GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Noodlge waarschuwing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Noodlge waarschuwing.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tot de uitgaven, die we in den laatsten tijd ter bespreking in ons blad ontvingen, behoort ook een drietal bundels stichtelijke verzen; kort - na-elkaat verschenen. Gelijksoortig als ze zijn wa: t hun karakter betreft, kunnen ze in één artikel behandeld worden; maar bovendien z.ou ik ze samen willen noemen, omdat ik meen, daf iii' het vrijwel gelijktijdig verschijnen van drie zoöda, nige bundels aanleiding ligt tot een alge-meene op.merking.

De bundels zijn: „Balsem voor Alsem", door Jo van der Stap i), „Des Nachts zal' zijn lied bij mij' zijn", 'door H. L. - y.an Bruggen, 2), „Mengeldichten" van Le.a Wijnberg 3). '

Naar hun inhoud zijn de hier verzamelde verzen in enkele groepen te verdeelen: zulke, die uiting geven aan - de zekerheid des geloofs en de rust van het geloovig vertrouwen; aiUdere weer, waarin de behoefte leeft aa, n schiildvergeving en ervaring van - Gods genade; verzen, die handelen over het gewijde gebeuren, dat herdacht wordt O'p. de christelijke feestdagen; lyrische dichtjes eindelijk O'ver verschillende onderwerpen, natuurindrukken, stichtelijke verzen van meer aJgem-e-enen aard of ook gelegenheidspoëzie, die verband houdt met eenig feit van den dag. 'Uiteraard is in den eenen bundel meer deze, in den anderen meer die groep vertegenwoordigd; de eerstgenoemde genres overwegen b.v. in den bun-ael vaa Van dec Stap, en de laatst aangegeven soorten zijn het talrijkst in 't boekje van Lea Wijnberg. Maar in groote-lijnen is toch de inhoud van elk der drie bundels va, n het hier omschreven karakter en oiok is de toon steedsdie van stichtelijke „poëzie".

Overeenkomst vinden we O'ok hierin, dat in ieder boekje in 'oen kort vo'orwoord elke literaire pretentie wordt afgewezen. Twee van de drie bunde.ls gebruiken zelfs dezen zelfden term, do derde drukt dat uit met te spreken van „schamele dichtjes". De bedoeling is naar de formuleering van Van Bruggen, „zielen te stichten" O'f, nog eenvo'udiger door Lea "Wijnberg aiangegeven: „een oo'genblik van vreugde 'on o-ntroering" te brengen.

Van 'deze m'Sdedéelingen, die bepaialdelijk tot den recensent gericht zijn, nemen we gaa, me no-ta. En we willen ook wel erkennen, dat eenvoudige, stichtelijke 'dichtjes hun verdienste kunnen hebben, inzooverre ze binnen ieders .bereik liggen en voor ieder bevattelijke gedachten 'dragO'ii. In dat verband fca.n b.v. gewezen worden op' onderscheidene verzen van de predikant-dichters der voirige eeuw, Hasebroek, Beets, Ter Haiar, Ten Kate, e.d. die tot den eenvoudigen lezer spreken en veelal werkelijk „zielen stichten". Zelfs kunnen - we verder gaan en zeggen, 'dat de christelijke kunst het 'oenvoudig-stichtelijke elernent niet missen kan, wil ze aan haar hooge roeping beantwoorden.

Wat er alzoo goeds in de bedoeling ligt — ik stel 'dat uitdrukkelijk voorop. — will'e'n we gaarne alszoodanig aanvaarden. Het is zïêker de taak 'van 'de christelijk-literaire ciritiek op het goede in , Ghristelijke boeken en verzenbundels te wijzen en waaxdeering krachtig te bepleiteii. In betrekking tot het artikel, dat ik enkele weken geleden schreef ó'ver onrechtmatige critiek, zij - dit 'nO'g' eens opzettehj'k herhaald. M een bundel als „Balsem voor Alsem" erken ik b.v. uit die overweging een zeker waarde^ element.-., , .., . IJ. •, , - .„ • •

, Ma.ax v-, , en hi'e.ji; , kom. ik tp.t , de p'P'merking, die ik meen te mo-eteii maken — O'ok aan sünpele, eenvoli'di'ge, schamele en wat dies rnéër zij, stichtelijke versjes inogën en mo'eten tóch, zekere oischen gesteld worden., Èen verklaring, dat geen enkele literaire-pretentie den, dichter drijft, .is O'pi zioh^-elf niet een argument om , wa, t, dan gebracht wO'rdt zonder meer te waa.rdeeren. Juist als we voor wat de christelijke kunst brengt éen verdiende erkenning opeischen, moeten we vérmij'den, dat, wat uiterlijk iets heeft-van christeMjke pro'za-of verskunst én intusschen 'den toiets van de meest milde critiek niet kan. doorstaan. Ook aan ee-nvoudige stichtel^'ke versjes, die geen literaire pretenties , h'e'bben, mag als voorwaarde worden gesteld, dat ze niet in rijmelarij op een stichtelijk thetna ontaarden 'én om het rijm gewrongen woorden of zinsconstructies vertoo-ne-n. De tijd, dat iets goed geacht wordt a; ls het-maar stichtelijk is in zijn woorden of'gedachten, is voorbij en de Christe-lijfc-literaire. critiek, die tegen deze meening steeds zich verzet heeft, mag de winst, die zij ten dezen behaald heeft, niet weer laten verloren gaan. Zij wenscht nimmer de .ethische, , zijde van - het literatuurvraagstuk uit het oog te verliezen, en mag dat wat ethisch ver--n^erpelijk is niet. anders daiU onvoorwaardelijk afwijzen, maar zé handhaaft aan den anderen kant ook het aesthetische als een waarde-factor, waarmede zij bij de bepaling van haar oordeel. heeft rekening te houden. Dieed ze 'dat niet, dan zo'U ze - het wezen der christelijke kunst aantasten, 't Is de verdienste van een vorig gesla.cht van christelijke essayisten, dat ze die overtuiging hebben gevestigd.

Het is m.i. no'odig, deze O'pmerking te maken, nu in betrekkelijk korte-n tijd drie verzenbundels uitgegeven werden, - die aan de bovengenoemde .eiscben niet voldoen. De eene bimdel is zeker beter dan de andere, maar ik wil de zaak los maken van eiken schijn van „scherp.-toegespitste" „aftakelende" critiek en dus niet - de gebreken van één bepaalden bundel accentueere-n. Van alle - drie geildt het oordeel, .dat veelal aan een vlot en gemakke-lijk rijm 'de zuiverheid van gedachte en vorm is ten offer gevallen en meer dan één vers is niet anders dan rijmelarij. Dat het dan stichtelijke rij'm-elarij' is maaikt de zaak voor christelijk-literair besef niets beter, want te meer komt da.ardo'or het streven naar waarlijk christelijke kunst in discrediet. Deze draagt immers dezelfde gedachten uit en wO'rdlt dan maar al te licht om haar gelijksoortigen inhou'd met zulk bastaard-werk vereenzelvigd.

Met deze uitdrukking bastaardwerk bedoel ik niet een kleineerende qualificatie van dit soort van bundels te geven; ik denk - daarbij aan de oorspronkelijke beteekenis van: niet echt. En dat juist is het groo'te bezwaar tegen zulk werk, 't is niet echt. Verzen, die geen „literaire preitentie" hebben, die dus niet bedoeld zijn als kunstuiting, kunnen niet echt zijn: want wat een vérs is, dat wil zeggen, wat voldoet aan de techniscfoe voorwaarden en de inhoudseischen van een vers, is poëzie en poëzie is kunst. Een echt vers moet dus kunst zijn en kan, niet zonder literaire waarde wezen. Derhalve zijn „verzen", wia.arvan te voren verklaard wordt, dat ze zo.nder literaire pretentie zijn, gee'U verzen in den eenig juisten zin van 't woord, ma.ar bestaardwerk: dingen, die het uiterlijk hebhen van iets, waaivan ze bet wezen missen.

En wanneer dan christelijke gedachten in zulk een vorm worden gep: ubliceerd, en, koTt na elkaar, meer dan een verzameling verschijnt van zoodanige rijmen, is het gevaa; r niet denkbeeldig, dat de "werkelijk christelijke kunst, die eciht'e verzen tracht te brengen, daaxonder lijden zal. Want gemakkelijk ontstaa, t dan het idee, idat allerlei rijmelarij' over stichtelijke stol in onzen christelijken kring wordt aanvaard als stichtelijke poëzie en dus christelijke verskunst een inferieur soort van dichten is, goed, omdat ze stichtelijk is.

Tegen dat valschs begrip, dat langen tijd heeft geheerscht, zijn onze oudere christelijke essayisten en dichters krachtig opgekomen, in woord en voorbeeld (ik denk a, an Seerp Anema, Laurens en Jaeq. V. d. Waals, Geerten Gossaert, Willeïn de Merode e.d.). En wanneer dan door bundels • als die, welke thans in het geding zijn, opnieuw a, an die verkeerde voorstelling voet gegeven wordt, ' is het m.i. noodig, op dat dreigend geva.ar te wijzen. Het is waar, wat elders - werd beweerd, dat onze christelijke kunst een zware kamp te voeren heeft tegen gebrek aan erkenning, niet slechts van buiten-, aif, maar ook wel in eigen kring — des te meer reden is er dan, om te waken tegen zeker goied bedo-elde, maar in hun verschijnen toch foutieve uitgaven van christelijke gedachten-op-rijm.

Enkele aanhalingen uit de verschillende bundels mogen argumenteeren, wat ik zei. Ik vermeld daarbij niet welken bundel ik citeer, omdat — ik herhaal het — 't mij niet te doen is om „aftakeling" en gemakkelijken buit. Een strophe als deze:

Maar 't aller onbegrijp'lijkst' Het wonderbaaiste is: Mijn engel is de Uwo Uw God de mijn', gewis,

moet door geforceerde weglating van lettergrepen en een achteraanhinkend rijmwoord in den maat gehouden woxden (een maat, die niet eens zuiver is) en is daarom rhetoriek van de slechtste soort.

Niet minder wankel van vorm zijn regels als deze (bij gelegenheid van haar verjaardag aan een moeder gewijd): ' .

Gaan de stormen van dit leven Over Uw onschuldig hoofd, 't Moedig hart zal U niet beven, Daar ge in Uw Heer gelooft!

Geve God, dat lang nog beiden, Gij en Vader. Uw hulp en kracht. Ons moogt leeren, ons moogt leiden Tot Hem, die U samen bracht.

Men lette er eens op, hoezeer hier alles om het rijm draait, zin, rhytme, inhoud, gedachte verwrongen worden, om toch maar rijm te krijgen. Maar waarom dan toch zulke goede en sympathieke gedachten niet in eenvoudig proea geschreven in plaats van in aan alle techniek gespieende, rijmaaneenrijging?

Een ander voorbeeld. In een der bundels vinden we deze twee strophen:

De vossen hebben immer Een hol. de vogels 't nest! Maar Hij, de Christus, nimmer Een plaats der rust, ten lest!

O Koning, veel verdragen — Dat kunnen wij nog niet. Houd maar ons oog geslagen Op wat Gij deedt en liet!

Ook hier weer: rijm de hoiofdzaak, maar dan ten koste van de gedachte en ten koste van de taal. En niet anders is het met regels als:

Of wie zal zeggen, waarheen gaat De ziel, die voor de doodspoort staat Wie weet, waarheen dat doodsdal leidt Dat al te graag zijn prooi verb'eidt.

of:

opdat zich in dat bloeien ons hart nftar boven heft

of:

maar vreezen laat mij dan toch niet omdat mijn oog op Jezus ziet

En de stop-syllabe wordt te veel gebruikt, dan dat nog eenige waarde kon liggen in een viertal regels als deze:

O Vader, maak stille Maak stille mijn ziele Opdat, naar Uw wille 'k Beruste en kniele. I

Het kost niet de minste moeite aan deze citaten zooveel als, de-lezer belieft toe te voegen. Op' elke bladzijde schier vindt men mislukte zinnen, vormen taalonzuiverh«len, rijmdwang e.d: , altemaal voor de hand liggende bewijzen, diait het den makers 'dezer „verzen" aan technische kennis van versvorm en van taal ontbreekt, dat deze stichtelijke rijmen gemaatet zijn, in elkaar gezet en niet, wat voor poëzie eisch is, zijn ontstaan.

Precies hetzelfde geldt voor die niet stichtelijke rijmsels, natuurlijk, waait ze zijn op gelijk raam geborduurd. En daar zijn deze nog minder te laaiivaarden dan de eerste, want hier missen we de sympathie voor de goede bedoeling, die ten aanzien daarvan nog tot zekere welwillendheid stemt. Biovendien vermeerderen ze nog het gevaar, dat ik noemde, want te eer za, l men door hun aanwezigheid in en samenvoeging tot een bundel gaan meenen, dat hier de christelijke dichtkunst met de proeven van haar kunnen voor het voetlicht treedt.

Een woord van waarschuwing is op' grond van dit alles noodig, naar ik meen, en dat vooral wegens de snelle opvolging van zoodanige bundels. Zoo moeten we niet voortgaan, zal niet de opbloeiende christelijke kunst smadelijk versteri-en. We moeten vooruit en laiet to't het ouderwetsche, dat sinds 'lang (en terecht) heeft afgedaan, terug. D'e tijd van stichtelijke rijmen en mengeldichten is voorbij; we hebben behoefte aan christelijke kunst, aan V e r z e n, die de christelijke gedachten dragen an een technisch zuiveren vorm en uitspreken in behoorlijk Nederlandsch.

Met uitgaven als deze, hoe goed misschien ook bedoeld, winnen we niet, maar verliezen we. Want ze brengen de stichtelijke poëzie weer in de sfeer van gemakkelijke rijm-vaardigheid op' een clichéthema. En het was juist de winst der latere jaren, dat we die sfeer te boven gekomen waren!

Bovendien, van een dezer bundels geldt althans het oordeel, dat hij een verzameling van probeersels is. En waarlijk, onze christelijke kunstenaars hebben betere erkenning verdiend, dan naar zoodanige, soms onbeholpien, probeersels gemeten te worden, zooals haast zeker het geval zal zijn tengevolge van den „schijn" waiarmee wordt geëtaleerd. Een heel voorzichtig kweeken zal hier beter zijn dan dit geheel ontijdig willen oogsten.


^•) Citg. Jan Haan, Groningen.

-) Uitg. P. van der Kamp, fa. B. v. d. Lantl, Amsterdam.

3) Uitg. N. V. Boek-, Courant-en Handelsdrukkerij, Arnhem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Noodlge waarschuwing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 juli 1927

De Reformatie | 8 Pagina's