Ze vragen: zouden die .allen ongelijk hebben en ik alleen gelij'k? En ze eindigen met weer opnieuw zich te laten slingeren. Mocht Dr Muller zich beroepen op de ervaring, die hijzelf met die zoekenden opdeed en die zich wel overreden lieten, dat die woorden waarheid zijn, dan zou daartegenover moeten worden opgemerkt, dat dit dan op rekening moet gesteld van Müller's invloed. Maar men kan niet alle zoekenden der wereld naar Elmau brengen. En dan — zou de waarheid komen te rusten op Elmausche suggestie?

Kan dit een vasten grondslag genoemd ? De woorden van Christus! Wat vorstaa.t Dr Muller daaronder? Alle woorden, welke door de evangeliën aan Chrsitus worden toegeschreven ?

Dit is een teer punt, dat hij in zijn lezing niet aanroerde en waarover ik op dit oogenblik dan zal zwijgen.

Hij noemde slechts enkele woorden.

Zoo b.v.: de Zoon des menschen is een Heere ook van den sabbat. Maar hij gaf daaraan een eigen uitlegging. Hij verzocht in plaats van sabbat te lezen: religie, moraal, wetenschap, kultuur.

Ook: niets wat van buiten ingaat tot den'mensch ontreinigt hem, maar de dingen, die va, n hem uitgaan, die zijn het, die hem ontreinigen. Dit woord zou volgens Dr Muller nog nooit goed begrepen zijn. Maar verderen uitleg gaf hij zijn gehoor niet.

Verder: wat baat het den mensch, zoo hij de jTeheele wereld gewint en lijdt schade voor zijn ziel? Christus, zoo betoogde de redenaar, heeft (Ie menschelijie . ziel ontdekt, den menschelijken genius, de ik-ervaring. Daarom is Hij de grootste ontdekker aller tijden.

In de gelijkenissen van verloren schaap, verloren penning, verloren zoon gaf Christus te kennen, (lat Hij het verlorene zoekt. Het eeuwige in den mensch, aldus de exegese van Dr Muller is verloren gegaan. Nu moet er strijd gevoerd om dat weer terug te vinden; - een strijd tegen de zinnelijkheid.

Dat zijn diepe inzichten (Tiefblick'e), die Christus ons heeft gegund. Hij heeft zich Voorts ook uitgelaten over den Vader, den mensclien aangeziegd, dat hun namen opgeteökend staan in de hemelen. Bij Christus vindt men geen dogmatisch Godsbegrip, maar een levende aanschouwing van God.' Zoo krijgen we van Hem den indruk, dat Hij de eenige is, die God kent, de eenige ook', die den mensch kent, de eenige eVenzeer, die de verbinding tusschen God en mensch k'ent in het rijk Gods. Merkwaardig moet het geacht, dat de idee van een Godsrijk in geen enkele andere religie te vinden is. Christus alleen heeft haai verkondigd.

Vanzelf werd in dit verband door Dr Muller ook de bergrede genoemd, waarover hij eens een boek schreef.

Uit het bovenstaande blijfc't, dat Muller met de woorden van Christus tamelijk vrij omspringt.

Hij legt er zijn eigen denkbeelden in. iets, waaraiui hij krachtens zijn subjektief standpunt niet ontkomen kan.

Doch hoe speelt hij het klaar te bewijzen, dat die woorden werkelijk van Christus zijn?

Op deze manier. Het is psychologisch ondenkbaar, betoogde hij, dat de genoemde woorden los naast elkander staan. Ze moeten uit één bron zijn gevloeid. Ze wijzen lerug naar een diepe natuur. De eerste psychologische grondwet is: we kunnen alles eerst begrijpen, wanneer we zelf het hebben ervaren. Deze woorden moeten daarom afkomstig zijn van iemand, die een geheel eenige innerlijke diepte bezat. En ZOO' komen wé toch weer tot een persoonlijke figuur, die boven alle menschen uitgaat, in wien het rijk tiods gestalte-heeft verkregen.

Welk een zwakke redeneeringL, .. .._ - , .. . . Ze bewijst op zichzelf niets.

Laat ik dat mogen verduidelijken met; 'ëên voorbeeld uit onzen tijd.

Het lijdt geen twijfel of Kierkegaard, Dostojevski eu. Lhotzky hebben „diepe" gedachten uitgesproken, al kunnen wij ze misschien niét aanvaarden.

Stel nu, dat er iemand enkele woorden van deze drie „wijzen" samensprokkelt en juist zulke kiest, die met elkander overeenstemmen.

Dan zou iemand uit de 25ste eeuw ook de methode van Muller kunnen toepassen en konkludeeren: deze moeten hun oorsprong hebben in i'én diepe persoonlijkheid.

Hiermee ligt, dunkt ons, Müller's „bewijs" tegeix de vlakte.

Nog meer verzwakt hij zijn betoog door er aan foe te voegen: of die Christus-figuur nu vertoont werd door Jezus van Nazareth of door een ander, is onverschillig.

Hier wordt de grondpilaar van het christendom ondergraven.

Want dan is het ook onverschillig of Jezus op bovennatuurlijke wijze geboren werd, of Hij leed; stierf, opstond en ten hemel voer.

De historische feiten van het christendom, da heilsfeiten, zijn hiermee voor het geloof van nul en geener waarde geworden.

Pavdus daclit daar anders over. Hij schreef: indien Christus niet opgewekt is, ? oo is uw geloof tevergeefs, zoo zijt gij nog in uw zonden.

Muller is niet heelemaal de richting toegedaan, , die, Kahler het suprahistorisme, het bovenhistorische noemde, maar veel scheelt het niet.

Maar ik hoor Dr Muller al tegenwerpen: laat dan mijn redeneering niet opgaan, dan is er nog niets verloren. Immers, waar het op aankomt is (mze ervaring. Mien moet deze woorden „ausprobieren", er de proef mee nemen op' zichzelf.

Tegenwoordig wordt dit voor één der grootste problemen gehouden: de tegenstrijdigheid tusschen het interesse van den enkele en van de gemeenschap. Dat probleem is met de woorden van Christus op te lossen. Christus heeft gezegd: de Menschenzoon is niet gekomen om gediencl te worden, oiaax om te dienen. En: Wie onder u groot zal willen zijn, die zij aller dienaar. Men moet heel zijn leven in dienst stellen van anderen. Wij zijn levende lidmaten (Glieder) van de menschheid. Wij kennen onzen persoonlijken aanleg van' te voren niet. Indien we elk oogenblik doen wat God wil, geven we onszelf voor de gemeenschap. Deze oplossing is door niemand gegeven dan door Christus. Onze ervaring zal dit toestemmen. En waar die ervaring spreekt, heeft de historische kritiek geen vat op ons. Dan weten we ^ais in het rijk' Gods opgenomen. We verstaan, de bergrede. Het Christusprobleem in den tegenwoordigen tijd is hierin opgelost: niets willen zijn dan orgaan, van God.

Hierin maakt Dr Muller ongetwijfeld eenige juiste opmerkingen. Maar wat Christus als eisch stelt, stelt Muller als oplossing voor. Blijkbaar gaat Muller van de onderstelling uit: als alle mensclien wijs waien en daarbij wél wilden, dan ware het op aarde te verwezenlijken. Zoo doet hij zicli kennen als een utopist. De realistische christen koestert oote wel dien wensch, maar weet, dat hij de vervulling er van, de oplossing van het probleem niet van deze bedeeling verwachten kan. Bovendien: het bedoelde probleem is niet slechts door onzen tijd gesteld. Het is het probleem aller eeuwen. Di' Muller voelt zich hier meer tijdvak-mensch dan tijdmensch.

De menschen zijn niet wijs en willen jiiet wèl.' Zelfs de christenen niet. .Dit krijgt Dr Muller al redeneerende ook wel in de gaten. En wien geeft hij daarvan de schuld?

Het kbnf'essioneele christendom.

Het dogma. Hij houdt het verketteren van elkander voor het bewijs, dat God niet in het christendom leeft. De Heilige Geest spreekt er niet uit. Men legt te zeer nadruk op de zuivere opvatting aangaande God, Christus, het geloof. Toch is die zuivere opvatting van geen belang. Het komt aan op zuivere verwerkelijking. Tot de konfessioneele christenen heeft men te spreken: een ieder houde voor waar, wat hij meent voor waar té moeten houden. Maar van allen gelde het woord va.n Paulus: laat ons naar dezen regel wandelen. Ook deze passage uit zijn rede getuigde van weinig diepgang. Hoe k'an men tot zuivere verwerkelijking komen, als 'men niet een zuivere opvatting heeft? De verwerkelijking moet toch een. inhoud hebben! Een idee-of een eisch is alleen voor verwerkelijking vatbaax. Maar moet ik die idee, eisch, wensch toch eerst goed hebben gevat. Als ik eens aan het verwerkelijken sloeg en het bleek later, dat ik het bevel niet zuiver had opgevat, wat dan? Zou Hij, die het'bevel deed uitgaan. Zijn goedkeuring daaraan kunnen hechten? Zijn we het niet aan den eerbied voor God verplicht, dat wo er ons eerst rekenschap van geven wat Zijn Woord inhoudt en dat zoo nauwgezet mogelijk?

Indien wij ons daaraan niet houden, dan hebben we wel ijver misschien, maar zonder verstand.

Dat is het oordeel, waaronder l> r Muller valt.

Heel zijn streven om to'f zuivere verwerkelijking te komen, zonder vooraf-naar zuivere opvatting' te jagen, prildkelt tot een ijver zonder verstand.

Wat dan ook Paulus van de Judaïsten schreef: zij ijveren niet recht over u, dat moeten wij getuigen van Dr Muller.

Het slot van Dr Müller's rede kenmerkte zich door hoogen ernst. De westersche menschheid, zoo stelde hij het voor, staat op het punt ineen te storten. Onze 'kuituur was menschenwerk. Het was een toren va, n Babel. Wij zien de menschen ondergaan, werkelijk ondergaan in honger, bestialiteit, mammonisme. Is er nog redding mogelijk? Alleen wanneer er komt een nieuwe schepping van God, waarin de christenen zijn het zout der aarde. Alleen 'wanneer er komt het derde rijk: het rijk der verwerkelijking.

De ernst, waarmee Dr Muller zich tot de zoekenden richt, moet ons respekt afdwingen. De consciencieusheid, waarmee hij hun bezwaren weegt, kan ons tot voorbeeld streMcen.

Maar de wijze, waarop hij hun bezwaren poogt te ondervangen, kan noch., ^^mag onze sympathie hebben.

Omtrent het altruïsiiae zegt hij mooie, ofschoon geen nieuvve dingen. Trouwens, nieuws moet men bij' hem niet zoeken. In andere vormen hebben wij dezelfde theorieën in ons eigen land meermalen hooren verkondigen.

Mogelijk echter zullen deze theorieën door zijn optreden hier te lande met nieuwe kracht worden gepropageerd.

Ik verwacht ook nabetrachtingen in zekere persfraktie.

Daarom meende ik, dat een waarschuwing niei achterwege mocht blijven.

Als ik eenigszins gelegenheid heb, hoop ik ook de tweede lezing in Amsterdam bij' te wonen en' ook daarover mijn oordeel te geven. Aan de beproeving der geesten mag het bij ons, Gereformeerden, niet ontbreken.

Wacht u voor namaak!

Dit opschrift is niet alleen in de advertentierubriek op zijn plaats. "^%r& -^'

Helaas, ook in het geesteli]Ké''is er veel namaak.

En is een fabrikant gevleid, wanneer men zijn artikel poogt na te maken, omdat daaruit de deugdelijkheid en'^an of althans de vraag ernaar blij'kt, toch zal hij er tegen optreden. De fabrikant van lolly deed den dito van molly zelfs een proces aan.

aan. Hooger echter staat de strijd om geestelijke waarden.

Die word? ! •'h'iét; gevoerd om financieel voordeel, niet om persoonlijk belang, maar om de waarheid.

Reeds eer vestigden wij er de aandacht op, hoe een nagemaakt „Calvinisme" in omloop wordt gebracht.

Aan den eenen kant opent dit ons oog voor een schoone werkelijkheid, welke wij dreigden te vergeten.

In de laatste jaren kvsramen wij tot de ontdekking, dat er meer ondergrondsch Calvinisme, ook in andere landen, was, dan wijzelf wel bevroedden.

In ons eigen volksbestaan heeft het Calvinisme zulke diepe voren getrokken, dat ze zelfs door het puin van een paar eeuwen niet onziclitbaar zijn gemaakt.

Verschillende puinkruiers hebben nu het werk opgegeven. Blijkbaar wanhopen zij er aan, da, t zij ooit met hun werk gereed zullen komen.

Zij volgen nu een andere taktiek.

Zij willen nu liever zaad, in plaats van puin wexpen in de Calvinistische voren!

Ethisch zaad! Modernistisch zaad!

Zij dienen zich daartoe als Calvinistische landlieden aan.

Vroeger schreven we hier al over. Maar er zijn nieuwe feiten. _ Die mogen voor onze lezers niet verborgen blijven. In een onzer weekbladen las men:

Daar sta je nu toch paf van! , De Gereformeerde voormannen van Hongai'ijo, met name Prof. Sebest-ven, zoeken VOOL-han arbeid tot bevordeïing van het Gereformeerd fceikelijkc leven zoo veel mogelijk contact met do Gereformeerde voormannen hier te lande.

En daar komt nu een ethisch Godgeleerde, ' een I^rofesso-r nog' wel, uit ons vaderland, aan de Gereformeerden in Hongarije vertellen, dal Prof. Sebostyen en de zijnen geen voorlichlino bij' de mannen onzer Gereformeerde Kerken in Nederland moeten zoeken; dit zijn de echte Gereformeerden niet; want mannen als Dir Kuyper Sr. enz. liebben zich van de Vaderlandsche Kerk afgescheiden.

Gelukkig was Prof. Sebestyen, die daarover door Gereform'eerden in Hongarije zoo'n beetje ter verantwoording werd gero'epen, g'enoeg van on./c kerkgeschiedenis op'de hoogte om den broeders.duidelijk te maken, dat onze mannen om hun trouw aan de belijdenis uitgeworpen zijin.

Maar 't is toch wel bar, dat een ethisch predikant, neen Professo-r nog wel, zulke voorsteUingen kan geven, die met' de geschiedenis in zoo flagranten strijd zijn.

I5en van beide moet hier het geval zijn: ó f er is welbewust een scheeve voorstelling gegeven, maar dat weigeren we om te geloovon, en dat zou toch precies het omgekeerde van ethisch' zijn; ö f deze Godgeleerde is totaal onlmndig van onze kerkgeschiedenis der 19e eeuw, maar — wat moet men dan van zulk een Professor denken ?

Een derde schijht mij! niet mogelijk.

Professor Cramer, die zich in Hongarije aandiende als Calvinist, waar hij zag, dat daar nog een Calvinistischen voedingsbodem werd gevonden, die zijn ethisch zaad voox Calvinistisch zaad verkocht, werd om deze frauduleuze handeling op de vingers getikt. .En gevoelig ook. .Anders zou hij niet ZOO' van „au!" hebben gei'oepen, daf men hei in Hongarije 'kon hooren.

Men vergeve mij het licht spotachtige, dat o-vet deze wijze van voorstellen ligt.

Maar ik wil er mij nu eenmaal niet aa, n ergeren.

Want dit staat vast: de toeleg van P!rof. Cramei' zal toch niet gelukken.

Daarvoor zullen de Gereformeerden te zeer . op hun tellen passen.

Zij zullen het niet toestaan, dat van hun naam misbruik wordt gemaakt.

Niet om dien naam 'op zichzelf.

Maar om het 'hooge geestelijke belang, dat er mee is gemoeid.

Doch Prof. Cramer heeft — we wisten het al — medestanders.

In , , Bergopwaarts" stelde vóór eenige weken-een ethisch predikant uit de hoofdstad de overleden predikanten Gerritsen en Jo'uker 'als „stoere Calvinisten" voor.

Dus: „stoere" nog wel.

Nu maken we omtrent Dr Gerretsen eenig voorbehoud.

Men weet; dat hij den laatsten tijd des levens vooral nadacht over de praedestinatie.

Toen hij echter nog in zijn kracht stond, mocht hij zeker allerminst aanspraak maken op' den naam van „stoeren Calvinist".

Immers nam hij het toen O'p voor de Schriftkritiek. En de Schriftkritiek is reeds voor den gewonen, laat staan voor den „stoeren". Calvinist een giftige plant, welke hij in zijn tuin niet duldt.

En wat Jonker aangaat.

Veel wat van zijn hand verscheen, hebben we met stichting gelezen.

Maax mocht men hem aanspreken als „Calvinist"? ' . Dat in geen geval.

Laten de ethische heexen zich toch vergenoegen met hun eigen na, am. Tegenover bezwaren, die eertijds werden geopp'erd, hebben zij zich verdedigd, dat het zulk een prachtige naam was. Men stond ex versteld ovex, dat er niet eer door anderen beslag op was gelegd. Welnu, men behoude dan het „ethisch" voor zich. Doch probeeren zij iriet langer onder een a, nderen familienaam te reizen.

Dat doen immers menschen, die hun n^am met eere dragen, niet.

Evenwel: deze ziéicte wordt zoo zoetjes aan epidemisch.

In een perspolemiék schrijft de hoofdredacteur van het , , Weekblad voor de Vrijzinnige Her-. vormden”:

Voorop zij gesteld dat do kwestie, waar^vn het eigenlijk gaat, of n.l. de vrij'zinnigen zich gereformeerd zullen noemen, door hen wel eenstemmig met „ja" zal worden beantwoord. Er wordt in de diepte, geestverwantschap gevoeld mot wat de gereformeerde vaderen bezielde en in de taal van onzen tijd overgebracht, is hun geloof, het onze.

Men zal echter opmerken, dat het gaat om hun geloof, uitgedrukt in de taal van hun tijd.

Daarin ligt al dadelifk, dat het gaat om dingen van secundair belang, niet om de vroomheid des harten, maar om de verstandelijke omschrijving.

En op de vraag om een naamlijstje van modernen, die de drie Formulieren van Eenigheid willen onderteekenen, geeft het blad ten antwoord:

Hoe staat het dan echter met de onderteckening? Het is niet verborgen gebleven, dat er onder de vrijzinnigen zijn, die gaarne de taal der oude dogmatiek spreken, die weer aan de christologie een centrale plaats geven in hun prediking, die in de drieëenheids-formule, diepe phdosophische wijsheid erken ji en.

Of deze echter bij' voiorkeur, de drie formulieren van eenigheid zouden oiidcrteekenen ?

Dioch wat zegt de onderleekening ? Instemming met „tittel en jota"?

Maar de anti-revolutionairen hebben artikel 36 uil de Geloofsbelijdenis gelicht. Die confessionoelen vallen hen daarover ten zeerste aan, maar verklaren zelf, dat die formulieren al lang door de classikale vergaderingen hadden besproken moeten worden en eventueel veranderd. En de ethischen willen van de letter van zulke geschriften niet weten

Een buitenstaander weet soms toch heel wat meer dan een huisgenoot.

ZoO' moet ik .er mijn onwetendheid over bekennen „dat de anti-revolutionairen artikel 36 uit de Geloofsbelijdenis (hebben) gelicht".

Dat is heel snood van die anti-revolutionairen, die immers een politieke partij vormen. Wat doen zij aan onze Geloofsbelijdenis? Alleen de Gereformeerde Kerken mogen hieraan iets veranderen.

Doch laat mij het blad geruststellen. De anti-revolutionairen zijn hun boekje niet te buiten gegaan.

De Synode van de Gereformeerde Kerken, gehouden in 1905 te Utrecht, hebben verandering aangebracht.

Maar zoo kras er in gehakt als het „Wieeli: bla, d" het doet voorkomen heeft zij niet.

Volgens het „Weekblad" zouden we niet meer mogen spreken van de 37, maar van de 36 artikelen.

Met heel artikeU'36 is korte metten gemaakt. Het is eenvoudig er uitgelicht.

Doch in waarheid 'is er slechts één zinsnede uitgelicht.

Het kon geen kwaad als men van modernistische zijde een beetje meer nota nam van ons kerkelijk leven.

Dit echter in het voorbijgaan.

Men leest uit deze stukken, dat de modernen zich gaarne Gereformeerd noemen en dat het zelfs wel mogelijk is, dat sommigen, al is het niet bij voorkeur, de drie Formulieren van Eenigheid willen onderteekenen.

Welk een attraktie gaat er alzoo van onzen Calvinistischen, Gereformeerden naam uit.

Voor een tiental jaren was hij onder ethischen en modernisten geminacht.

Maar nu komt hij tot eere.

Nu zien we zelfs ethischen er modernisten als zeven vrouwen, die den slip van een Calvinistisclien man aangrijpen en vragen: laaf ons naar uw na.am genoemd worden.

Doch zij zullen hem niet hebben.

De a.s. Predikantenvergadering.

Binnenkort zal de vereeniging van predikanten van de Gereformeerde Kerken in Nederland zijn jaarvergadering houden.

We kunnen niet halaten het bestuur ons kompliment te maken over het uitgezochte menu, dat Iret den gasten wil voorzetten.

Dr J. Brinkman van Haarlem zal er konfereeren over het begrip „gerechtigheid" in de prediking van Jezus.

Ds G. Diemer te Roden over: „de beproeving der geesten in onzen tijd".

Dr K. Dijk van Den Haag over .„Het dogmatisch indifferentisme onder de' jongeren".

Met zulk een program behoeft men aan het welslagen niet te twijfelen.

Vooral het laatste referaat zal wel bijzonder de aandacht trekken.

Geve de Heere, dat dit program onverhinderd worde afgewerkt.

De stellingen vindt men in bijna al onze Kerkbodes.

Men leze en bestudeere ze.

De Glindhorst.

Uit de kerkelijke bladen is onzen lezers stellig • reeds bekend, dat er een Herstel-comité is opgericht ten behoeve van „De Glindhorst".

Mogen wij onze lezers uitnoodigen deze stukken niet over te slaan, maar er volle aandacht aan te schenken ?

„De Glindhorst", zegt de circulaire, kan gered worden.

Voor verdere bijzonderheden verwijzen wij' iraar de verschillende Kerkhodes.

Helligschennis uit onnoozelheid.

In Amerika rhoet een predikant op' verzoek vau een dame in zijn gemeente haar hondje hebbeu' gedoopt.

Is het geen heiligschennis? Dat de dame in onwetendheid handelde is al erg genoeg, maar de dominee! Een kras staaltje van moderne „religieusiteit".

Vrijzinnige jeugdbeweging.

Prof. Roessingh, die een van de gangmakers der vrijzinnige jeugdbeweging is, slaakt in de „Hervorming" de klacht: „Ik acht het nu ai een groot gevaar, dat de meesten onzer vrijzinnige theologische studenten zóó door, 'de jeugdbeweging. iu beslag worden genomen, dat voor deze wetenschappelijke bezinning rust en tijd g.a.an ontbreken".

Welken omvang in die kringen de jeugdbeweging heeft aangenomen kan misschien het best blijken uit het volgende stuk in „De Hervorming":

In den zomer van 1923 werd door den Vrijz. Chr. Studenten Bond en den Vrijz. Chr. Jongeren Bond een Oproep aan zooveel mogelijk alle Jeugdorganisaties in de wereld toegezonden teneinde in gezamenlijk overleg een week vast te stellen, gedurende welke zoo talrijk mogelijke .Teugdvereenigingen bijeenkomsten zouden beleggen, waar de Jeugd zich opnieuw scherp voor den geest zou brengen wat een nieuwe oorlog beteekent, zich bezinnen zou op de vele vraagstukken welke zich hierbij' voordoen, haar verontrusting zou uiten over de lijdzaamheid en onwietendheid van velen te dezen aanzien, om aldus tot het versterken vim den Vredeswil mede 'te werken.

Met dezen oproep hebben zeer vele Jeugdorganisaties uit vele landen groote sympathie' bet'iigd. Door het tijdroovende van internationale correspondentie en besprekingen met Jeugdprganisaties van de meest uiteenloopendo richtingen moest do Vrcdesweek worden iiitgesteld. In verband met deze besprekingen werd nu vastgesteld, dat van 3—10 Augustus 1924 (wanneer het 10 jaar geleden is, dat de wereldoorlog uitbrak) de „Intern.ationale Vredeswieek van de Jeugd" zal gehouden worden.

Een dezer da^en werd aan alle Jeugdorgnnisaties verzocht gedurende die week in al hare afdeelingen bijeenkomsten te houden, zoo mogelijk en wenschelijk in combinatie met andere, in hare tijdschriften en organen artikelen aan deze Vrcdesweek te wijden. Ook kunnen gewestelijke en landelijke bijeenlcomsten worden gehouden. Zoo zal in Hoüand door den V. C. S. B. en V. C. J. ^B. naast de plaatselijke bijeenkomsten hunner afdeelingen, een algemeen toegankelijke conferentie worden georganiseerd (vermoedetijk op terreinen bij Soesterberg), waar ook buitenlanders kunnen komen. Te zijner tijd zullen daarover nadere bizunderheden gepubliceerd worden.

Overigens behoudt elke vereeniging volkome'n vrijheid naar haar meehing de bedoeling der Vredesweek uit te werken, al kan zooveel mogelijk naar samenwerking worden gestreefd.

Voorop staat dat de Jeugd als zoodanig niet com-

petent is' eenige uitspraak in. do vredesvraagstukken te doen. Toch meent men dat dö Jeugd door deze Vredesweek den wil tot Vrede onder de Jc-ugd zal versterken en veijlevendigen en in de wereld daarvan zal getuigen.

De Vredesweek valt samen met tal van'uitingen , van den Vredeswü. ZÖD b.v. met den Vredes-Zondag (3 Aug.) uitgeschreven door den „Wereldbond van Kerken", die door de Jeugdorganisaties, in wier richting dat ligt, ten krachtigste gesteund zal worden. Ook zal in denzelfden tijd een Internationale VerzoeningsWeek worden georganiseerd, toegankelijk ook voor ouderen, tusschen groepen van Frankrijk, - Doxitschland, België en Holland.

Is het wonder, da, t op die manier de jeugd zichzelf gaat overschatten.

Niets doet de jeugdbeweging meer kwaad > dan. al die overdrijving.

We willen echter nog meer stemmen opvangen, voor we deze zaak ampel bespreken.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Johannes Müller in ons land.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 28 maart 1924

De Reformatie | 8 Pagina's