GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Christelijke actie en profetie II

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Christelijke actie en profetie II

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele aanteekeningen bij 1 Kon. 22:1—29.

We weten nu — zie het artikel in het nummer van drie weken geleden — wat er in dit hoofdstuk aan de hand is. Achab maakt zich op tot den strijd voor een rechtvaardige zaak; had de Syriër hem niet bedrogen? En het was zelfs een heilige zaak. Het ging toch om de herovering van een stad binnen het gebied van de „erve der-vaderen" ? Om een plaats binnen het Koninkrijk des Heeren? En de opzet was voorts zeer b r o e d e r 1 ij k. Het was in vele jaren niet vertoond, dat Israël en Juda gemeenschappelijk den strijd des Heeren gingen voeren. Wie op het verleden zag, kon eigenjijk alleen maar danken. Jarenlang hadden de broedervolken zich tegen elkaar gekeerd, en was van de broederlijkheid weinig openbaar geworden. Nu eindelijk gaan ze elkaar weer vinden, en zien ze weer over hun onderlinge verschillen heen; wat verbindt is tenslotte meer dan hetgeen hen scheidt. Ze ontdekken weer den gemeenschappelijken vijand, daarbuiten.

Evenwel, boven dit alles blijft oordeelend en richtend staan het profetisch Woord. Rechtvaardig, heilig, broederlijk, —het is allemaal prachtig. Doch voorop blijft gaan, ook in dit uur, de éérste tafel der wet. Gij zult den Naam des HEERIJN uws Gods niet opheffen tot het ijdele. Al met al zou het toch een ijdele zaak kunnen blijken.

Achab zelf holde al dadelijk heel hard op zijn ijdele wegen. De Naam des Heeren? Het profetisch Woord? Ze kwamen voor wat hem betrof hieraan niet te pas. Het was toch politiek? Maar om een bondgenoot doe je wel het een en ander. En als Josafat het wil, dan kan hij profeten hooren en zien, zooveel hij wil. En hij kan zich verbazen over hun roerende eenstemmigheid.

Maar als de man zich ergert over de oppervlakkigheid, en de dartelheid van deze wel zeer lichte profeten, fronst Achab de wenkbrauwen. Een zware profeet? D.w.z. een 'echte? Iemand, wien het volkomen ernst is met zijn roeping? Die niet vraagt naar den wil der hoorders, doch zich onderwerpt aan de opdracht van zijn Zender? Ja, er is nog één disponibel. Maar het is een lastig heer, iemand die altijd in de contramine is. Achab denkt: de man heeft al zoovele malen roet in het eten gegooid. Zal Micha ook ditmaal de kans weer krijgen om alles te bederven? Juist nu het versche bondgenootschap op het spel staat? En nog andere groote belangen daarbij? Hij probeert Josafat tot andere gedachten te brengen. Hij zegt: er is inderdaad nog iemand, maar van dien man hebben we hier nog nooit anders dan ellende beleefd. Hij is een profeet des HEEREN; hij spreekt inderdaad naar het verbond. Maar een last, dat we van dien man gehad hebben! En daarom vrees ik ook ditmaal alleen maar tegenwerking en narigheid. We moesten hem naar passeeren.

Josafat houdt voet bij stuk, vriendelijk maar beslist. Zoo behoort de koning niet te spreken. Een profeet is er tenslotte niet voor, om als gangmaker voor de koninklijke politiek dienst te doen. Hij staat in dienst van den Andere! Profeten zijn niet in de wereld om vleiende en sympathieke woorden te spreken, doch de waarheid Gods. Profeten zijn er om in Gods naam den weg te w ij z e n, en niet om het publiek voor koninklijke wegen warm te maken.

Zoo gaat de bode op weg, om Micha te halen. En hij bewerkt den profeet onderweg duchtig; hij zal trouwens wel de noodige instructies in dien geest hebben meegekregen. Micha houdt zich stevig: hij weigert pertinent terwille van den koning en zijn plannen zich te laten gelijkschakelen met het koor der applausmakers. Prettig is zijn positie allesbehalve. Zoo meteen kon het wel eens weer zijn net als altijd: zijn stem eenzaam tegenover die van al de anderen, overdonderd door het lawaai van de massa. En dan weer een besluit met algemeene-stemmen-op-één-na. De menschen zullen zeggen: natuurlijk Micha weer! Maar hij blijft zijn God getrouw: ik zeg alleen, wat Hij spreken zal.

Maar dan is hij nog niet door de verzoeking heen. Want Achab heeft het erop gezet: ditmaal zal ook Micha zijn stem aan de plannen geven. Tegen zijn zin is die man hier gekomen, maar nu zal hij dan ook meedoen. En tenslotte beschikt de koning over wapenen, die ook voor Micha gevaarlijk zijn. Daar is om te beginnen de sympathieke, warme begroeting. Micha weet niet, hoe hij het heeft. En hij wordt hier, op het volle plein, in tegenwoordigheid van Josafat en van zijn „collega's" toch maar bizonder geëerd. Als den man, die het beslissende woord moet spreken, althans méé moet spreken. Tot de anderen zei Achab: zal i k optrekken ? Hij raadpleegde hen alleen voor den vorm; hij had zijn besluit genomen, en de profeten mochten nog knikken; de zaak ging toch door. Maar tot Micha zeg^t hij: zullen w ij optrekken ? Wij moeten eens praten, Micha. Dit is een zaak van ons samen. Hierin beslis niet i k op mijn eentje, doch koning en profeet samen. De koning kan niet beslissen, of hij moet eerst het woord van den profeet gehoord hebben. En daarvoor heb ik u laten komen. Spreek gij als de eenige profeet hier het groote woord. Gevaarlijk dat het toen werd! Want wie zou niet bezweken zijn onder zooveel eer? Micha de tweede in het koninkrijk. Nu, het getij keerde; er waren hier wel andere dingen van Micha gezegd. De man heeft snel promotie gemaakt: zooeven nog de laatste, die voor een consult in aanmerking kwam, en nu eigenlijk al de éérste en éénige.

Maar Micha doorziet het heele spei. Dé koning vleit hem als den man, die het beslissende woord spreken moet; maar het is er om begonnen, dat hij dat woord zal binnenhouden. Aehab suggereert: Micha, gij moet mij het woord der profetie vóór-zeggen; en hij bedoelt: spreek gij nu toch in vredesnaam mijn woord na. Een fluweelen stem, een sympathiek gebaar, maar het is niet serieus. Daarom is zijn ajitwoord ook pure ironie: „trek op, de HEERE zal Rainoth in uw hand geven". Daar is het toch om begonnen? Ik moet toch zeggen, wat gij graag hoort? Daar dient toch deze heele komedie voor? Ge wilt uit mijn mond üw woord als het woord des Hééren hooren. Nu, dan is de zaak eenvoudig: trek op.

Natuurlijk, deze ironie verdraagt Achab niet. Hij begeert steun, geen ironie. En die brutale profeet heeft door zijn ironie publiek verraden, dat hij den koning doorzag. Die man waagde het, het gansche spel te ontmaskeren. Het koninklijk prestige krijgt hier een deuk. En hij kan zich alleen maar handhaven door op te stuiven: zoo'n toon verkies ik niet; het is altijd bij u hetzelfde; gij zijt niet serieus; ge steekt maar zoo'n beetje den draak met uw koning en zijn plannen. Hoe vaak moet ik u nog zeggen, dat ik niets wil hooren dan de naakte waarheid?

Nu is Micha dan ook doodelijk ernstig. Als het om de waarheid dan gaat — de koning heeft dat toch zelf gezegd —, dan hoore hij toe: „Ik zag het gansche Israël verstrooid op de bergen als schapen, die geen herder hebben; en de Heere zeide tot mij: Dezen hebben geen heer; een iegelijk keere weder naar zijn huis in vrede". Dat is de naakte waarheid van het Woord des Heeren: de heele beoogde operatie wordt een mislukking; straks is de koning dood, en Israël verslagen en verstrooid; niemand kan beter doen dan maar weer naar huis te gaan. De overwinning komt niet, want de Heere is nog altijd vertoornd.

Achab is nu volledig in de crisis gekomen. Hij wilde de waarheid hooren. Zal hij zich nu bekeeren? Maar hij staat daar ongebroken: het plan moet toch doorgaan? Hij kan zich toch door zoo'n mannetje niet laten tegenhouden? En hij speelt het warempel nog klaar, zich groot te houden. Want triomfantelijk zegt hij tot Josafat: wat heb ik u gezegd? Die man komt altijd met een ongeluksboodschap. Nu hoort ge het zelf; ik ken dien man al langer. Ik heb wel goed gezien.

Maar hier hebt ge nu het verhaal van den gang der profetie temidden van een kerk, die in afval leeft. Zoolang Achab zich niet radicEial bekeert, krijgen ware profeten bij hem geen kans. De Heere heeft niets goeds meer te zeggen. Daarom zal het woord van den profeet altijd weer in verkeerde aarde vallen, wat hij ook zegt. Het eene oogenblik deugt de toon niet, even later is de inhoud verwerpelijk. En men zal aan het einde zeggen: dit kon ieder op zijn vingers natellen; ik wist direct al waar het op uitloopen zou. Altijd in de contramine.

En dit gaat ieder van ons aan. Want op Pinksteren werden we allen gezalfd met den Geest der profetie. De ouden zouden droomen droomen, en de jongelingen gezichten zien. En tot ons werd gezegd: wie thans spreken gaat, die spreke als de woorden Gods.

Is Pinksteren schoon? Maar vooral oneindig zwaar, als het met de kerk bergafwaarts gaat. Als de verlating komt, de verlating van het Woord, en de slagen vallen, zal de afvallige kerk zich niet bekeeren, doch enthousiast beginnen aan een andere taak. De belangstelling voor zending en evangelisatie groeit dan: God wil het. 't Is Uwe zaak, o Hoofd en Heer! In die dagen zal men zeer oecumenisch doen; de eenheid der kerk demonstreeren in de poging om verloren terrein te heroveren. En ieder moet meedoen. En ieder moet ook profetisch tot dat werk animeeren.

Dan wordt het voor de ware profeten ontzaglijk zwaar. Men zal eerst hen probeeren in te palmen met vriendelijk gebaar, en ze op den voorgrond plaatsen. Wij samen, nietwaar? Men zal ook satelUeten uitzenden, om ze alvast te beïnvloeden: wees nu verstandig, en stem niet alleen tegen. Zou één het beter weten dan alle anderen samen? En al zou hij het beter weten, men moet ook verstandig zijn, en geen risico's gaan nemen. Maar als hij de verzoeking doorstaat: ik zal het Woord des Hééren spreken, — dan is het altijd mis. De toon, meneer, is te scherp en te ironisch; zoo'n toon voegt dien man niet. En de inhoud? Natuurlijk is weer alles verkeerd. Wat kun je anders verwachten dan criticasterij ? Daarvoor zijn ze toch de negativisten, de querulanten, de malcontenten. Dan spreekt men ook in de kerk officieel van „de oppositie”.

Het wordt zwaar voor de profeten. In de wereld? Allereerst in de kerk. Want dit hoofdstuk spreekt niet van wereldsche diplomatie, doch van kerkelijke tactiek. Als we ondanks alles dan toch maar simpel blijven hooren én spreken het Woord des Heeren. Want in zulke tijden ligt de verlossing alleen in het woord van hem, die spreekt de woorden Gods; ook al werd hij door allen een ongeluksprofeet genoemd, en al stond hij heelemaal alleen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Christelijke actie en profetie II

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 12 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's