GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De begroeving tot het ambt.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De begroeving tot het ambt.

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

De rechte vervulling van den amhtelijken dienst in het midden der gemeente, en in die biediening de arbeid der ouderlingen, waarop ik ; Speciaal het oog heb, is 'een taak, wier gewicht door ons eer •onderschat dan overschat wordt. Veler pogen zijn niet voldoende geopend voor de zwaarte van den presbyberialen dienst, en het is niet alleen d© „verlichte vrijzinnigheid", die met den „broederouderling" 'en tegenwioordig vooral met den jeugd-ouderling spot, doich ooik in eigen kring js er dikwerf te weinig besef van de zware eischen, waaraan een 'getrouwe en serieuse vervulling van dezie roeping mioiet beantwoorden.

Die eischen z'ijn niet gering.

Vooral wa, nneer de ouderlingen zonder 'den dienaar des Woords de gezinnen bezoeken, is hun taak (niiet licht, want niet alleen dragen ziji de vetrantwoordelijkh-eid voor de regeering der kerk en (het ziuiver houden der sacramenten, doich in den arbeid in de gezinnen wordt veel van hen geëischt.

De toestanden zijn immers zóó verschillend.

De - noiO'de^n varieeren telkens.

Keer op keer worden zij voor nieuwe vragen geplaatst.

Hier fcomien de ouderlingen in aanraking met een an!, i-nomiaansche stroo-ming, die de roeping en de gehoorzaamheid verwaarloost Daar hebben zij te wiorsteten tegen valsc-he myslie-k en pi: 'ti, stiscilie neigingen. In een derde gezin moet scherp opgetreden tegen fO'rmalisme en doode reC'htzinni.gheid, waaraan alle warmji© .'des harten-vreemd-is. Bij' 'e, en vierde mioet een independentistischje. of andere dwaling besfcöeden worden, en zoo ziou ik loinnen doo'i^aain. En nu is dit voor de opzieners het moeilijke, dat, terwijl de dienaren des Woords aan Schloiol of Universiteit een tbeO'logische opleiding ganoiten hebben, zij die ontwikkeling missen, en hien, wegens de drukte van ziaken en hedrijf, dikwijls de 'tijd ontbreekt om zich genoegzaam „ te V'Ormien, en in de yerschillende cfuaesties ziidh in te werken.

Die moeilijll#iteiM' laatsten tijd pn-miskenbaar verscherpt.

Er zijin tal van vragen'gWezen, waaraaav mten vroieger niet dacht, .en het eene probleem na het andere wordt onzen ouderlingen, en ik denk hier vooral, iftaituurlijfc allerminst alleen, m'aiax toch vooral aan de stadsiouderlingen, voor de voeten geworpen. Hun fmeening wordt gevraagd over onze verho'uding tegenoiver cultuur en wereld, tégeno'ver schouwburg fein biosciopp, tegenover militaiiisnie en dienstpliciht.' Zij: mpiafcen vaak opkóimen tegen 'allerlei z'g.n. vrijbeidsbegeeïen, die 'öen algemeen christendo^m; verre verkiezen 'boven een begrensd gereformeerd belijden, en de scherpe lijnen voor moraal en leven hoe lanig-er hoe meer verwerpen. Zij' ontmoeten propagandisten van Spiritisme en - Theosofie, van Christian iScienoe en Apoistolischen, en tegen al die secten dienen z'ij O'pgewassen te zijn. Met tal van spiciale problemen 'komen zij in aanraking, en ons oordeel over andere kerkformaties en ethische S.chriftbeschou'wing as vaak het onderwerp van bespreking. En wie van „de critiek der j^O'ngerea" kennis heeft genomen, en bedenkt dat de oiuder-^ lingen lOok deze „attitude van gereformeerdheid", (de uitdrukking is niet van mij), ontmoeten, stem-t toie, •dat 'omzie broeders heel wat in hun mars moeten heb']> ehj: > j|^^|!, ^|^|i^ï; naar - .behoore'n te vervullen.

Nu kan toien zich er geihakkelJj'k van afmaken.

Het is 'm-ogelijik dat iem'and zegt: ik laat mij met al die, vragen niet in, en breng alleen Gods Wo'Ord; ik sp'rieeik niet anders dan over den toestand van het geestelijk leven, en info^rnie-er naar dein 'welstand van het kerkelijk leyen; maar. daarnnee zijt ge 'niet klaar, en zulk een tactiek zou 'O'ngereformeerde s'truisvogelpolitiek wezfen. [O zieker, ik stem toiei, dat 'het huisbezoek niet ontaarden mag in een politiek of sO'Ciiaal of populair-vvetenschapp'ölijk debat, ön het zich altoos bewegen moet •over de eentrale yraag naar onzte verho'Uding tot Jeizus Christus, maar vanuit dat^ centrum' hebben wij oms ook m-et bovengenoemde vragen in te laten, en 'Over deze gevallen en problemen het 'licht van 'sHeeren Woord te doen schijnen.

Ho© kunnen nu onze ouderlingen deze taaie volvoeren zonder kennis?

Ho© is 'het mogelijk, dat 'de gemeente goed bearbeid wordt, wanneer alle "ontwikkeling ontbreekt, en de opzieners een angstig stilz^wijgen moeten bewaren? Op die vraag wil ik eer-st dit antwoiorden, dat de pracitijk bewezien heeft, hoe dikvrijls een godvruchtige ouderling, wien alle geleerdheid vreemd, miaar Ware levenswijsheid en eciht© vroomheid eigen was, het veel verder heeft giebracht, dan iemand, die het huisbezioek gebruikt om z'n kennis te luchte-n. Doich in de tweed© plaats voteg ik hieraan terstond toie, dat deze vraag ook aanleiding ds geweest tot enkele anderen, n.l, aan".velkie eischen een O'uderling moet voldoen, en of het ook gewensdht is een afzonderlijke opleiding voor het 'Op'zie'nerschap te bezitten, ' en, aleer iemand tot dit ambt wordt toegelaten, een onderzioeik naai zijn gaven in te stellen.

Voor dit laatste pleit schijnbaar wat de apostel z: gt in 1 Tim. 3:10.

Daar spreekt hij van 'de diakenen, (en, zooals ik nader hoop aan te toonen, m.i. ook van de 'O'Uderlingen): „En dat dez'en ook eerst beproefd. Wiorden, en dat zij' daarna dienen, zoo zij onbestraffelijk ïijn".

Wat hebben wij 'Onder die beproeving to verstaan ?

Laat mijl •enkele nreeningen moge'n noemen.

Ca1vijn meent, dat ziij - vrucht is van langdurige: ervariftg, en dus hierin bestaat, dat eerst hun leven en wandel, hun werk en g.edrag, hun kennis len ijver 'zial gewogen en door de gemieente beoordeeld 'worden, eer men hen tO't den dienst verkiest. Koielmt^an, de schrijver van het be: kénd© haëk O'ver „Het anibt en, de plichten der 'Ouderlingen en Diakenen", zegt ervan (blz. 79): , , !)© bieproeving van de verkozlene Ouderlinge^n moet geschieden door den Leeraar en het Ouderlingschap, van 'de 'Gemeente, of in geval dat die outbrefcen, door 'de Classis. En ziji moeten beproefd worden, beide in opzigt van hunnen wandel, dat die onopsprakelijik en heilig zij, en po'k in opzigt' van hunne kennis en ervarenheid in de dingen Gods, en van de bezigheden van zijn Huis, en van hunne be^ fcwaamheid en geschiktheid tot de regieering." Hij^ wil dl s niet slechts een examinatie vO'Oa' predikanten, dc^ch ook vO'Or ouderlingen. Bengel denkt aan, een proeve yan bekwaamheid en geschiktheid tot 'den dienst, welke do^or de aanstaand© ambtsdragers Woiet afgelegd worden. Van Andel beperkt, dezie beproeving tot bet diakenscha, p, en meent, dat dé proef - gaat-over de geschiktheid of gave tot dezen dienst. Volgens hem bestond die pr.oief - niet in een exameij, maar, komt des

apostels bedoeling eenvoudig hierop neer: la, at iemiaind eerst als iielper optreden, voor men hem tot diènaaï verheft. (Eaulus' beide brii3ven aan Timioithieus, 1904, p. 67). Boiuwm'an geeft in „Het ambt der dialtenen" (p. 72) deze verklaring: „Met diezfe oinderzoieking of beproeving' wordt niet be'ddeld, - dat zij eerst een tijdlang onderdiakJeneli moeten zijn, en daarna^ als zij-proieven van gescbiktihleid hebben afgelegd, bevorderd worden tot diaten; ook wordt niet bedoeld, dat mien den broeder eerst een examen in'oet afnemen om te onderzoekien oif Ulij knap genoeg is, maar Paulus wil zeggen, dat er eerst een • nauwkeurig onderzOiek inoet ingesteld naar zijn verleden, naar zijn wandel in het algemeen, waardoor menmenschelij'kferwijz© eenigen waarborg brait, dat hiji niet schnldig, staat aan de zOjnde van ys 8, en als een waardig' a-mhtsdrager 'kan optreden.'' En Bies ter veld ziet eveneens in de bieproieving niets anders dan het oinderzoiek, „of aj zijn zonder blaam, en of de gieaioemde eigensclhappen, (n.l. waarvan Paulus in 1 Tim. 3 sp'ïeekt) in hen gevonden worden. Te vergelijken met het gebruik bij' ons, om' hen.voor te stellen aan de gemeente, eer zij in den dienst gesteld , worden." (Het Diaconaat, p. 242).

De meeningen loopen dus nog' al uiteen.

De een denkt aan examinatie, en een ander aan de gebruikelijike informatie, doch m'.i. is moeilijk: it , te maken, wiat de beproeving precies geweest is. Ik sluit miji-gaarne aan aan het gevoelen van Ba vin ek', die h'et volgende bewetert: Maar met de keuizie van de gemeente en de beroeping door den kerkeraad, is de uitwendige ro'epiing nog niet algeloiopen. Zij zet z!iclh voort in de beproeving, het onderzoek of examten. Natuurlijk' is deze.niet volstrekt noodzakelijk; als de gemieente beslist weet, dat hij, dien zij roept, de veredschte. gaven bezit, is verder onderzoiek overbodig. Maar de gemeente is niet onfeilbaar , en kan zich vergissen; zij' deelt zelve de gaven niet uit, maar kan^ alleen opmerken, aan wien Christus gaven tot 'zijn dienst heeft geschonken. Om daarin nu Eöo veilig mogelijlk te gaan, stelt zij' na de roeping nog ©ene beproeving in, .strekkende om der gemeente de zèkferheid te versohaffen, dat de bewepene de vereischtie gaven bezit. Reeds Paulus eischte daarom in 1 Tim. 3:10, dat de diakenen — (én het „en dat dez: n oiok" bewijst, dat dit ook; reeds bij de presbyters gebruikelijk was — oip eene of andere ons onbekende wijzte ^) zouden beproefd worden, en daarna, als zij-onberispelijlk bleken in leer en leven, zouden dienen. Daarop be^rustte het recht, waarvan de kerk later gebruilc ging maken, om vóór de aanvaarding-van ispei .ambt een proeftijd te stellen, ol ook een exa-"IJmen , af te nemen" (Gereformeerde Dogmatiek 2e druk IV p. 416).

Over de praotijk der apostolische kerk is ons' dus weinig bekend.

Hoe zij de beproeving verricht heeft, valt allerminst met zekerheid te zeggen, al komt het mij voor, dat we aan meer moeten denken, dan aan het onderzoek in den zin, zooals b.v. Biiesterveld én Boiuwman het opvatten, , .gn^het ook' onder ons gebruikelijk is.

Is dit onderzoek nu voldoende?

Moeten geven ? wij> aan, de „beproeving" uitbreiding

Zo: u een examinatie wenschelijk' en uitvoerbaar zijn?

Op die vragen kan ik eerst een antwooird geven, . wanneer aangetoond is, dat de beproeving voor het ambt niet alleen voor de diakenen, maar ook voor de ouderlingen geldt. De apostel Paulus handelt over haar in de regelen voor het diakensehap, waaruit Van An del in zijn bovengenoemde verklaring van de brieven aan. Timotheus, de conclusie trekt, dat Paulus alleen de dialcenen op het oog heeft: „Of iemand gave tot het opzienersambt had, (z'ooi zegt hij), kan haast elk in de gemeente weten; want naardien destijds het spreken in de vergadering der geloovigen aan elk christen vrijstond, ztoO' Jiad ieder gelegenheid gehad, om zich van de gave 'zijner medeleden te oivertuigen. Bij den dienst des diak'enschaps stond het echter anders." D'a, axom moest men hem eerst aan het werk hebben gezien, want vooruit kon men het 'moeilijk weten, en daarom acht de apostel de beproeving alleen noodzakelijk voor de diakenen.

Velen oiordeelen echter anders.

Bavinok ziet in de beginwoorden „en dat ook" het bewijs, dat, wanneer Paulus dezen eisch vO'Or de diakenen stelt, de ouderlingen reeds aan een proef onderworpen werden, 'en deze wijze van doen nu ook tot de diakenen uitgebreid wordt. Met dit oordeel stemmen overeen Koelman en Jansen 2), terwijl in de öo^mmentaar van Wohlenberg op de pastoraal-brie ven, (in de commentaar van Zahn), dezelfde exegese giegeven wordt (p. 138).

Een andere verklaring lij'ld mij' onhoudbaar.

Van Andel's opvatting is mij^ te gezocht, en bij eenvoudige lezing moet worden toeges bemd, dat de apostel ook voor de diakenen eischt, "wat voor de ouderlingen reeds als regel gold. Ook izij werden dus beproefd.

En 'mioeten nog beproefd worden, doah de g'roote vraag is, 'hoie dit geschieden moet. Daarover hoop ik leen volgend jn'aal te handelen.

K. D.

Vergissing?

„De Wachter" meende ons op de vingers te moeten tikken.

Onder het opsqhrift , , Abuis" schrijft zij:

„De Rofoï'matie" Jjevatte naai' aanleiding van het besluit van 's-Graveland deze eigenaardige uitspraak :

„De ketken hebben noig altijd ©en besluit tot eentieid van opleiding liggen, n.l. dat van de Aïnhemsclie Synode in 1002. Tenvillc van de minderheid weird dit niet uitgevoerd. En ik zou geen Vrijmoedigheid hiebben om thans op lütvoe'ring daarvan a, an te dringen."

Volgens deze uitspraak zou Eet bedoelde besluit tot incorporatie van de Theologischie School in-de Vïije Universiteit el' nog altoos liggen en op^uitvoering wachten. Dit is echlter niet jxdst. Na de aanneming van het desbetreiïfend concept kwamen die vöotetellen in. Dr van Goor wilde aanstonds, tot de uitvoering overgaan. Djt werd verworpen.. Ds van Andel stelde voor, dat inen het besluitvooralsnog niet zou .uitvoeren. Oofc dit kon echter geen meerderheid verwerven. Ein toen is opi voorstel van Ds B. van Schelven ionvoo'rwa, ardelijlc besloten: niet uitvoeren. Diaarmiee Was natuurlijk de zaak van de baa, n. Waïe bet voorstel-Van Andel aangenomen, dan zou het besluit op uitvoiering wachten. Thians is dit echter niet het geval.

Nu lust het ons niet hierover breed uit te weiden of een ernstig dispuut te voeren.

Daarvoor is de kwestie te ondergeschikt.

-En aan het opblazen van derderangs-k'westies hopen we niet mee te dofen.

Toch knoeten we even de scilieeve voorstelling van „De Wachter" recht zetten.

Inderdaad lagen er ter Arnhem'sohe Synode drie voorstellen op tafel.

Allereerst dat van Dr-Van 'Goor, dat voorstelde onverwijld tot uitvoering van het genomen besluit voort te varen. Dit werd verworpen met 29 tegen 11 stemmen.

Dan was er het voorstel-Van Andel, dat het genomen besluit „nog niet" wilde uitvoeren.

Eindelijk diende nog Ds van Schelven een voorstel in, dat letterlijk aldus luidde:

„De Generale Synode, lettende op den gang van zialkten, lettende op het oordeel der meeste^ Prov. Synoden, om, zelfs indien een voorslag goed werd gekeurd, niet tot , de uitvoering over te gaan, zoo daaruit schadelijke. gevolgen" voor de rust en den vrede der kerken zouden voortvloeien, aoht het ïiiet raadzaam in de gegeven omstandigheden de vereeniging van de Theol. School met de Theoi Fao. der Y. TJ. tot stand te brengen."

Dit werd aangenomen met 23 van de 40 stemmen.

Hel: voorstel-Van Andel verviel daardoor.

Ware dit laatste door de Synode geaocepteerd, dan zou - er sleöhts eenig uitstel zijn ver'kregen. Maar of de omstandigheden zich sterk wijzigden of niet, het voorstel zO'U toGh moeten worden uitgevoerd.

Dit nu voiorkWam het voorstel-Van Schelven.

In de gegeven oimstandigheden werd de vereeniging van de Theol. School met de Theol. Fao. der V. U. 'niet raadzaam geacht.

Vanzelf ligt daarin opgesloten, dat mocht er merkbai'e '"kentering komen, dan , die ^yereeniging wel tot stand diende te komen.

De Synode trok dan ook het doot haar 'aangenomen voorstel-Bavinck, dat de eenheid van opleiding uitwerkte, niet in.

Nog altijd ligt dat besluit er.

Het wachten was feitelijk op het veranderen der omstandigheden.

Zóó vatte oiok Prof. Bavinck het op.

Na de Synode (in zijn brochure „Blijven óf Heengaan? " bl. 91) schreef hij:

„Daartoe (n.l. van het ingaan der theologie tot de gemeenschap der ééne wetenschap), zou het nog kunnen komen, als alle kerken eenparig : aandrongen op het houden eener Generale Synode, die het te' Arnihem genomen en des noodig zoo goed als eenparig herziene besluit met vastberadenheid . en blijmoedigheid ten uitvoer legde. Maar van dwang, zeUs van den schijn van dwang, mag daarbij geen sprake zijn."

Onze zienswij'ze steunt dus op de officiëele bescheiden. .

Een andere uitlegging achten wij niet m'oigelijk'.

Maar genoeg.

Pralktisdi zijn „Wachter" en „Reformatie" het erover eens, dat ook onder de hiddige omstandigheden eeniieid van opleiding niet mag; worden bedongen.

Men zou den toestand forceeren.

De prijs, die ervoor betaald zou moeten worden, zïou. te groot zijn.

Daarom is handhaving van den status quo de eenige weg. - '«^Sssl.

HEPP.


1) De spatiëering is van mij,

2) Joh. Jansen, De Kerkeuordening I, p. 577.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

De begroeving tot het ambt.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 september 1921

De Reformatie | 8 Pagina's