GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Artikel 123 Regeerings-Reglement.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Artikel 123 Regeerings-Reglement.

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In ons vorig artikel gingen wij de geschiedenis na van art 123, en eindigden met de vraag: als de regeering op grond van dat artikel het indringen op elkanders terreinen verhindert, moeten wij dan niet dankbaar zijn? en is het dan v/el verstandig op' afschaffen of intrekken aan te sturen?

Deze'vraag klemt, en het gaat niet aan m'et een breed handgebatir en een beroep' op „beginsel" de' zending voor wellicht onoverkomelijke moeilijkheden te plaatsen. Het is natuurlijk waar, dat regeering en zending twee geheel verschillende groiotheden zijn, en ieder ielsn eigen terrein bestrijkt; maar evenmin valt te ontkennen, dat beide terreinen elkander gedurig aanraken en SOMS ten dsele dekken. De regeering nu stelt zich op het standpunt, dat het niet aangaat, dat twee of meerdere oonourreerende genoiotschappen op eenzelfde terrein zich vestigen, omdat zulk een strijd afbreuk doet aan het prestige van het cihristendom, en alzioo ook aan het prestige van de dhristelijk'o mogendheid Nederland. Dat kan en mag de regeering niet dulden, en dciarom houdt zij de kampvechters iin vaderlijke bezorgdheid'van elikinder af.

Bovendien denlae men zich in den 'toestand der Inlanders in; heden spreekt feen aendeling der Geref., Kerk met hen, morgen komt een Roomsche priester met hen handelen over de aUeen zaligmakende kerk, overmorgen komt het HcüsJieger niel trommel en fluit, en daarna wellicht ook nog de Sabbathist of een andere kettör. 'Wat moet zoo'n Inlander van het Christendom denken? Of liever nog, inogen wij hem aan zulk een overval overgeven? Zouden wij vrillen, dat men met onze kinderen zoo deed? En Inlanders zijn niet meer dan kinderen!

Zulke rediènieerihg^^ Memimen, en wij , gevoelen neiging hun gelijk te, geven, die intrekking van ai't. 123 fataal achten en onbarmhartig jiegens den alsdan onbeschermden Inlander.

Zonder dit alles tegen te spreken, wordt van Geref. zijde dit artikel principieel bestreden, Wij halen daartoe de woorden aan van ds 'Baldcer, die op de Alg. Zend. Conf. 1912 o.a. aldus tegen, de stelling van b-aron van Boetselaer opponeerde: „Aan de overheid wordt in dit art. een recht toegekend en een m!aciht in handen gegeven, die alleen aan Jezus Christus toekomit. Het is een vernediering voor de zending en voor de kerk van Christus, wanneer zij door de overheid, als eien ^ soort piolitie, gecontroleerd wordt. Het is waar, do Protest, kerk ontmoet op haar weg Rome en alleilei secten, die niet altijd van goeden wille zijn.; maar zij moet dien strijd aandurv'on; ook die strijd kan medewerken om heit geestelijk leven van de inlandsche christenen te verdiepen. Het baat niet op den duur, als men de gemeenten afsluit van invloeden" van buiten.

Wij gelooven niet, dat tegen hö'; hier on'vouwde beginsel van onze zijde iets valt te zeggen. Ds Baïdier heeft naar waarheid ons principieel bezwaar alzoo in het licht ges'teld. Neem een voorbeeld ; • Rom'e werkt op Flores; wij weten, dat door do Eoom'sche leer de zielen misleid worden, en v.'illen naar de opdracht, van Christus daar op Flores de zuivere leer naar Gods 'Woord uitroepen; doch dan komt de regeering en zegt: het is u niet geoorloiofd; blijf op uw eigen erf, in den loop der historie verkregen; en zoo worden wij^ belet het zuivere woord der waarheid te verbreiden! Is dat goed te keuren?

Op deze vraag kan het antwoord niet anders dan ontkennend luiden. Al erkennen w'g eenerzijds de roeping der overheid voor da rust van het land te waken en voior haar eigen prestige op te komen, en tevens, dat vrïgheid hieir losbandigheid kan worden, waarvan de Inlander de dupe zal zijn, toch kunnen wij het beginsel naar Gods Wo'ord evenmin prijsgeven. Bij een botsing moeten wiji wel kiezien vóór den eisch dös Heeren; v/ij mogen ons ter volbrenging van Gods bevel door niemand de wet laten lezen.

Toch gaat het ook niet aan de genoemdö zeer ernstige bezwaren voorbij te zien met de opmerking : de Heere zal wel zorgen! Middelen en wegen gaan ook hier samen; en als de Gereformeerden overwegend bezwaar hebben tegen art. 123, - dan Jigt op' hen de plicht om , een weg aan te wijzen, waarin met~ handhaving van het rechte beginsel de moeilijkheden zooveeii^smQgelyfc rworden ondervangen,

Het komt' ons voor, dat hierop niet genoeg de nadruk gelegd is doior de voorstanders van intrekking of wijziging van het bewuste artikel. In 1912 stelde ds Bakker voor, dat de zending alleen aan de overheid had kennis te geven, dat het naar een bepaald terrein ging, maar dait de overheid niet het recht van weigeren mocht hebben. Doch daarmee zijn de uiteengeze; te bezwaren niet ondervangen. Ook schijnt het anti rev. program! van actiëv hier geen uitweg te weten. Tenminste schrijft „De Standaard" in noi. 15237: „Echter, afschaffing van art. 123 R.R. is~vooT ons niet de hoofdzaak. Hoofdzaak is voor ons een andere regeling, die het' smadelijke karakter wegneemt, en indien deze door samenwerking met anderen te verkrijgen is, dan willen wij ons daarmee voorloiopig tevredien stellen." Gij gevoelt het, hier is de politicus aan het woord; het is noodig het artikel zonder meer te schrappien; daarvoor zal geen mteerderheid in de Kamer zijn 'Ie vinden; laten wij het dus op een aicooordje gooien en in ^ - samenwerking rnet tn'ieren trachten te kr'jgen wat mogelijk is. Ware het echter mogelijk reeds dadelijk afschaffing te krijgen, dan moest dit worden gedaan, en van iiets anders in de plaats tö zetten wordt niet gehandeld.

Op de betoogde gronden zijn wij* van oordeel, dat dit niet aangaat. Zonder te beweren, dat wij • den stelen der wijzen gevonden hebben, willen wij toch wel een gedachte ui-tspreken, welke wellicht eens kan worden overwogen. Het staat dan vast, dat de regeering geen recht heeft aan een kerk (of genootschap) te weigeren het Evangelie te brengen op een bepaald terrein. En eveneens, dat het moeilij'kheden geeft, indien hier de vrije hand wordt gelaten. Zou het dan niet zoo kunnen, dat de overheid de zending laat gaan waarheen zij meent te moeten gaan, doch alleen dien zendingsarbeid steunt in scho'OldJenst en hospitaaldienst, die het terrein o-orspronkelijk boaette? Wil dan een zending zich indringen in eens anders werk, omdat_het ineent in den weg Gods te zijn, laat ze 't doen; imlaar-ziij bedenke, dat overheidssteun haar daar niet zal worden geboden. En waar deziei steun wel niet kan worden gemist, zal een zending zich wel tienmaal en nog meerdere malen bedenken, voordat zij buiten haar eigen arbeidsveld gaat. D'an zal zoo ook blijken of het haar waarachtige ernst is miet haar „indringen" en of zij het doet alleen omdat God het eischt; want in zulk een geval mag men op den zegen dos Heeren zeker staat maken, die niet beschaamit degenen, die op Hem hopen, en ïn gehoorzaamheid aan zijn gebod handelen.

Wij gevoelen wél, dH öök'-dezie uitweg zijn bezwaren heeft, maar een beteren zien wij niet.

Dringe daarom de Anti-rev. partij bij den mi-' nister aan op een wijziging van art. 123 in dezen geest. En weet 'zij een nog uilnemender weg, ziji aeve het te kennen.

J. D. WIELENGA.

Een en Ander van Hier en Daar!

Naar' aanleiding van mijn „Revue" zond een broeder'uit Utrecht mij een uitvoerig schrijven, waarin hij een schets geeft van den arbeid aldaar. Ik Iaat hier het voomaamatio gedeel e uit z'n söhrij" ven volgen: . V-> ««i

Daar vindt ge in Wijk II der G-eref. Eerk ©en krachtigen Bond voor Evangelisatie. Het gebouw „jElim", waairin reeds - eenige jaren heel veel arbeid geschiedde, is in den aigeloopen zomer verbouwd en uitgebiieid, telt thans 3 vriendelijke zaleai, dia zoo goed ais eiken dag atle gebruilct woi'den, vóór arbeid onder oud ©n jong.

De samenkomsten voor volwassenen, dioöonderdags en Zondags gehouden' worden, worden druk bezocht, 't Is veiTvonderlijIk, hoe aandachtig de steeds grooter wordende schare het gesprokene voJgt, waai'bij een koortje de medewierking verleent. Bij 't ollce week trouw gedaan wordende huisbezoek, bemerken we tot onze blijidschapi, dat de menschen óók het gehoorde overdenken en er aver vragen. Daarin vinden dan de bezoek-brooders ook tevens weder veel „stof", om in volgende samenkomsten te spneken, zoodat we actueel zijn kunnsn en mogen, ^en de menschen ons begr-ijpen, , gaarne hooren en medeleven. '

Méér dan één \rrucht mochten we hier in Utrecht al zien en dat te midden van 'n. buurt, die meer­ malen _, , Klein Turkije" werd genoemd.

De stoffelijke nooden wonden evenmin vergoten len waar 't kan wordt geholpen. De straatpredildng met het koor is in diezelfde buurt óók eveneens in den smaak gevallen. Waren 't in het begin maar „enkelen", die Ivwamen luisteren, 't werd spoedig meer en 's avonds kwamen de monschen al aanloopen of ws er nog niet waren. Daardoor hebben we óók meerdere menseben in onze ouder-samenkom, sten in de zaal gekregen', menschen, die nü zeggen er haast niet meer buiten te kunnen.

Ja, ze zeggen nog méér. Ze zeggen, dat we 't tdch anders doen dan anderen, anders dan 't Leger des Heils h.r. (waarvoor ik paï'soonlijk intuss'chen zeer veel waardeering heb); 't Leger des Heils, dat den arbeid juist in die wijk maar heeft opgegeven. Nóg meer zeggen ze en aan die uitspraak mogen we wel eenige waarde hechten: „er zit pit in jullie werk!" en diat uit den mond van den meest ongeloovige.

Meen niet, br. Baas, dat ik hier U wil roemen, neen, enkel maar wil 'k dat oude jaar ©en baetja mee , , hoop'-vol-helpien-uitluiden".

'k Zal nu maar niet van al den arbeid vertellen, die er geschiedt in onze Wijk; misschien is daar later gelegenheid voor. Maar 'k moet toch óók nog izeggen, dat Wijk IV in onze stad eveneens reeds eenige jaren bezig is, zij 't dan op bescheidener wijze, terwijl thans andere wijken zullen gaan aanvangen.

En ten slotte is de mededeeling van zeer voel gewicht, dat aJhieir , opgericht wierd een Centraal Bureau voor Evangelisatie, uitgaande van de Geref. Kerk, 't welk, als de Feestdagen achter den rug zijn, het werk over de geheele stad Ifrachtig hoopt aan te vatten.

Hartelijk dank ik dezien broieder J. J. v. K. voor zijne bijdrage. Ik heb geenszins de pretentie te willen zijn „het mannetje, dat het alleen .weet". Veel liever zou ik zijn „de man, die het „alléénniét-Aveet". Dat zou een gunstig teeken zijn van den arbeid in onze kerken. De broeders in Utrecht vinden echter geen onverdeelde instemming bij hunnen arbeid. Aan een gereformeerden boezem, van vreemde smetten vrij, is de kuische klacht ontvloden: „Die evangelisatie lijkt wel een manie' te worden!" Wat zal die broeder .gekreund on 'gesteund hebben, toen hij las, wat de dominees van Delft hebben uitgehaald. Ik knip, o het is alsof mijn schaar sommigen door vel en vleesch gaat, uit „D'o Standaard" het volgend berichtje:

Straatprediking.

Zaterdagmiddag werd te Delft vanwege-den E vangelisatiearbeid der Geref. Kerk aldaar een aanvang gemaalrt met de Straatpredikinig. Ondaniks den kouden Noordenwind had de bekendmaking een flinke schare naar de Markt gelokt. Op een groote vrachtauto: adden pilaats genomen de beide predikanten Ds Van Anken en Ds Hagen en de heer G-. Lugtigheid. Ds Hagen opende met een kort woord, waarna Ds .Van Anken de groote schare, die aldoor aangroeide, een boeiende Kerstpredikatie verkondigde. Ook de heer Lugtigheid sprak een pakkend woord, 'Giezonigen werden twee verzen van: Er ruischt langs de wolken" ^en Bsalm 42:1.

Er werd aandachtig geluisterd. Een opmerking hoorden we maken: „Ze moeten v/'ai doen voor •hun broodje". De oppervlakkige toeschouwer wist natuurlijk niet, dat niemand onze predikanten dwingt op straat het iziaad des Evangelies te strooien. Ja toch wel, ize worden gedrongen., maar doot de 'liefde van Christus!

Moge ook dit deel van het groote Eivangelisatiewerk nog vruchten voortbrengen!

Rare Tijd! RaUe Dominieieis! Delft: grafkelder der pïedikants, , waardigheid".

In eiDst: ie had zulks voor eenige jaren kunnen denken? Gerefoitmeerde Predikanten als Straatpredikers! Koren van Gereformeerde jongemannen en iojigeidainieiS op den kouden Kerstmorgen zingend op straat, zooals o.a. in Amsterdam en ; Zaandam dit jaar gescihiöddie! In beide plaatsen Z:0!ag men do twee Kerstda, gen." Koude en (iuisternis hield hen niet terug. En wat ik van meer dan één hoorde was: Ik ben er zelf zoo door gezegend." God is bezig groote dingen te doen!

Met Dordrec; htsluit ik ditmaal mijn oveKzicht

Stadszending.

Het voornemen der Geïef. Kerk te Dordrecht, om de Stadszending ter hand te nemen, krijgt meer vasten vorm. Een bestuiir is benoemd, n.I.i A. Meeldijk, voorz.; N. Rooizeboom, 2e voorz, ; J. Flipse, Ie secretaris; Mej. B. de Jongp, 2e secretaresse; en G. Los, penningmeester. De wijken zijn verdeeJd en iedere zuster, lid der vereeniging, heeft ©en naamlijst v.an de Gemeenteloden ontvangen, die in haar wijk wonen, om jxarlijksiha bijdragen of giften te gaan inzamelen voor d, t zendingswerk.

Doe het goed, Dordlsclbe broeders! Gij hebt een grooten naam in onze gereformeerde wereld hoog te honden.

N. B.

De nieuwe Reformatie In Hongarije. ¹)

Door Gods goedheid is hjet mij moigelijk geworden i n Holland oen rondreis te maken en over de gerefoTmieeïde kerken in Hongarije _lezin; ; eij te hou-•den. Ik kwam hoofdzakelijk met medelidmaten van de geneifoTmeerde kerk in aanraking en jiian vroeg mij, wat heel natuurlijk was, of de Hongaarsciaa gerelo-rmeoTde kerk, wat leer, godsdienst, zedelijke M-erkzaamheden en oirganisitie be'.iefl, gAeel gelijk is aan de gerefointneerde kerk in Hongarije. Ik kon deze vragen slechts gedeeltelijk met „ja" beantwoorden. Ik kon zeggen, en kan. het ook nu mét het volste recht beweren, dat de gereformeerdie' predikanten in Hongarije nog altijd verplicht zijn het "Woord Gods, zooals het ia de Heilige Schrifi, Oude en Nieuwe Testament geschreven staat, te verkondigen. In de gerefo; meierde kerken van Hongarije is in de plaats van de tweede Helveüsche belijdenis nog geen nieuwe moderne belijdenis gekomen en ook de Heidelbergsche Catjcjhismus woridlt nog in vele kerken verklaard.

De godsdienstoefening is in ide Hongaaxsche gereformeerde kerk eenvoudig, haast te eenvoudig. Uit de Heilige Schrift wordt ons de tekst van de predikatie voiorgeleizen. Ik meik hierbij op, dat sommige gemeenten toch tot regel gemaakt hebben om, behalve den tekst, een gedeello uit iden Bijbel voor te lezen, en dan wordt in de godsdienstoefening Oiok' niet tweemaal, maar driemaal gezongen en wel met groote voorliefde de Psalnlen, die dezelfde melodie hebben als de Psalm'jn in Holland, maar ook liedei'en. Wat de organisatie betref', kan men met recht beweren, dat in Hong.arije, hoewel niet zoo democratisch als in de Gereformeerd© kerk' in Holland, toch nog altijd de sijennpilaren van de kerk de kerkelijke genaeenten en de door de gemeenten gekoizen Presbyters zijn. Alls andece maditen in de kerken' ^ijn sleahts. uitvloeisels, tenminste in theorie, van de macht der Rresbyters, die de synoldale mledelidmaten en ook de bisschoppen kiezen. Wanneer de garefoirmieerd-Ghri.stelijike .waarheden-volle autoriteit Ibidden, ware hit levien van de enkelingen in de Hongaarsche kerk doorzuiverd met den zuurdeesem van het Evangelie van de vrije genade en de verlossing door Jezius Christus, dan zon men met recht kunnen zeggen, dat de Hongaarsche kerk een ziusterkerlc van de gereformleerde kerk was-. Helaas, kan men dat nog steeds niet zeggen. Maar de gelieüde broeiders in de Nederlamdsche gerefonnieerde kerk moeten niet buiten besohonwing laten, dat, juist terwijl het nationale Ongeloof in de Hongaarsche kerk insluipt, ernstige medelidmaten van deze kerk al tientallen van jaren energieken arbeid verrichten om het Woord Gods en de Gereformeerde christelijke positieve waarheden te doen eerbiedigen.

Ik kan niet op alle uitkomsten wijzen, maar 't zal zeker den lezers van „De Refoinnatie" intereBseeren, wanneer ik hun opmerkzaamheid vestig op de groote verbetering van de to; standen in de Theologische Hoogeschool.

Veertig jaaï geleden waren bijna aiU© professoren van de vijf Hongaarsche gerelo'Smeerde theologische scholen, èf radicaal ongeloovig, èf, als ze orthodox waren, was hun orthodoxie; zoo levenloos, zoo liefdeloos, dat ze zich noch om het .tot zich trekken van studenten, noch om de genaiio van een persoonlijk God, noclh om het zielenlieil van de leden der kerk, bekom-merden. Nu zijn in Bueda-Pest en Papa beslist geloovige professoren, en ook op de .andere theologische inrichtingen is het beter geworden. Eén van de vijf theologische hoügescholen — namelijk' die in Kolorsvas — staat nu onder Roemeensohe heerschappij. Op deze hoogeschool heeft eerst Prof. Dr Kecskiem'e ! hy de positieve waarheden verkondigd en de andere professoren zijn meer en meer de waarheid genaderd. Van de theologische professoren in 'Boeda-Pest oefent Prof. Dr Sebestyen niet slechts door lezingen, m'aar ook door een weekblad, zegenrijken invloed uit.

Natuurlijk zijn vele leerlingen van de gelooTigé professoren al ppeiikant geworden, die niet alleen in hun eigen gemeente werken, maar ook hun collega's, zoover dat noodig is, probeeren te beinvloeden, zoodat al vele predikanten, die nog ongelo'ovig waren, tpen zie., „de theoloigisclhis invichtiiig verlieten, nu in echt refo^rmatorisch-christelijken geest werken. Er is imtaers nu een gerechtvaardigde hoop, dat de Hongaarsche gerefoimeeiide kerk vruchten-dragend worden kan, zooveel te meer, omdat deze berk een vrije kerk is en zij het Evangelie noioit officieel verworpen heeft. Wanneer we dus de HoUaardsche broeiders om ondersteuning gevraagd hebben, vragen we niet om allerlei ongeloovige hescbcuwingen of een lakse Avondmaalspraktij'k of de tuchtelooshead te 'bevorlderen, maar vrage'n wij steun voor den reform'atoriscihein arbeid, die, niet alleen in Boeda-Pe'st en in vele dorpjes!, maar ook in Debreczen, waar men vroeger tientallen van jaren alle echt reformatoiiscih pogen beslist weerstand glehoden had, — door vele trouwe zielen verricht wordt.

We aijn er zeker van, dat de genadige God achter dezen reform^atorisohen arbeid staat. Wanneer d: ; t niet 't geval was, dan hadden de oorlog, de revolutie en de Bolschewiki alles wegigeveiegd.

God wil Hongarije helpen, en omdat de boste werkers ia Hongarije uitgeput, verzwakt zijn door allerlei lijden en schrik en droefheid, en op bui-. tengewone moeilijkheden stoeten, moeten de Nederlandsche 'broeders van de rijk gezegende gerefo'lmeerde kerk het als e^n yoorreoht bescixouwen aan den reformatoiisohen arbeid in Hongarije energiek deiel te nemen, door.in iödere gemeente een sub-comité te vormen, in de kerkelijke vergaderingen voor Tlongarije en voor de lijdende Hongaarsche reformatoren te' bidden, en voorts niet slechts door gaven in te zamelen, maar ook' door het oefenen van allerlei geestelijklen invloed, ons te stennen.

Wanneer de Nederlandsche broeders dat doen zullen, in den zin van 'Gal. 6:9—10, dan : ™ilen ze ook „z e gen zonder ophouden oogsten."

Dr A. SZABO.

predikamt van de gereformeerde kerk in Boeda-Piest, Horithy-ut, 53.


¹) Prof. Szabo in Budapest beloofde ons zoo nu en dan een artikel te schrijven over de godsdienstige toestanden in Hongarije. We geven hier plaats aan het eerste artikel.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Artikel 123 Regeerings-Reglement.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 januari 1922

De Reformatie | 8 Pagina's