GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nieuwe Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe Boeken.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI.

S. Ulfers, Hiarro Walter.

Wie den naatii leest van den blekenden ©m.predikant der Ned. Hervormde Gemeente van Rotterdam, Ds |S. Ulfers, denkt aanstonds aan zijn ïnooien bundel dorpssclietsen „Oostloorn".

Die sctetsen 'zijn al vrij oud, een twintig jaar naar ïk mieen, en tocli blijven j^e altijd weer nieuw. Ze hebben een geheel-eigen stijl, in niets gelijk |a, aii de (Stijlopvattingen van den tijd, waarin ze werden geschreven en dus ook' niet vatbaar voor de evoluties, die deze opvattingen doormaaikten. Ze hebben ooK een geheel-eigen inhoud, onafhankelijk vian elke tijd-Üieorie en daarom' ooli niet onderhevig lOan de sindsdien veranderde inzichten. Ze fcijn gebleven, idie ze waren en vinden nu nog, evenzeer als toen, vele dankbare lezers. De kortgeleden verschenen tiende druk van den bundel befwijst izulks beter daji vele woorden.

Inderdaad, „Oostloorn" is een hoek', dat nien niet zou willen missen.

Zeker, we weten heel igoed, dat het duidelijk' den invloed verraadt van lan Maclaren; we weten odk, dat [het te sterk is van sentiment, dat de mensoben niet natuurlijk zijn, de werkelijkheid gekleurd is naar het ideaal, ja, we weten nóg wel meer.

Maar dit alles neemt niet weg, dat we telkens iweer hierlezen het fijne hoofdstuk over „De groote droogte" en het altijd weer mooi 'vinden; dat „Wiegen, de Droomer" ons nooit verveelt met z'n overpeinzingen, evenmin |als „Harders" of „Goesting, de diaken" met hun woorden. Blijvenden indruk' heeft vooral ook „Ilting, de klokkeluider" gemaakt, de mian, wiens ziel „in de klok zat". Heel h'et tooiek heeft iets fijns, iets, dat men altijd weer genieten kan len voortdurend weer genieten wil, omdat men, trots al de gebreken, zooveel diepte, zooveel menschenktennis er in voelt.

Geen wonder dus, dat ieder die „Oostloorn" kiende, blij-verrast was, toen in de pers een „pendant" van deze dorpssdhetsen werd aangekondigd met den roman („Harra Walter", die soortgelijke beelde-n uit het groote-stadsleven geven zou. •

Men herinnerde ^ich aanstonds Walter als den Hervormden dominee .uit Oostloorn en begreep, dat een heroep naar de groote stad, naar Rotterdam, , hem thans tot het middelpunt van deze nieuwe schetsen hadden gemaakt. Men begreep ook, dat, evenals in „Oostloorn" in „Harro Walter" de eigen levenservaring van den schrijver zou gekristalliseerd zijn, die immers zelf van z'n Overijsselsche gemeente naar Rotterdam vertrok.

Zoo was „Harro Walter" al voor men het gezien had, geïntroduceerd.

Toen men het boek kreeg en las werden al dez'e overwegingen bewaarheid — maar in de hoofdzaak' werd men teleurgesteld, want „Harro Walter" is ©en geheel ander boek dan „Oostloorn". Er is blijkbaar veel gebeurd in de ziel van den schrijver^ sinds Senserff (de „doleerende" dominee van Oostloorn) en Walter met elkander spraken over den twijfel. • Want , „Harro Walter" is wat de godsdienstige beschouwingen betreft geheel „modem". Nu is lallerwege al in de pers over dit boek geschreven en voorzloover mij blekend is, was de eenstemmige conclusie, dat het niet aan te bevelen is voor onze kringen. Zelfs de niet-christelij'k'e pers voorspelde, dat bet onder de „orthodoxie" geen gunsüg onthaEtl "vinden zou. Meerdere bladen argumenteerden deze uitspraak' uitvoerig; ik' geloof dus, dat we ons thans hiermede niet behoeven bezig te houden. Men. leze maai" eens de gesprekken van Walter en z'n vriend van Geuns over het „sym'pa, thieker begrip van God als zelf een rampzalige dan dat andere begripi van God als een z'.alige, die in ziohzelve mlaar gelukkig blijft, terwijl de heele wiereld naar den kelder gaat" en Walters' conclusie uit dat gesprek, - o! het „niet m'ogelijk (is) met beide beenen binnen in dat Koninkrijk (der Hemelen) te sta, an, zonder iets m'et een kerk te doen te hebbien". Dan is men al voldoende georiënteerd.

Wat mij in 't bijzonder in dit boek heeft gefrappieerd is de bitterheid van toon. Gedachtig aan „Oostloorn" is men geneigd daarin ironie te zien. En dat vermoeden wint veld door de voorrede van „Harro Walter", waarin gezegd wordt, dat do schrijver , , dan'kbaax en tevreden" zial zijn, als het hem „eenigszins is tmogen gelukken een verdedigend woord te voeren voor de Kerk — de Kerk in den besten zin opgevat, zooals de Kerk zich nu na den oorlog moge openbaren om de zielen tot God te trekken". Maar dan bestaat die verdediging toch in het bitter scherp afbreken van wat naar de opvatting van den schrijver niet behoort tot de Kerk , , in den besten zin" en over die opvatting valt in ieder geval no(gj wel eens ernstig te praten, om 't nu miaar niet anders te neggen.

Meerdere passages mak'en izelfs den indruk van hatelijkheid. Zoo de 'beschrijving van het ontactische (en heel onwaarschijnlijke) optreden van dien dominee bij het sterfbed van Mevr. d'Alsart, en tmeerdere gesprekken van Walter met buiten de Kerk staande menschen. Dikwijls ook vindt men gedeelten, die blijkbaar bedoelen op' misstanden te wijzen, maar door den scherp ironischen toon valt de schrijver izooizeer in overdrijving, m'et opzet dan wel onopizettelijk, dat alle opbouwende kracht er uit verloren jgaat. Zulke stu'kken zijn b'.v. de oraties van Ds Stevinus, het w*oord, dat een diaken op de kerkera< adsvergaderinig spreekt naar aanleiding van den nood der armen, de „discussie" over diens voorstel op-het ministerie van predikanten e. d. Goede resultaten, die uitsluitend vrucht waren van [hatelijkheden zal Ds U. intusschen in z'n lange leven nooit hebben gezien.

En waar de schrijver van alle ironie ver is en 'ernstig spreekt, staian we dikwijls even ver van hem ai miet onze meening. Van een weg die „door de Schoonheid (gaat), tot het Koninkrijk der Hemelen" b'.v. weten wij niet.

Bepaald tewak is de samenstelling van het boek.

De schrijver heeft z'n, blijkens de voorrede, historische stof in roman-vorm geconcipieerd. Diaardoor is, wat de groote verdienste is van den sch'etsenbiundel „Oostloorn", het eigene, het van tijd-opvatting onalhankelijfce, hier tot een niet goed te miaken fout geworden. Want de roman-samenstelling is die van veertig, vijftig jaar. terag. De volkomen ouderwetsche toevalligheden, die allemaal precies op 't juiste moiment gebeuren, vieren hier nog hoog'tij. Terwijl m'cnin de moderne productie angstvallig zich hoedt voor, wat we wel schetsend noemen „izie krijgen elkaiar", het samenvallen van onlogische feiten, is deze roman een bijna naïef type van dat soort. Als het boek niet geschreven was door een man , als Ulfers — en in z'n onderdeelen niet van een fijnen geest getuigde — zou h'et kValijk een plaats in de literatuur verdienen. Men bezie eens deze lijn:

Harro Walter heeft, nog in Oostloorn, eens een ontmoeting gehad met een jonge-dame. Zij liet een boek in 't water vallen en hij; toevallig op dat punt met een bootje aanwezig, vischte het op. In Rotterdam heeft hij deze jonge-dame al eens weer gezien. Maai' op een morgen, bij een boekhandelaar binnengaande, komt zij uit diens winkel en laat bij ongeluk het gekochte boek in den modder vallen.

Dit feit wordt natuurlijk aanlmoopingspunt voor een gesprek. Samen wandelen ze op. Ziji toont weinig toeschietelijkheid. Dan, ineens op de Blaak, vlak bij hen, een aanrijding! Een particuliere auto rijdt een kind omver. Natuurlijk een oploopje. Walter, 't eerst er bij, neemt den jongen op, en draagt hem naai' de auto. Daarin zit .... de vader van het meisje. Deze stapt uit en Walter met Dechtine (zoo heet ze) brengen het kind in de auto naar zijn huis, dat staat .... midden in Walters' wijk.

Een poos later gaat Walter de groote kantoren langs om geld voor de armen. Hem wordt'als bijzonder mild genoemd zekere heer D'Alsart. 'W. wordt toegela'.en, praat met dien heer, krijgt een groote gift .... en bemerkt, dat de gever, Dechtine's vader is. Zoo komt nadere kennismaking, een uitnoodiging ten eten volgt. Bij dien maaltijd wint Walter de achting van vader en dochter en als de vader onverwacht wordt weggeroepen blijft hij met de dochter alleen achter. Een vertrouwelijk gesprek ontspint zich .... het laatste hoofdstuk heet „De Trouwdag".

Dit is de hoofdader van het boelc; , die, .zonder de bekoorlijkheden van Ulfers' schrijvers-talent en in een stijUooze volgorde aangegeven, voor moderne opvatting niet meer bestaanbaar is als gera, a: mte voor een roman.

Ook in de nevenzaken dezelfde conceptie! Als Walter op eeii laten avond slaags raalc't met een drietal souteneurs, wier buit hij 'heeft trachten te redden, wordt hij ontzet door den toevallig passeerenden Collega Stevinus 1 En als hij met 'Dechtine langs het Scheveningsche strand wandelt, 'krijgt hij door het redden van een drenkeling gelegenheid aan. de mondaine omstanders te toionen, dat een dominee ook een gewoon mensoh is, enz.

Vergelijkt men nu deze compositie eens met die van „Oostloorn", dan ziet men waar de fout schuilt Ulfers is geen roman-sohrijver, maar een novellist Zijn talent ligt niet in de samenstelling, maar in de beschouwing, de analyse van de menschen en de toestanden, zooals ze zijn. Juist omdat „Oostloorn" uit losse schetsen bestaat, zonder onderlinge groepeering, is het zoO' goed. Want dan brengt de gave van den .auteur om menschen te zien en te laten zien vanzelf een zekere draad van gebeuren door het boek heen. Ik stel mij voor, dat als ook in „Harro Walter" deze vorm behouden was, het betere van het boek veel beter tot z'n recht zou gekomen zijn.

Want men meene niet, dat „Harro Walter" een onbeduidend hoek is. Ik zinspeelde al een paar maal op Ulfers' fijnen geest en die verloochent zich ook in dezen roman niet. Tal van voortreffelijke fragmenten trekken , aan m'n aandacht voorbij, terwijl ik schrijf, fragmienten, vol van diepe menschenkennis, getuigend van'de rijke levenservaring' van den groote-stadspredikant. Het gesprek van 'Walter miet den dood b.v., z'n ontmoetingen in „de wijk", z'n strijd door innerlijke onbevredigdheid en zoovele losse stukken meer. Zeker eigenaardig is het daarbij te

bemerKen, hoe juist in die gedeelten de toon sterk lierinnert laan „Oostloorn", som's zelfs daarran niet jneer verschilt. Ulfers is in dezfö fragmenten weer de novellist, die zich geheel a, an z'n beschouwing wijden fcan en om; oompositie zich niet hoeft te bekommeren.

Ook in z'n spreken over kerkelijke aangelegen-Iheden zegt hij vaalc üiooie dingen, biesohamend soms, door levensleed gestempeld veelal. Maar juist door zulke piassages 'wordt de tegenstelling met de anders-klinkende gedeelten zioo' scherp en krijgt het vermoeden grond, dat daar bitterheid achter steek't of zelfs Vijandschap.

En daarom! kan een wijzen op de verdiensten van dit boete niet ons laatste woord zijn. We erk'ennen ze, maar voegen er toch onmiddellijk aan toe, da.t ze onze b!ezw, aren niet verminderen. Want de romlan is zefer niet voor iedereen geschikt. Bepaald gevaarlijk zelfs is hij voor jonge, nog-nietgevormde menschen, om' z'n scepsis, z'n dikwijls te scherpe critiek, z'n bitteren toon. Bet fijne, het mooie erin spreekt alleen tot hen, op' wie de. gei'iaren geen vat mteer hebhen en ^elfs dan moet men nog voorzichtig zijn. lic geloof dan ook', - dat de conclusie „niet geschikt voor' onze kringen" de juiste is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Nieuwe Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 januari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's