GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De beteekenis van Pennings werk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De beteekenis van Pennings werk.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

I. De P e n n i n g - f i g u u r.

De eerste serie artikelen over het leven en den arbeid van Penning was met de bijidrage in het laatstverschenen nummer van ons blad ten einde. Aanvankelijk meende ik met het vervolgen van deze stof ©ven te wachten. De belangstelling echter, die in den kring der lezers voor dit onderwerp blijkt te bestaan, brengt mij van dit voo^memen terug en doet mij besluiten, de tweede serie aanstonds aan de eerste toe te voegen. Tegelijkertijd kan ik dan de verschillende vragen, die mij werden gedaan, in artikelverband beantwoorden.

In deze tweede serie wil ik dan handelen over de beteekenis van Pennings boeken uit het oogpunt van christelijke lecltuur. Daarbij lijkt het mij gewenscht, in verband met de vragen .die mij werden gedaan, in bibliografischen zin deze stof te behandelen, natuurlijk met de beperking, die in ons blad noodig is. Zoo toch krijgen we het overzicht, dat we hebben moeten om de beteekenis van het geheel, te zien; we komen dan als vanzelf tot zekere rubriceering en daarmede toit ©en trekken van de groot© lijnen.

Deze wijze van behandelen brengt mee, dat we afzonderlijk moeten spreken over Pennings piersooiilijkheid en karakter. Die kennis daar\'^an immers doet ons te beter zijn boekien en de keuze van zijn onderwerpen verstaan, zal ook allerlei eigenschap-. pen van zijn werk', als we die bij de bibliographische bespreking vinden, duidelijker in het licht stellen.

Het materiaal voor zoodanige karakterbeschrijving geven ons alweer de feuilletons, die ook' voor de biografische mededeelingen ons de gegevens verschaften. We'vinden daar althans dat materiaal, dat we voor ons doel behoeven, en, met ons te beperken tot wat deze antohiografie dienaangaande bevat, blijven we in. de lijiL van deze.geheele artikelenserie; een persoons-en karakteranalyse, die eenigszins voUedig mag worden genoemd is bovendien niet in oen enkel artikel te geven en kan' ook alleen worden ontworpen door hem, die van zeer nabij. den overledene heeft gekend'.

De Penning-figuur, die uit de bovengenoemde schetsen voor onze aandacht oprijst, is die van den intelligenten, ijverigen, belangstellenden man, die goed bij zijn zaken is en gaarne met menschen verkeert. Als hij van zijn reizen vertelt uit zijn Gorkumsche jaren, zien we hem zóó; overal, waar hij wezen jnoet een goede bekende, die precies weet, hoe hij de dingen moet aanpakken om het gewenschte effect te bereiken, die alles wat hij hoort en ziet gebruiken kan. Vooral is hij op' zijn plaats in een bootkajuit, in ©en treincoupié, waar menschen zijn, die tijd hebben om te praten. Want daar kan hij luisteren, opmerken, combineeren en — zelf vertellen, wat hij over het punt in quaestie weet in te. brengen. Penning zou nooit zoo de aandacht van zijn lezers hebben geh^d als steeds het geval geweest is, indien hij niet altijd en met zooveel pleizier onder de menschen had' „gezeten" en in allerlei verband menschen had leeren kennen.

Voorts zien we uit. zijn levensschetsen Penning als een voortvarend man, een, die steeds van dedingen het zijne moet hebben en altijd wel een weg weet te vinden om te komen, waar hij wil zijn. Daarbij beschikt hij over een aangeboren zin voor humor, die hem in allerlei situatie het komische doet opmerken en "hem onder alle omstandigheden frisch en vief houdt. Zelfs als hij ^, in de narigheid zit" en een portefeuille met geld van zijn patroon heeft verloren, begeeft hem die niet genoeg te waardeeren eigenschap niet. D'aardoior heeft hij een zekere gemakkelijkheid, die overigens gesloten deuren open doet gaan en hem, als er wat te zien valt, steeds op de eerste rij doet staan, En, eenmaal daar, is hij - ook ©en dankba; re toeschoTiwer. Als hij in zijn boeken de lezers van alles doet meemaken en overal den weg weet, komt dat, wijl hij zelf steeds zijn oogen den kost geeft en in alle dingen rondsnuffelt toit hij zich ©en begrip ervan vormen kan.

Dan merken we op een rijk ontwikkelde fantasie. Men behoeft hem maar enkele feitelijke mededeelingen te doen en hij schept er een heel verhaal omheen; hij heeft aan een paar simpele gegevens genoeg, om tot een groote combinatie te komen en uit w.at hij gezien, gehoord en gelezen heeft fantaseert 'hij een geheel, waarvan de deelen niet te onderscheiden zijn. Daarbij k'omt hem zijn levendig voorstellingsvermogen uitnemend te pas (een eigenschap, die voortvloeit uit zijn vertellersaard). En, omdat hij in zijn fantasieën de grenzen der mogelijkheid zelden of nooit overschrijdt, blijft hij steeds binnen de-palen der bereikbare werkelijkheid, waar .ook zijn lezers hem volgen kunnen.

Heel de Penning-figuur vinden we geteekend in de bekende Blikoortje. Deze „snaaksche" Afrikaner heeft al de eigenschappen van den Auteur die hem schiep en het is zeker zoo iets als een wisselwerking, dat men Penning zoo graag las, omdat men Bljkoortje kende en dat Blikoortje zoozeer de harten der lezers stal, omdat hij een figuur van Penning was. En overziet men Pennings geheele productie, dan komt het equivalente type vaak naar voren.

Direct hiermee in verband staat Pennings bewondering voor al wat ferrheteit is, voor echte, spontane vaderlandsliefde, door verstand geleide dapperheid en werkelijken moed. Zoo sterk is deze bewondering, dat hij in schier ieder van zijn boeken een figuur invoert, die hem gelegenheid geeft haar te uiten. De helden, door Penning ontworpen, vormen een gansche beeldengalerij. En dan ligt in vele gevallen de verklaring van hun kracht in wat voor hem zelf de bron is van zijn levensenergie: het Godsvertrouwen, de rustige zekerheid', dat alle dingen worden geleid en bestierd en niets bij geval geschiedt of ontijdig gebeurt. We komen hierop nader terug, maar kunnen nu, waar het gaat om een .algemeene karakteristiek, reeds constateeren, dat geheel het zieleleven van den Auteur in zijn boekeu zichtbaar is en dat wat er leeft in zijn vroom gemoed aan gelooven en weten, aan vertrouwen en berusten, in de gedragingen en gedachten zijner figuren terug te vinden is.

En eindelijk hoort bij. den Penning-persoon ©en groot© liefde tot de natuur. In haar grootschheid en schoonheid, haar majesteit ©venzeer als haar lieflijkheid spreekt ze hem van den Schepper, die^ alle dingen, ook de openbaringen der natuur, lot aanzijn riep. Steeds gevoelt hij den invloed, dien de natuur oefent op zijn ziel en daarom vinden we ook in ieder boek, wat ook de stof van behandeling zijn moge, een of meer „stemmingsfragmenten", zoozeer zelfs, dat we haast van ©en clicihé-beeld kunnen spreken, gelijk ik nader hoopl aan te 'toonen.

Bij de behandeling der boeken zullen we gelegenheid genoeg hebben, deze karakteristiek van de Penning-figuur aan de openbaringen t© toetsen, zullen we ook kunnen en moeten wijzen op de eigenaardigheden, de gebreken zoo men wil, die daaruit voortvloeien. 'Thans willen we met eenige citaten uit de bovengenoemde schetsen deze typeering bevestigen. Een enkel© greepl uit een groote veelheid van bewijsplaatsen is voldoende.

Zoo zegt hij ergens: „Altijd heb ik' de natuur liefgehad. Ik bespiedde de bijen gaarne en de bloem, den boom, de klokhen met haar kiekens en de sierlijke baars in de beek — alles sprak tot mij en mijn ziel bewonderde en aanbad den Scheppjer va'n deze wonderbaar sehoone natuur".

Elders schrijft hij „ steeds hielp mij mijn optimisme en naast ©en aangeboren schroomvalligheid bezat ik, waar een ideaal mij wenkte, ©en sterken moed en ©en onbegrensden ondernemingsgeest". Of: „God had ©en diep rechtsgevoel in mijn hart geplant. Het is mij nooit zwaar gevallen om onrecht te erkennen als het onrecht aan mijn zijde was, maar had ik het recht aiaji mijn zijde, dan stond ik onw^rikbaar pal". Een ander citaat: „Ik had mijn vaderland lief met een waarachtige en onbaatzuchtige liefde. De vaderlandsche geschiedenis met haar schitterende hoogten en duizelingwekkende diepten heeft steeds mijn hart bekoord" ... „heldenmoed en dapperheid maakten steeds een diepen en onuitwischbaren indruk op' mijn bewustzijn"-Van anderen aard weer: „Er kwam ©en niet geringe teleurstelling op in mijn ziel, maar wat God doet is tocJi wel gedaan? " „Ik moest verstaan,

dat ik eea vreemdeling was in een vreemd) land, reizende naar het eeuwige Kanaan. Ik! had de pinnen te vast geslagen in de aarde: God was bezig : ze Jos te maken: hij legde den bijl aan den wortel mijner aardschgezindheid". En elders: „tunnen wij •onzen Vader, die in de Hemelen is, dan niet de vreugde schenken, ons leven te doorglanzen met juichenden zonneschijn? Geldt dan ook voor den Christen, die dankbaar zijn leiven den Heere wil wijden, het spreekwoord: „Het zijn sterke beenen, die de weelde kunnen dragen? "

Zulke en vele sodrtgelijbe citaten zijn de gegevens, die we tot den opbouw van het karakterbeeld kunnen gebruiken. Zóó, uit hun verband genomen, 'vormen' ze zeker niet een eenheid, maar, samengevat en in hun strekking gezien, zijn ze toch de bewijzen, die ik bijbrengen wilde, en genoeg, om de Penning-figuur voor het besef van den lezer te doen leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

De beteekenis van Pennings werk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 maart 1927

De Reformatie | 8 Pagina's