GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Christelijke actie en profetie, I.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke actie en profetie, I.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele aanteekeningen bij 1 Kon. 22 : 1—29.

Vandaag houdt men zich overal bezig met het vraagstuk der Christelijke actie. Men wil in elk verband de schade van den oorlog zien in te halen, en slaagt daarin wonderwel, althans wanneer men op de getallen let. Men is vervuld van den nood van onze wereld, die zonder Christus geen toekomst heeft. Telkens weer hoort ge de verzekering: de kerk moet haar veelal passieve houding van voorheen laten varen, en op het gansche leven weer ingrijpen. Daar zit in dit alles iets van den kruistochtentijd: „God wil het!" En men prijst de samenwerking in breeder verband. Wat de Christenen ook scheiden mag, er is tenslotte nog zooiets als een gemeenschappelijke taak; het gaat tenslotte toch om de „erve der vaderen", en om het Koninkrijk. Gods.

Bij dit alles zullen we echter niet mogen vergeten, dat er ook nog zooiets is als het profetisch Woord, dat boven alle christelijke actie staat en alles richt. Dat Woord zegt soms tot de kerk, als ze zich werpen gaat in den strijd: „Trek op, en ge zult voorspoedig zijn". Zoo kwam het meermalen tot David. Maar de Schrift spreekt ook van operaties der kerk, waarbij het Woord zwijgt. Als Saul den strijd aanbindt met de Filistijnen, moet hij zijn toevlucht zoeken tot de toovenares van Endor, omdat de Heere hem niet meer antwoordt, noch door den dienst der profeten, 'noch door droomen. En ze verhaalt ook van acties, waarbij wèl de stem der profeten wordt gehoord, doch het is het geluid van valsche profeten. En ook achter die valsche profetie blijkt dan de Heere te staan, die zijn volk daardoor naar den afgrond jaagt.

Want in 1 Kon. 22 ontmoeten we Achab. In den voorzomer van het jaar, dat in dit hoofdstuk wordt bedoeld, is hij op het oorlogspad geweest. Tesamen met zijn Syrischen collega. Bij Karkar hebben ze slag geleverd tegen Assyrië. Het is geen overwinning voor hen geworden, al kan mien ook niet spreken van een verpletterende nederlaagi. Betrekkelijk ongeschonden keert Achab dan ook terug. Maar het nationale prestige heeft toch een leelijke knauw gekregen. En Achab zint dan ook op middelen, om de teleurgestelde aspiraties van zijn volk te bevredigen. En tamelijk spoedig komt zijn kans. Want hij ontvangt bezoek van Josafat, den koning van Juda. Een ontmoeting van vorsten heeft altijd al iets met „politiek" te maken gehad. En zeker ditmaal. Want sinds het schismla was de verhouding tusschen de beide broedervolken bepaald slecht geweest. Vrijwel zonder onderbreking was de toestand gespannen geweest; men leefde eigenlijk altijd op voet van oorlog. Maar onder Josefat wordt de koers der buitenlandsche politiek, althans wat Israël betreft, radicaal gewijzigd. Achab smeedt dan ook het ijzer nu het heet is.

In zijn ministerraad ontvouwt hij zijn plannen. Hij wil een oorlog beginnen tegen den Syrischen koning, die gisteren nog zijn bondgenoot was. Want de man heeft verraad gepleegd. Indertijd was bij een verbond overeengekomen, dat Syrië alle op Israël veroverde plaatsen zou teruggeven, maar die afspraak is van den kant der Syriërs geschonden. Ze hebben nog altijd Ramioth in Gilead in handen. Achab vestigt daarop de aandacht. Die stad is van ons, en we doen maar 3aiets. Maar dat gaat niet langer; die stad behoort toch ook tot der vaderen erfdeel. En de strijd wordt dus gevoerd om een rechtvaardige zaak. Zijn ministers zijn het met hem eens. En als hij Josafat polst over mogelijken steun, overtreft diens toezegging zijn stoutste verwachtingen. Juda zal zijn legers inzetten in volle sterkte, en den meest voUedigen steim geven, dien Achab maar wenschen kan.

Alleen: Josafat heeft één wensch: dat vooraf het Woord des Heeren over de plannen zal worden gevraagd. Het ging bij Achab alles zoo vlot; het was allemaal politiek en menschelijke berekening. De zegen des Heeren speelt hier in het minst geen rol. Achab heeft uiteraard geen bezwaar. Zelf heeft hij aan profetie bij zijn operaties geen behoefte, maar als hij zijn nieuwen bondgenoot daai-mee een pleizier kan doen, waarom dan niet? En vlot verschijnen niet minder dan vierhonderd profeten ten tooneele.

We vragen dan direct: waar haalt Achab die menschen opeens vandaan? Hij is toch de man, die de profeten des Heeren heeft gedood, en Elia opgejaagd. Dat maakt ons al dadelijk wantrouwig wat betreft het gehalte dezer profeten. Het konden wel eens menschen zijn, die alleen als satellieten van den koning fimgeeren en voor zijn politiek het noodige applaus maken. De propagandamachine die met het oog op het volk den zegen des Heeren verkondigt over alles wat de koning maar onderneemt. En die vrees blijkt ook niet ongegrond te zijn. Want zonder aarzelen verkondigen ze ook nu, dat de Heere achter de beraamde operaties staat. Toch is hun preekje zoo neutraal mogelijk. Want ze verkondigen niet den zegen des HEEREN, den zegen van Jahwe dien Israël kent als den God van het verbond; neen, ze spreken van den „Heer", van Adonai, den Alb& stuurder. Dat is verdacht. Want dit spreken van den Heere kan even goëdkqop en oppervlakkig zijn als het spreken over „onzen lieven Heer” vandaag.

Het zint Josafat dan ook heelemaal niet. Hïj heeft direct begrepen: een stelletje jabroers, wel met profetische allures, doch zonder profetische openbaring. Profeten-van-beroep, maar zonder roeping. En daarom vraagt hij, of hier nog niet een profeet des HEEREN is, één die het woord des verbonds spreken komt, omdat hij waarlijk gezonden is van Jahwe. Er blijkt er één te zijn, een zekere Micha ben Jimla. Maar Achab zegt direct, dat hij aan den man een hekel heeft, omdat hij altijd komt met verkondiging van onheil en vloek. Achab verraadt hier, wat hij van de profeten verwacht: geen tegenspraak en verzet, doch slechts instemming en steun. Wel is hij op aandrang van Josafat bereid om voor ditmaal dien Micha te laten komen. Maar het blijft alles heel wonderlijk. Die vierhonderd profeten verdwijnen niet van het tooneel; ze profeteeren dat het een lieve lust is. Het is allemaal net echt. De leider, een zekere Zedekia, heeft zich een paar ijzeren hoornen weten te verschaffen, en zegt: met deze zult gij de Syrië)p verpletteren. Het profetisch woord ontbreekt niet, het bijbehoorend symbool evenmin. En merkwaardig, ze spreken nu opeens allemaal over Jahwe. Josafat kan zijn zin krijgen. En de bode, die Micha moet ophalen, fluistert hem in het oor: ze zijn allemaal voor, stemt gij nu in vredesnaam niet alleen tegen. Gij weet, de koning houdt niet van tegenspraak; wees dus verstandig en spreek net als de rest.

En dit heele gedoe bewijst, wat de profetie in die dagen in de politiek beteekent. Het is niet een waarachtig Woord des Heeren, vóór de plannen worden gemaakt, doch een applausje, zoogenaamd in den Naam des Heeren achteraf. Het interesseert geen sterveling, of de Heere achter de operaties staat; als 't volk er maar achter komt te staan. Kan Gods Naam dienst doen in de propaganda, waarom dan niet? Het derde

gebod is hier vergeten. Maar desondanks is men vroom, Men is heusch. niet afkeerig van de profetie.

Als we maar begrijpen, dat zulke profetie een vloek is. Omdat dit woord van zegen in Gods Naam het voorafgaand woord van oordeel begraaft en vergeten doet. Achab kon geen zegen meer verwachten. Juist vanwege zijn pro-syrisohe politiek was voor drie jaren hem den ondergang aangezegd. Nu kan hij wel den steven wenden, en een anti-syrische periode inluiden, en profetisch doen begeleiden, dat is geen bekeering en dat neemt het woord van oordeel niet terug. Hij kan terecht de Syriërs beschuldigen van woordbreuk; en terecht zeggen, dat Ramoth van Israël is, en terécht propaganda voeren voor betere Verhoudingen met het broedervolk in Juda. Maar als hij zich niet bekeert, staat de HEBRE niet achter dit alles.

Daarom krijgt de profetie het zwaar in dezen tijd. Men wil het Woord Gods inschakelen, ook vandaag, en het Christenvolk op elk gebied in zijn Naam opwekken tot trouw en ijver. Doch de éérste vraag bij heel die propaganda is, of dat volk den zegen kéin verwachten en mag begeeren, ja dan neen. Of het zich bekeert dan wel in afval volhaxdt, ondanks koerswijziging van het moment. En de tweede vraag is, wat men mlet de inschakeling der profetie beoogt. Handhaving van eigen onweersprekelijke réchten, dan wel van het onvervreemdbaar recht des HEEREN. Wat wil men vandaag? Behoud van veroverde posities? Of terugwinning van verloren terrein? Of is er waarachtige wederkeer tot den Heere? En de derde vraag is: wat gaat de profetie zeggen? De kwestie Jahwe dan wel Adonai is ook vandaag actueel. Wee de profetie die komt van de zijde der ja-broers, die propaganda moeten maken, en die preeken leveren op bestelling: een licht preekje? Best. Een zware preek? Ook goed. Als U maar vóór is, en „de zaak" steunt. Wee ons, als we vergeten zouden, dat het in heel de christelijke actie van dezen brandenden tijd een levenskwestie is, dat het derde gebod in zendingsactie, in verkiezingscampagne, in sociale propaganda, overal beheersehend is. We zijn verloren, als we vooruitgang zouden boeken, terwijl het ons niet m/eer interesseeren zou of de propaganda geschiedt in den naam van „onzen lieven Heer" of een anderen afgod, dan wel in dien van den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus.

Dat is het benauwende vandaag: de antichrist komt nabij. Maar wie zich Christen noemen, maken zich veelal niet meer druk over de grondvragen, als de propaganda voor „christelijke actie" maar succes heeft. Men kijkt naar links met jaloerschheid: ze zijn daar zoo sterk. En men wil een dam opwerpen. Maar men kijkt naar den verkeerden kant. Rechts is zoo hopeloos slap. En dat zal steeds erger worden, zoolang we concreet het derde gebod vergeten. '

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Christelijke actie en profetie, I.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 mei 1948

De Reformatie | 8 Pagina's