GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK.

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Heilige Schrift 14i Cah'ijn, door Dr J. A. Cramer. A. Oosthoek — Utrecht — 1926.

De Heilige Schrift 14i Cah'ijn, door Dr J. A. Cramer. A. Oosthoek - Utrecht - 1926.

Er openbaart zich de laatste jaren steeds grooter behoefte aan autoriteit en autoriteiten.

De tijd, dat men zich geheel zelfstandig voelde en eigen naam van genoegzame beteekenis achtte om een meening ingang te doen vinden is — althans voor een poosje —'weer vooTbij.

Wat vooral de tegenwoordige geestesgesteldheid teek'ent, is, dat men aan autoiriteiten van den tweeden rang niet langer genoeg heeft.

Men heeft gaarne de allergrootsten tot steun in den rug.

Chantepie de la Saussaye Sr kan eigenlijk zelfs . den ethischen theoloog geen introduktie meer verleenen.

Schleiermacher is als autoriteit van zijn voetstuk' gevallen. .

Men wil nog verder in de geschiedenis terug om daar de figuren te vinden, die door hun vaste overtuiging de naneefjes ontzag inboezemen.

De Roomsche vindt voor die gezagsbehoöfte bevrediging in de eeuwenoude kerk'. *

Een enkele afgedwaalde .Protestant zoekt bij de autoriteit van de Roomsche kerk' mede rust.

De groote hoop der Profestantsche theologen, met opzet gebruik ik hier het weinig beteekenende, maar in elk geval breede wo'ord - „Protestantsch", slaat andere wegen in. —

Zij keeren terug tot de helden der Reformatie.

Moeten we dit voor een gelukkig verschijnsel houden ?

Tot op zekere hoogte wel.

Toch schuilt er meest negatieve waarde in.

We hebben het te beschouwen als een symptoom, dat men zich bewust wordt het niet geheel zonder de traditie , te kunnen stellen.

Ook, dat het eindelijk tot ons geslacht begint door te dringen, dat het toch zoo onafliankelijk, zoo gigantesk, zoo superieur niet is, als men kort geleden in rijmwoord wel heeft gezongen. .

De positieve waarde van dit beroepi op wat dóór de Reformatoren is gezegd, valt echter niet mee.

Er is hier veel mystifikatie bij.

Men ^vraagt aan Luther, , a, an Calvijn: laa.t ons naar uw naam genoemd worden, maar.... met behoud van eigen gevoelen.

Men wil zoo gaarne zijn eigen opinie door de autoriteit van die mannen gedekt zien.

autodteitsbehoef-? Jiet geestverwantschap, maar tc spreekt er uit.

Deze mystifikatie mag niet worden bekritiseerd als boerenbedrog.

Dat laatste kan er een element van uitmaikén.

Doch in verreweg de meeste gevallen is dat niet zoo.

Die mystifikatie wordt achter de gesloten deuren van het eigen zieleleven tot stand gebracht.

Zij doorloopt een psychologisch proces, dat nu eens gemakkelijker, dan moeilijker zich tot analyse leent, maar dat voor den persoon in kwestie meestal verborgen blijft.

Daarom moet zij ook voof 90 percent aan zelfliodrog geweten.

Luther kwam het eerst in aanmerking als autoi'iteitsstempelaar.

Hoeveel Luthers er tegenwoordig bestaan, kan niet met een eenvoudig optelsommetje uitgerekend.

In elk geval zijn er meer „echte" lAithers dan , , authentieke" rokken zonder naad.

Inzonderheid zij, die aan de voeten van Ritschl zaten, wedijverden •'om patent te nemen op-den ..waren" Luther.

Er bestaat dan ook nu een Ritschlsöhen Luther, een Herrmannschen Luther, een Kaftanschen Luther, een Theodosius (niet Adolf) Harndchochen Luther, een Waltherschen Luther, een Seebergschen Lulher enz. enz.

En al die Luthers verschillen onderling. '

De eene Luther geeft Ritschl, de ander Herrmann gelijk en zoo kan men het heele rijtje langs gaan.

Nu is Luther in dit opzicht al een heel dankbaar objekt.

Hij was niet gewoon zijn woorden te wegen.

Vol spontaneïteit wierp hij zijn • vulkanische gedachten uit, er zich niet om bekommerend of ze wel netjes naast elkaar terecht kwamen en één geheel vormden.

En nu komt de een met zoo'n brok gedachtelava aansjouwen en prijst aia!n: hier hebt U het eigenlijke grondmateriaal tan Luther, daar kunt IJ een heuschen systematisohen Lutlier uit houwen.

Doch in de verte loopt een korikurrent ook al onder een lava-blok te zeulen.

En, gelijk gezegd, Luther geeft er aanleiding toe. Doch Calvijn

Als iemand zichzelf gelijk is gebleven dan was het Calvijn.

Hij heeft zijn standaardwerk, 'zijn ^.Institutie" na de eerste uitgave wel uitgebreid, maar niet in haar grondgedachten veranderd.

Hij was de man der ijzeren konsekwentie.

Met hem zal men zulke spelletjes dan ook wel niet uithalen.

niet uithalen. Zóó zoudt gij meenen.

En toch, hij is een veel te voorname figuur, zijn naam is op het oogenblik te veel waard dan dat men het ook niet met hem zou beproeven.

Vroeger heeft men ook weleens pogingen in dien zin gewaagd.

Maar toen lukte het niet zoo-goed.

Ook al, omdat het destijds nog als benepen gold zich naar Calvijn te noemen.

De koers is echter voor Calvijn gestegen.

In het buitenland waarborgt op verschillende plaatsen een visitekaartje met de kwalifikatie „Calvinist" onder den naam een verrassende ontvangst.

Dat heef-t Prof. Cramer van Utrecht in Hongarije ondervonden.

Zooveel schrik als „Calvinist" in sommige kringen in ons vaderland op het lijf jaagt, zooveel sleutelmacht ontwikkelt het daar.

Ook is Prof. Cramer een veel te belezen man om niet te weten, dat de naam Calvijn thans ook in Duitschland. weer opgang maakt.

Het boek, dat hij schreef over „De Heilige iSchrift bij Calvijn", toont, dat hij van de desbetreffende Duitsche litteratuur uitnemend op de hoogte-is.

Zijn Hongaarsche reis en ook de invloed van Barth c.s. hebben hem naar Calvijn toe gedreven.

Maar dan naar zijn Calvijn.

Wel waarschuwt hjj in zijn „Woord Vooraf", dat men Calvijns denkbeelden niet naar eigen inzicht mag „fatsoeneeren".

En dat meent hij ook.

Doch hier voltrekt zich bij hem de groote mystifikatie, waarvan ik boven sprak.

Niet het boerenbedrog, maar het zelfbedrog.

Dat Prof. Cramer volkomen eerlijk is, blijkt wel uit het rijke citatenmateriaal, dat hij in zijn boek aandraagt en dat aan zijn geschrift, ook voor wie zich vlak tegenover hem moet plaatsen, hooge waarde verleent.

Prof. Cramer heeft zich inderdaad in Calvijn. verdiept.

Die eere mag hem niet onthouden.

Maar zijn zelfbedrog daalt er geen graaid lager om.

Hoe moet Cramers Calvijn er uitzien?

Net als Prof. Cramer zelf natuurlijk.

En wat is Prof. Cramers standpunt?

Voor wie het nog niet wist, zet hij dat in zijn boek uiteen. Volgens, hem is de Gereformeerde inspiratietheorie „door de resultaten van het-iaieuwere theologisch bijbelonderzoek voorgoed onhoudbaar gebleken". Wel wil bij niet alle resultaten van dat on^ierzoek voetstoots aanvaarden. Maar — zoo schrijft hij — dat neemt niet weg, dat de historisch-kritische en godsdienst-historische onderzoekingen zooveel nieuwe ontdekkingen hebben gedaan, op de wereld, waarin de geschriften des Bijbels zijn ontstaan, zulk' een nieuw licht hebben geworpen, de methode om de problemen aan te vatten zóó totaal hebben gewijzigd, den Bijbel ons hebben doen zien als een verzameling van geschriften', die met zoovele draJden en vezelen aan de Semitische en hellenistisohe gedachten-wereld der toenmalige omgeving vastzitten, zoodat de uitdrukkingen des Bijbels, tegen dien achtergrond gezien, zulk een geheel nieuwe en verrassende JDCteekenis ontvangen, dat wij, zuiver wetenschappelijk gesproken, het Oude Testament niet anders kunnen zien dan als een monument van godsdienstig© letterkunde van een vóóraziatisohen stamgodsdienst en het Nieuwe Testament als een literair overblijfsel van eeai cultusgodsdienst uit de hellenistische periode. Wij kunnen den B.ijbel niet meer als letterlijk geïnspireerd beschouwen en nog veel minder hem uitleggen naar onze westersche begrippjen, of hem gebruiken als arsenaal voor een gereformeerde dogmatiek", (bl. 4, 5).

Uit dit citaat en voo-ral uit de door ons gespatiëerde woorden komen wij van tevoren reeds aan de weel, hoe het Calvijn-beeld onder de bewerking van Prof. Cramer zal worden.

C a 1V ij n zal als getuige moeten optreden tegen de „Ie t ter lij ke insp irati e".

Hoe dat klaar te spelen?

Calvijn neemt het-juist gedurig op, gelijk Prof. Cramer zelf erkent, voor de „letterlijke inspiratie" — om dien term, welke tot jammerlijk misverstand aanleiding kan geven, in dit artikel gemakshalve nu jnaar eens te behouden.

Voor _Palvijn is heel de. Schrift onfeilbaar geïnspireerd.

Hij zegt ergens zelfs, dat er niets menschelijks

aan is. Hoe hem dan te wippen in de lekke schuit van de moderne bijbelkritiek?

de moderne bijbelkritiek? Dat is vooT Prof. Cramer maar een heel klein kimstje.

Hij maakt van den konsekwenten Calvijn eenvoudig een inkonsekwenten.

Men lette slechts op-wat wij opnieuw spatiëeren.

„Wij moeten Calvijn leeren kennen, z o o a 1 s h ij is pi e t al z ij n tegenspraken. Groote mannen, die iets nieuws brengen en zich uit het bestaande moeten losmaken, kunnen 'dat niet anders doen dan door allerlei tegensp raken heen: het nienwe trekt hen uit boven datgene, waardoor zij als kinderen van hun tijd worden vastgehouden. Zoo komen de inconsequenties, die echter het be wij s zijn hunner heroïsche grootheid", (bl. I).

229 Men ziet het, wil Calvijn een groot man zijn, dan moet hij inkonsekwenties hebben begaan.

Dan moeten er tegenspraken in zijn geschriften voorkomen.

Zoo gaat Prof. Cramer dan op zoek naar tegenspraken.

En wie dat doet, vindt ze natuurlijk ook.

Calvijn heeft meer dan drie regels schrifts achtergelaten.

Daarom viel het Prof. Cramer gemakkelijk om hem aan de galg der inkonsekwenti© op te hangen.

• Dat acht Prof. Cramer voor Calvijn echter geen oneer.

Immers, wie aan de galg hangt, hangt hoog.

Nu wil echter het geval, dat wat Prof. Cramer als „tegenspraken" heeft ontdekt, niet heel duidelijk tegenspraken zijn. Zelfs geen schijnbare „tegenspraken".

Maar ook dat reddert zich wel.

Wij moeten, zoo betoogt hij, onderscheid maken tusschen den vorm van Calvijns theologie en den materiëelen inhoud, (bl. 6, '8, 35, 36, 104, 126).

Die vorm was scholastisch, maar de inhoud Cramersch.

A"an dien vorm hield de oude 'Gereformeerd(e theologie en ook de „decadente gereformeerdheid'" (bl. 13) van onzen tijd vast. Het „ongelukkige nieuwe uitvindsel van de „organische inspiratie" " (bl. 124) verandert daaraan niets.

Blaar naar den inhoud was Calvijn de vader van de w e ten s chap pe lijk e bij belk ri ti ek. „Wij kunnen hem den vader noemen van de wetenscjiappelijke bijbelkritiek. Hij was voor velen in zijn dagen lang niet zuiver genoeg. Velen waren bevreesd voor hem op grond van de vrijmoedige wijze, waarop hij over de echtheid der bijbelboeken, den verhaaltrant der Evangelisten en de wijze van aanhalen der bijbelschrijvers sprak. Wij zullen over Calvijn's kritischen arbeid in het laatste hoofdstuk' spreken. Hier zij alleen opgemerkt, dat niet hij het voetspoor van Calvijn volgt, die blijft vasthouden aan de letterlijke inspiratie des Bijbels, maar hij, die, staande op den bodem van de heilservaring, aan de hand der Schrift opgedaan, met vrijmoedigheid zijn wetenschappelijk Icritisch onderzoek van de Schrift voortzet, niet terugdeinzend' voor eenig dogmatisch vooroordeel, ook al komt bij daardoor tot resultaten, waarvan Calvijn zelf in de verste verte niet had kunnen idroomen". (bl. 76).

Prof. Cramer is er wel niet zeker van, dat Calvijn zelf die resultaten voor zijn rekening zou hebben genomen. „Calvijn is over het algemeen zeer conservatief", (bl. 130). Maar daaraan moet men zich niet storen. „Het is ons in de eerste plaats niet om de resultaten, maar om het beginsel te doen", (id.). En als Calvijn nu maar de beginselen geeft, dan kan hij de resultaten wel aan ons overlaten.

De vorm brengt ons dus in aanraking met Calvijn 1 en de inhoud met Calvijn II.

En Calvijn II is de eigenlijke Calvijn. „We moeten echter liever niet vaxi inconsequenties spreken, maar te^lkens ons bewust blijven van de innerlijke tegenspraak, die er was tusschen den inhoud zijner theologische beschouwingen en den vorm, waarin hij deze kleedde, zoodat telkens, w a n n e er deze vorm wordt doorbroken, de eigenlijke Calvijn voor den dag treedt. En dat geschiedt in zijn kritische houding tegenover de Schrift over de geheele linie", (bl. 126).

Volgens diezelfde methode maakt Prof. Cramer Calvijn tot een ervaringstheoloog, gelijk hijzelf is. „Volgens Calvijn steunt h©t geloof niet op het .gezag van den Bijbel, maar steunt het gezag van den Bijbel op de ervaring des geloofs" (bl. 40). Men kan uit Calvijns geschriften in grooten getale een menigte van plaatsen bijeenbrengen, „die aantoonen, dat de ervaring in Calvijn's theologie een groote rol speelde", (bl. 40, 41).

Dat laatste zal waar zijn.

Maar ..het ontgaat Prof. Cramer ten eenenmale, dat het heel iets anders is of men aan de ervaring een breede plaats inruimt dan of men die to^t grondslag van het geloof verheft.

Wonderlijk springt hij in dit verband met het Testimonium Spiritus Sancti (het getuigenis des Heiligen Geestes), gelijk het bij Calvijn voorkomt, om. Hoe kwistig hij ook is met citaten, de markantste plaatsen laat hij buiten beschonwing. Blijkbaar wist hij daar geen weg mee. En toch speelt hij Calvijn's opvatting daaromtrent tegen synodes (heeft hij hierbij gedacht aan Assen? ) uit. „Hij (n.l. Calvijn) heeft, door de Auctoritas (het Gezag n.l. der Schrift) onlosmakelijk' aan het Testimonium Spiritus Sancti te verbinden, haar overgebracht in de warme zonnige sfeer van het godsdienstig leven, waarin ze had moeten blijven, waar z© weder 'door synodes is uitgehaald, zoodat we inplaats van te verkeeren in het trotsche bergland met zijn schitterende hoogvlakten en huiveringwekkende afgronden, ons moeten tevreden stellen met een atlas!" (bl. IIO).-

Ging hij met Barth c.s. een ©indweegs mee, door Calvijn .als ervaringstheoloog voor te stellen, vervolgt hij zijn weg alleen.

Maar dat is niet alles!

Hij ziet in Calvijn zelfs een humanist (bl. 87, 90, 126).

230 Het elementaire in het Calvinisme, dat het onverzoenlijke staat tegenover het humanisme, cjifert hij weg.

Nu begint het den Calvijn-kenner toch wat te duizelen!

Prof. Cramer blijkt noch het karakter van het Calvinisme, noch dat van het humanisme te hebben begrepen.

Waar het gegoochel met het onderscheid tusschen inhoud en vorm al niet toe leiden kaar!

Naïef is bepaald zijn beschrijving van Calvijn's kritische houding tegenover de Schrift.

Calvijn houdt do aischriften van den bijbel niet voor onfeilbaar, hij neemt een kritische houding aan tegenover de Roomsche traditie, hij exegetiseert sommige teksten weleens anders dan in zijn tijd gebruikelijk was, hij houdt rekening met de persoonlijkheid van de bijbelschrijvers.

Daarop komen zijn argumenten hoofdzakelijk neer.

Een proeve.

„Het moet velen in die dagen pijnlijk hebbear getroffen, dat Calvijn Gen. 3:15 niet rechtstreeks met Christus in verband bracht, het driemaal heilig van Jes. 6:3 niet op Triniteit (Drieëenheid) liet slaan, en de Spruit van Jes. 4:2 niet opi Christus. Psalm 33:6 durft Calvijn niet aanhalen ten bewijze van de godheid des Heiligen Geestes. Evenmin wil hij den meervoudsvorm van den Godsnaam in Gen. 1:1 als aanduiding van de Drieëenheid aanmerken." J, (bl. 128, 129).

- Ik ben het hierin bijna geheel met Calvijn eens.

Moet ik dan misschien ook' als een Schriftkritikaster worden gebrandmerkt?

Maar we zullen Prof. Cramer niet verder in zijn beweringen en betoogen volgen.

Détailkritiek op zijn boek lijkt mij niet noodig.

Doordat hij Calvijn in de voetnoten zelf laat spreken, levert hij de beste bestrijding van zijn boek, al zouden wij wel willen, dat hij soms het citaat iets ruimer had genomen.

Uitvoerige weerlegging van andere zijde zdu alleen noodig zijn, indien bleek, dat Prof. Cramer school maakte.

Daarnaar ziet het echter voorloopig niet uit.

De schuld daarvan ligt voorzeker niet hierin, dat men op grond van dit boek Prof. Cramer voor een , , onbegrepen denker" moet houden.

Hij schrijft eenvoudig, klaar, bijna gezellig.

Daarom meenen wij te kunnen volstaan met tegen zijn vorm-inhoiud-hokus-pokus-methode te protesteeren.

D.at iemand daarbij niet aan woord-verdraaiïng ontkomen kan, ligt voor de hand.

Ergens bekent Pïof. Cramer zelf: „Alles wat Calvijn over het geloof in de Schrift zegt, is volkomen juist, wanneer wij voor Schrift in de plaats zetten: heilsbeloften Gods", (bl. 41).

Past men diezelfde methode op Prof. Cramer toe, dan kan men hem bij elke willekeurige richting onderbrengen.

Te meer, omdat Prof. Cramer inderdaad meer dan eens met zichzelf in tegenspraak is.

Als voorbeeld kiezen wij alleen dit. Nu eens stelt hij Kuyper, Bavinck, Warfield e.a. als modemer voor dan Calvijn. Den anderen keer moeten zij bij hem weer in moderniteit voor Calvijn onderdoen.

Mot die vorm-inhoud-methode kan men alle kanten uit.

Ik zie kans op die manier te bewijzen, dat Prof. Cramer een militairist, een anti-militairist, . een mohammedaan en zelfs een mormoon is.

Men zegge slechts, waar men hem hebben wil.

Inzonderheid evenwel is hierom zijn boek van belang, omdat het zoo uitnemend typeert het au tori teitengelool van velen in onzen tijd.

Men grijpt een autoriteit bij den zoom van zijn kleed.

En ondertusschen behoudt men zichzelf als autoriteit.

Zoo neemt men de autoriteit en zichzelf in de mahng.

De ^autoriteit schaadt men daardoor niet.

Die is gewoonlijk reeds lang tot zijn vaderen verzameld.

Doch zichzelf dupeert men.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's