GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

DE PSYCHOLOGIE DER BEKEERING.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

DE PSYCHOLOGIE DER BEKEERING.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Korte inhoud van de vorige artikelen: . ' 1. De psychologie van'de religie is als vak van wetenschap (jpgekomen door en na het optreden van de nieuwe filosofie. Men bedoelt met dit vak niet, enkel de verschijnselen te bestudeeren, maar ook het wezen der religie , , . te vinden. Befceering is dan ook voor deze wetenschap elke verandering van levensrichting He.t objectieve ontbreekt, ook al is het waar, dat allerlei oorzaken meewerkten, dat de christelijke , terminologie veelal behouden bleef. Daar de religie wordt voorgesteld als een natuurlijk principe van den menschelijken geest, en de objectieve waardemeter ontbreekt^ is er liier allerlei beginsel, dat met de christelijke opvatting ten eenen male in strijd is.2. Met eenige voorbeelden w^ordt d: it bewezen. Practiscli kwam men er dan ook toe, de bekeering te zoeken in uiterlijke verscliijnselen. Waar een goed leven was zonder de verschijnsnelen van bekeering sprak men van ' , heihg-geborensn. Een typische fout van de moderne psychologie van de _beke6riing was het verder, dat zij. yoorbij' zag datgene, wat mogelijkerwijs door God reeds in het Icinderhart werd gewerkt. De wijze, waarop men in de laatste jaren de psychologie der bekeering beoefende, moet worden afgewezen. Maar toch zijn er bü' deze wetenschap' ook verdiensten, dio door da , theologie en de practijfc zullen moeten worden erkend en aanvaard.

III.

Voor we er tO'e kumien overgaan, in een tweetal artikelen het wezen van de bekeering zielkundig te benaderen, moeten we ditmaal enkele grondprincipia, die onze beschouwing beheerschen, ©n die tegelijkertijd bedoelen een bestrijding te leveren Tan hetgeen van andere zijde werd beweerd, na: ar voren brengen.

•We.beginnen dan met te doen opmerken, dat de verhouding tusschen de bekeering en de erkenning van de waarheid Gods, zooals die bij den bekeerde wordt gevonden, veelal onjuist wordt gezien.

Het is toeh zoo, , dat niet de bekesring de waarheid produceert, noch oiok de wedergeboorte, als grond en oorsprong van de veranderde levenshouding, de bron der waarheid' kan zijn. We zullen trachten dit met een voorbeeld duidelijk te maken.

, Wanneer het kind spreken leert, dan blijkt, dat 61 bij dat kind een spraakvermogen aanwezig was. - \Iaar produceert na dat kind door zijn spraakver-Mogen de taal? Immers neen. De taal was er. Het kind ving de klanken van die taal op van de lippen 'an zijn moeder. Het leerde moeders woordenschat kennen. En het leerde begrijpen, wat de inhoud "as van de begrippen, die door de woo'rden werden •langeduid en weergegeven.

Evenals nu dat kind, wanneer het straks spreekt over zijn gemoedsaandoeningen, zich bedient van fis formuleering, die het van zijn moeder leerde, ^1 de welomschreven uitdrukking gebruikt, die het vond ia de bestaande taal, zoo, ook beginnen we, ^oodra we spreken over religieuse ervaringen, Oif "'er de belevingen bij de bekeering, omniddellijk '9 spreken in een taal, die niet door ons is uit-Sevonden, maar door anderen ons is geleerd', — ^^^ taal, , die dan ook zekere woo^rden en termen Onze ervaring kan ons alleen brengen b ij de waarheid, kan ons dwingen als waarheid te erkennen, wat vroeger door ons werd geloochend.

tieeft met een vaststaande beteekenis. Maar bovendien is het met ons denken en met 'jDze er-varingen zóó gesteld, dat wij nimmer al "snkende en al ervarende de waarheid voortbrengen. \Vg kunnen slechts denken over iets, dat ^afhankelijk van ons denken toch bestaat. We binnen nimmer onze ervaring aanspraak doen •Haken op het recht, de bron der waarheid te zijn.

Wanneer iemand ontkent, dat de draadlooze telefonie mogelijk is, en hij ko-mt tot de ervaring, dat ze er toch is, dan is ze er nadien (ook voor zijn bewustzijn) niet op; grond Vaii het feit, dat hij het ervaart, — neen, hij stemt slechts toe, dat het mogelijk is draadloo'S te telefoneeron, uadat hij' het ervaren heeft en omdat hij' het ervaren heeft, — maar daarmee is die ervaring nog geen grond voor het bestaan van de draadlooze, noch ook i, s zij de grondslag voor zij erkentenis omtrent het feit. De grond blijft altijd het bestaan van "het verschijnsel. Zijn ervaring was geen bron 'der waarheid; hoogstens, subjectief, vo'or hém dus, bron van 'de zekerheid omtrent 'de waarheid.

Welnu, ZOO' is het o-O'k in het religieuse leven.

De bekeeriug is niet de bron der waarheid. Zij geeft ons persoonlijk zekerheid O'mtrent de waarheid; zij .• is oorzaak, dat we het getuigenis aangaande de gO'dsdienstige waarheden in ons hart klaar bemerken.

Maar nu gaat het niet aan, te veronderstelleia, dat het wezen van de religie nu zou kunnen (of zelfs moeten!) worden gekend uit de religieusa ervaring. Hetzij zulks dan zou moeten geschieden uit de ervaring van deai enkeling, oï, zoo, aIs m'B'n in den laatsten tijd moer' uU.drukfcelijk wil uit de psychische gegevens, die „de groep" verschaft.

ïen formeele sluit zich, als gezegd, echter oo, k steeds de bekeeriug aan bij de voorstellingen en indrukken, die we van het historisch christendom hebben, zoodat ook daarom reeds, stel al' zou men dat wezen pogen vast te stellen uit de ervaring, immer een vreemd element was opgenomen.

De christen erkent dan ook, dat de bekeering de keerzijde is dan dat wonderlijke', dat God in zijn hart werkte: de wedergeboorte; en dat er juist daarom door do' bekeering komt een ervaren en een erkennen van de waarheid, waarvan hij zich voorheen afwendde.

Maar deze waarheid bestaat onafhankelijk van zijn al of niét aanvaarden van die waarheid. E n het gezag, dat h ij aan d i e w a a r h e i d toekent, is dan ook niet het gezag vlan zijn e i g e n e r V a r i n g, m a a r h e t g e z a g V a n H e m. Wiens stem h ij heeft gehoord.

'Gelijk we opmerkten is deze bekeering, als veranderde levenshouding zoowel voor het doen als voor het denken, vrucht van de wedergeboorte.

Door deze stelling ko'mt de bekeering, in christelijken zin genomen, inderdaad te staan buiten de rij van gewone levensveranderingen, zooals we die in alle mogelijke kringen vinden, en zooals we die in ons eerste artikel aanwezen.

Bekeering, aJs de keerzijde, de naar buiten gekeerde kant, van de wedergeboorte, is een afsterven van den ouden mensch, en de wederopstanding van den nieuwen mensch. Daarmee is gezegd, dat de bekeering een veranderde houding tegenover God en tegenover Gods antipool, de zonde, veronderstelt.

Vast staat, dat daarmee de eerste prikkel tot de bekeering voor ons schuil gaat in het mysterie van Gods werk en in het duister van het onnaspeurbaar gebeuren in de ziel yan den mensch. Maar daarmee is ook gezegd, dat wie ter eerster instantie hier in aanraking komen met andere dingen dan met controleerbare', wetmatige gebeurtenissen in het zieleleven.

Ook sommige godsdienstpsychologen hebben een min of meer bovennatuurlijk element hier niet kunnen uitschakelen; James erkent zekere krachten, die boven de gewone natuur uitgaan, en Niebergall noemde de manier, waarop, sommige onderzoekers te W'erk gingen, een vivesectie op het geheimnis van de pei'soonlijkheid.

Ook al neemt men in de moderne scholen dik-' wijls zijn toevlucht tot dit bovennatuurlijke in de gebeurtenissen in de ziel van den mensch, O'm te ontkomen aan den drang, een bO'V'ennatuurlijke openbaring in de historie te aanviaardenj toch staat vast, dat men zonder het aannemen van de stelling, dat er iets als een wonder gebeurt in de ziel van hem, die bekeerd wordt, de bekeering niet kan verklaren.

De „bovennatuurlijke" werking van Hem, die de verandering in het zieleleven doet komen, is evenwel steeds oorzaak van een werkzaam worden van de ziel in een bepaal'de richting; een richting, die voorheeai niet werd gekend; de ricliting naar God toe. En waar 'deze verandering van levens-en denkrichting op de geheele persoonlijkheid invloed oefent, en een ommekeer des levens bewerkt, spreken we van bekeering. Deze bekeering is alzoo iets, dat buiten den gewo, nen ontwikkelingsgang van het menschelijk zieleleven valt.

Dit neemt evenwel weer niet weg, dat hier allerminst sprake behoeft te zijn van iets, dat in zijn geheel nu ook voor verdere beschouwing zich niet zou leenen. We hebben, indien we spreken over het zieleleven van den bekeerde, het toch weer steeds over een gewone menschelijke ziel; gewoon dan, wat betreft de formeele functies.

Ten materiëele is er verandering. D'© inhoud van het denken is gewijzigd. De houding tegenover de waarheid een geheel andere. De waardeering der dingen verschilt princ: ip, iëel van de waardoschatting van voorheen.

Maar daarom is de formeele functie no'g wel dezelfde. Ook nu werkt de ziel volgens dezelfde reacties en dezelfde wetten als voorheen. Do inho'ud moge anders zijn, de wetten voor het denken zijn dezelfde gebleven.

Daaruit volgt, dat men, mits men rekening houde met het veranderde object, kan spreken over de werKlngen in de ziel van den bekeerde, en dat dus een psychologie van den bekeerde kan zijn.

Maar niet alleen kan gepoogd worden, het zieleleven van den bekeerde te teekenen, zooals het is n a zijn bekeering, — er is natuurlijk geen enkel bezwaar om oo'k na te gaan, voorzoover zulks mogelijk is, welke de veranderingen waren, die er in de ziel van den bekeerde plaats grepen in den tij d, toen 'die veranderde levenshouding bij hem doorbrak.

En bovetidien kan er nog iets anders geschieden. God heeft voor Zijn werk middelen gebruikt. Het gebruik van die middelen riepi O'p, verscheidene wijze reacties in de ziel van hem, die bekeerd werd', • in het leven. Was er 'in die verscheidene belevingen een zekere orde? Is er bij vergelijkking van de belevingen van onderscheiden menschen, een zekere wetmatigheid te ontdekken? Is er iets te beschrijven, dat geheel of ten deele beantwoordt aan datgene, wat de Schrift O'ns als de geestelijke gesteldheid 'van sommigen tijdens hun bekeering teekent? Ziedaar vragen, die met vele vermeerderdl kunnen worden, en die als vanzelf O'pko, m'en, ook bij hen, die zich op schriftgeloovig standpunt stellen. Vragen, die', kunnen ze worden beantwoO'rd, ongetwijfeld meewerken tot de verheldering van het bewustzijn omtrent de bekeering.

En ook langs dezen weg kunnen de prediking en de zielzorg, zelfs de catechese en de liturgie, belangrijke aanwijzingen ontvangen.

En niet allereerst om het nut, maar wijl het geloof zelve om een zich zelf' bewust leven; vraagt, is het noodig, dat we trachtein de zielkunde der bekeering te verstaan, voorzoover zulks mogelijk is zonder een poging, om het mysterie te verklaren.

Nuttig i, s deze arbeid ook, O'mdat zij, indien ze eenigszins slaagt, er toe kan medewerken, dat het beeld van het leven der bekeering zuiver wordt geteekend, en de grens tusschen religieuse en andere Qrvaring, speciaal aesthetische, zuiver wordt getrokken.

Bezinning toch omtrent de psychologie der bekeering, kan ons 'er voor bewaren, 'dat we in het

leven als christen stranden op één van de twee klippen: het aanvaarden van het objectief gezag, zóó, dat we ia blind autoriteitsgeloof ondergaan, — óf het wegzinken in de individueele beleving van „vrije vroomheid", zoodat we met ons , puur individualisme tenslotte de waarachtige religie in ons gemoed onderhouden.

Maar dan moet ook de bekeering gezien in schriftuurlijk licht.

Dan moet óók hier het Woord van onzen God kenbron van de waarheid zijn, en dan moeten we ook onze eigen ervaring trachten te verstaan en te becritiseeren bij het licht van het Woord van onzen God.

Dat tegenwoordig allerlei „vrije beleving" zoo in trek is, dat men tegelijk meent, dat daarnaast alleen maar mogelijk is een dood en dor intellectualisme, — het komt ook méé daarvandaan, dat men in de school van het moderne godsdienstpsychologisme de kwestie zóó stelt. Zoogenaamd op grond van „ervaring" en proefneming. Maar in waarheid, wijl de principiëele beschouwing yan te voren reeds zulk een opvatting in proef en ervaring neerlegde.

Er moet gewaakt tegen al datgene, wat „religie" onder den band van iJods Woord wil weghalen. Maar dan heeft de geloovige beoefening van de psychologie van de bekeering een ernstige taak.

Zeker, onze praemisse, ons eerste uitgangspunt, we erkennen het ten volle, kan niet logisch worden beredeneerd. Er is in het begin het aanvaarden van het gezag der Schrift. Maar iedere richting heeft haar onbewezen axiomata. En wij eischen voor de onze het respect op, niet als voior het woord vaa menschen, maar als voor het Woord van onzen God, dat het licht van de eeuwigheid stralen doet, — en dat dus ook ons Verstand verlicht.

Daarom vreezen we dan ook niet de Wording der bekeering te zien in het mysterie van de wedergeboorte.

En zooals wij, denkende, niet de wereld scheppen; zooals wij, schouwende, niet de wereld maken; zooals wij, tastende, niet de wereld formeeren, maar slechts schouwen en tasten wat i s, om met het zijne in levende gemeenschap te komen, — zóó ook opent de wedergeboren mensch de oogen voor de werkelijkheden Gods; niet omdat hij ze maakt, maar omdat God ze hem te zien geeft, gelijk ze zijn; zóó ook tast de bekeerde nu met begeerige handen naar de schatten, die God voor hem uitstrekt; niet alsof hij ze in het aanzijn roept, maar wijl God ze deed zijn, en hij ze nu 'dankbaar wil omvatten; zóó komt er bij den bekeerde levende gemeenschap met de onzienlijke dingen, niet omdat hij ze schept in zijn geest, maar omdat God zijn hart naar de zijde van de eeuwigheid optenzette.

Door de wedergeboorte gaat de mensch binnen in een andere wereld. Het is de wereld van het koninkrijk Gods Daar wordt e.en andere taal gesproken dan die hij voorheen verstond. Daar onderkent hij den klank van een stem, die hij voorheen niet onderscheiden kon: het is de toon van de stem van den goeden 'Herder; die Zijn schapen roept bij naam.

Mysterie, — ja. Maar wijl het beleefd wordt toch •ook weer in zijn beleving te overpeinzen, te hespreken, te verstaan, in zooverre het begripsmatig is weer te geven.

En zoo groeit de psychologie der bekeering bij het licht der Schrift.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's

DE PSYCHOLOGIE DER BEKEERING.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 februari 1926

De Reformatie | 8 Pagina's