GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een goede oplossing

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een goede oplossing

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Isabel Rodriguez: „Brieven aan mijn moeder". — Bosch & Keuning N.V., Baarn.

Wij weten zoo langzamerhand wel, dat het er niets toe doet, in welken vorm een roman geschreven wordt. De schrijver kiest eenvoudig dat stilistisch procédé, waarin hij het zuiverst zijn gedachten, probleemstelling, levensvisie of wat dan ook, een vorm kan geven. De lezer zal moeten gevoelen, dat het zoo moest gebeuren en zal dit zonder moeite aannemen, als vorm en inhoud volkomen aansluiten. Is dit niet het geval, dan rijzen er bezwaren, die m.eetellen bij het samenvatten van een aesthetische beoordeeling.

Er zijn vrij veel boeken in briefvorm geschreven, heel goede en heel slechte en veel middelmatige. Er zijn voor-en nadeelen van op te sommen; het gevaar van mislukking is hier misschien grooter dan ergens elders — het doet er niet zoo heel veel toe, als het boek ons maar pakt en boeit, soms zelfs ondanks zijn vorm.

De schrijver behoeft geen Spaansch pseudoniem te kiezen voor een zoo Hollandsch genre, als de briefroman. Hij doet het zeker niet om interessant te lijken, want ik kan haast geen minder pakkenden titel bedenken, dan hij koos. Als hij er mee wil aangeven het essentieele van zijn boek, is dit niet geslaagd, want de auteur laat de schrijfster zelf al in den vierden brief twijfelen aan de juistheid van het woord: brieven. Zij ziet het daar zelf als een soort dagboek. Ook later komt zij — terecht — opnieuw tot die gedachte. Zij kan den briefvorm niet handhaven; doet het ook niet. Het weglaten van aanspreking en onderteekening met den aanloop daarheen, geven deze brieven uiterlijk reeds den vorm van brokjes uit een dagboek. En dit zijn het eigenlijk daardoor ook. Deze brieven worden immers gericht aan een overledene, zij zijn derhalve nooit reacties op uitingen van den geadresseerde; zij bevatten niets dan een verslag der belevenissen en gevoelens van de schrijfster. Alleen, deze meent daarin den weg van haar moeder te gaan, zij wil haar leven als het ware telkens confronteeren met dat van haar — onbekende — moeder.

Zij bouwt haar fantasieën op de zeer weinige gegevens die ze bezit: dat zij de dochter is van een ongehuwde moeder en een onbekenden vader. Als geloovig meisje — pas heeft ze belijdenis afgelegd — weet ze de verhouding tussohen haar ouders zondig geweest te zijn; de ingeschapen liefde van het kind omvlecht het leelijke in haar afkomst met de fraaiste fantasieën over een groote, diepe, „heilige" liefde die het moet geweest zijn. En voor die milde fantasie heeft ze haar moeders instemming noodig. deze moet haar als het ware uit den hemel de bevestiging geven door een innerlijk contact. En daar vraagt ze om door middel van haar brieven.

Doch als straks blijkt, dat de idylle die zij zich zoo schiep, een waandenkbeeld is; als de nuchtere werkelijkheid haar een onstuimig jong meisje het slachtoffer ziet worden van een gemeenen bedrieger, die misbruik maakte van een zwak oogenblik en zich er zelfs niet om bekommerde, of zij daardoor moeder werd of niet, dan valt de oorzaak voor haar brieven weg. Zij kan zich dan alleen maar zelf een voorstelling trachten te geven van het mateloos leed, dat haar moeder in haar leven te dragen kreeg, een leed met een aanwijsbare schuld, dat toch doet vragen: waarom?

Wanneer zij nu haar vader leert kennen en door diens verdere optreden tegenover haar zelf en een ander meisje, een groeiende minachting voor hem gaat gevoelen, dan kan zij dit alleen met zichzelf Uitvechten, want hier staat haar moeder buiten, en haar brieven worden tot dagboek.

Hoewel de gekozen vorm, de titel zelfs, niet volgehouden wordt, wat wel een zwakke plek is uit het boek, blijkt dit niet te hinderen voor de waardeering van het boek qua roman. De auteur weet ons vast te houden, door de eenvoudige, maar volkomen eerlijke uitwerking van zijn opzet. Verschuilen wij niet allen graag de leelijkheid van onze zonden achter een kunstig weefsel van verontschuldigingen? Schrijven wij niet heel gemakkelijk het leed, de ellende, de vuilheid van deze wereld en van onszelf toe aan God, die dat toch evengoed anders had kunnen doen zijn?

Met niets ontziende eerlijkheid, waarbij hij zich wel eens anders uitdrukt dan wij het gewoon zijn, plaatst de schrijver ons tegenover onze zonde en de beleediging van Gods heiligheid. Geen enkele schoone schijn of vroom bedrog kan verdoezelen, dat wij leven enkel van genade, dat wij dit echter slechts kunnen zien door het geloof. En weer is hier geen ontkoming met een beroep op onze onmacht in dezen, daar God toch het geloof moet schenken. Alle zelfverdediging wordt ons hier uit de handen geslagen, de waan, dat wij ons kunnen veilig stellen, ons geheel ontnomen, door den absoluten eisch van God, dat wij moeten gelooven, daar ongeloof hoogmoed is.

Isabel moet leeren, dat gelooven eenerzijds niet gemakkelijk is, want het bestaat maar niet uit ondoorvoeld naspreken van geloofswaarheden, doch anderzijds heel eenvoudig is, daar het niet meer verlangt dan zich zonder verder vragen, vast te klemmen aan Gods eigen beloften. - "

Zij leert dit in het huis van den kunstschilder Poerster, een blijmoedig christen, wiens zuivere vroomheid gepaard gaat met het volop genieten van het schoone dat God hem geeft. Beide accepteert hij kinderlijk dankbaar: lief en leed. Zijn leven, dat zoo heel anders is dan dat van de meer traditioneele vromen, die Isabel kent, heeft een grooten invloed op haar. Zij wil het schoone wel dankbaar uit Gods hand aannemen, en dat lijkt heel vroom, maar met het leed weet ze geen weg. Waarom moet zij uit zulke ouders voortkomen, waarom moet haar moeder, de minst schuldige in haar oogen, zoo zwaar boeten voor haar zonde, tervnjl de lichtzinnige vader rustig verder leeft, waarom geeft God aan Jan, van wien zij zoo zielsveel houdt, het geloof niet? De vragen vermenigvuldigen zich.

De schok komt, als Foerster op den sterfdag van zijn vrouw, Isabel verwijt, dat zij niets doet met haar verdriet, dat zij gekregen heeft om te groeien in de genade. Het geloof bij dezen bedroefden man, opent haar de oogen voor haar eigen oneerlijkheid tegenover God.

Zij kan nu de rust vinden, in de „Schaduw van Jeruzalem", zooals de nieuwe naam van het huis „De waan" symboliseert.

Met groote innigheid wordt het leven in villa „de Waan" beschreven; niets van het genieten der bewuste en onbewuste levensvreugde der kinderen en hun kinderlijken vader, ontgaat des schrijvers liefdevoUen blik. Dat hij daarbij geheel zijn briefvorm vergeet, ongetvwjfeld een fout, vergeven we hem graag voor den diepen kijk dien hij ons gunt in 't zieleleven van 'n kind.' ' Hier staan tal van zeldzaam mooie opmefkingen, die blijk geven van een groot psychologisch inzicht, en een sterk beeldend vermogen.

Soms is misschien de dichter den prozaïst de baas — het zij zoo. Geen boek is er zonder fouten. De compositie rammelt wat, de vormgeving wordt niet volgehouden, de uitweidingen gaan soms wat ver — het is alles waar, maar toch is het mooi, omdat het een echt christelijk boek is.

Jammer alleen vind ik het, dat de. figuur van Jan niet scherper uitkomt. Immers Isabels verhouding tegenover Jan heeft overeenkomst met die van haar vader en moeder. Dat zij tot het besluit komt, ondanks haar groote liefde voor hem, hun verhouding te verbreken, is het noodzakelijk gevolg van haar nieuw verkregen inzicht: geen volgen van eigen wil, onder voorwendsel zoo de bekeering van Jan mogelijk te maken, maar een radikaal breken, omdat God het eischt. Haar moeder heeft het niet gekund; zij heeft het leed daarvoor alleen moeten dragen. Haar kindje kon' ze niet waarschuwen, haar groote dochter liet ze haar beeltenis na. En na jaren heeft die dochter het

leed van haar moeder begrepen en gaf ze haar eigen Isèeld terug in de briefwisseling met haar, die de woorden nooit zou lezen.

Ook zij kreeg de smart te dragen, maar zij had geleerd, dat God het verdriet geeft, om te groeien in : genade.

: genade. Dit goed geschreven boek is ook om de literaire waarde, maar vooral wegens het positieve geluid, bij de oplossing van een heel belangrijk probleem, een aanwinst voor de christeUjke literatuur.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

Een goede oplossing

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 19 november 1949

De Reformatie | 8 Pagina's