GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Allce Nahon. †

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Allce Nahon. †

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zondagavond laat ontving ik een telegram uit Antwerpen, dat de doodstijding bracht van Alice Nahon, de bekende Vlaamsche dichteres.

Sinds acht maanden was ze weer ziek en aan bed gebonden, maar de laatst© week was de toestand zeer verergerd. Hooge koortsen, aldus berichtte haar vader in ©en bij' het telegram aansluitenden brief, telkens zich herhalend© bewustzij'nsinzinkingen, jagende polsslag en steeds terugkeerende benauwdheden wezen op het naderend ©inde. Wel was ze in de achterliggend© jaren d© zwakte, die haar van 1915 tot 1921 aan een sanatorium gebonden had, te boven gekomen en had z© een werkkring kunnen aanvaarden, maar haar gestel was broos gebleven en tegen een hernieuwdoa aanval niet bestand. Op 36-jarigen leeftijd is ze heengegaan, na een moeilijk leven van veel teleurstelling, veel inn©rlij'k©n strijd, veel v©rloren illusies.

In de laatste jaren publiceerde ze niet. Uit de verwikkelingen, waarin haar denken en str©v©n geraakt was na haar terugkeer in het actieve leven, had ze zich nog niet kunnen bevrijden, en het proces van aanpassen en houding-vinden was nog niet tot voltooiing gekomen. Na den bundel „Schaduw", die van deze complexiteit getuigenis aflegde, heeft ze geen ni©uw w©rk meer gegeven en zoo is de erfenis, di© z© heeft nagelaten, niet meer dan het drietal bundeltjes „Vondelingskens", „Op Zachte Vooizekens" en „Schaduw".

't Is weinig — en toch is het veel. Want wat in die bundeltjes is samengelezen — en dan denk ik in 't bijzonder aan de beide eerste, di© dateeren uit haar sanatoriumtijd — is klare, echte, zuivere poëzie, eenvoudig en zonder allerlei problematiek, ontroerend door de hunkexing, di© er in trilt, . naar Ï^^J-^'^i^P^^: ^, i .i? ^

levenskracht en gezondheid, naar ve'rvnïnil^ stille wenschen en in de verte glanzende idealem. In die echtheid, die fijnheid, dat waarlijk-emotineele is het weinige veel.

Wat in het bijzonder de verzen van deze eerste periode typeerde, was de directe verwantschap aan Guido Gezelle. De geest van den vereerden meester had de Vondelingskens en Vooizekens geheel doortrokken: zijn natuurliefde, zijn bewondering voor de schoonheid van het kleine, zijn verteedering over het verlangende klonken er in door; óók zijn vroomheid, al was het schuchter. En vooral werd er overal zijn liefde voor het Vlaamsche land en het Vlaamsche volk, voor de Vlaamsche taal en het Vlaamsche leven in teruggevonden. Deze kunst van het Vlaamsche kind was de zijne. Levendig herinner ik mij, met hoeveel vuur en enthousiasme ze spreken kon over Gezelle, over de beteekenis, die zijn poëzie voor haar had gehad, over de vreugde en den troost, die de altij'd weer herhaalde lectuur van die verzen haar gaf in de stille avonden van haar lange eenzaamheid. Het was ook hier te Amsterdam, dat ze op een van iaar voordracht-avonden vertelde, hoe heel haar denken eii dichten aan Gezelles verzen was ontbloeiid. En wie die eerste verzen leest, onbevangen, ziet ze duidelij'k als de bevesti^ging van die woordeni

Daarom is het meest belangrijke van haar werk, naar mijn inzien, ook het eerste geweest, dat tweetal bundeltjes, dat hier te lande met zooveel waardeering is ontvangen. Daarin leefde het wezenlijke van haar dichterschap, dat aan zijn eenvoud zijn vaak ontroerende kracht ontleende, dat door de stil-gedragen smart gelouterd was èn in de worsteling tusschen jong leven en verlammend lijden een vroege diepte verkregen had.

„Schaduw", de latere bundel, representeerde een andere levensphase, die van de verwikkeling, waar ik met een enkel woord van sprak. Er is ook hier veel moois, veel dat den klank van het vroegere en de meerdere gerijptheid .van het momenteele (1928) vereenigt, maar de.bundel beteekende toch, dunkt mij, een begin van een nieuwe periode ini Alice's leven, die door de invallende ziekte en het al zwakker worden van de lichaams-en geesteskracht geen voortzetting heeft gevonden.

Ik heb dit alles vroeger reeds geschreven en in den herdruk van de karakterschets, die in 1932 verscheen, nader uitgewerkt. Dus behoef ik hier het niet te herhalen. Maar wel moge ik het nog eens zeggen, nu de droeve plicht van het „In memoriam" ons weer plaatst voor haar verschij'ning en haar werk: niet in het grootsche, het brillante, het artistieke lag de eerste verdienste van deze „verzekes", maar in de zuiverheid van klank en de lioudinglooze oprechtheid van inhoud. In die verdienste blijve het weinige, dat inderdaad véél was en is, in dankbare erkentelijkheid door ons bewaard.

C. T.

Eenigen tijd geleden verscheen in prachtige uitgave een boeii over den kunstschilder G. W. Knap, die nieermalen aan deze rubriek van ons blad een bijdrage heeft geleverd. De Redactie vroeg den alleszins bevoegden heer L. (die met dit initiaal zijn art. geteekend wil zien) om een recensie van het boek te geven. De heer L. voldeed aan dat verzoek door het werk van den schilder Knap te bezien in het raam van de kunstontwikkeling en kunstgedachten van zijn tijd. Gezien den omvang van deze bespreking verdeelden we haar in drie artikelen en als het eerste plaatsen we dan nu dat wat over het boek zelf wordt gezegd. Red.

Gerrit Willem Knap

gekenschetst als kunstschilder en aestheticus, met een voorwoord van Prof Huib. Luns, en 61 reproducties. Prijs ƒ 7.90. Luxe uitg. in leeren bd. ƒ 15.—. N. V. Drukkerij en Uitgevers-Maatschappij „De Vlijt", Arnhem.

I.

Het werk van Mei. Knap met zooveel piëteit gewijd aan haar vader is niet alleen een boek, geschreven over een kunstenaar, maar is ook zelf een kunstwerk geworden.

Vooraf gaat een fijngestyleerde en kunstzinnig geschreven inleiding van P'rof. Huib Luns. Dan volgt de levensschets door Josina ICnap met een naschrift van den kunstschilder Eduard Karsen en verder de uiteenzetting van de aesthetische opvatting van lüiap, samengesteld uit de nagelaten aanteekeningen van hemzelf, door den heer J. L. Schouten.

Behalve enkele kleine reproducties in den tekst vindt men aan het einde van het werk 60 groote fraai uitgevoerde reproducties van schilderijen van Knap van suggestieve werking, waarvan twee in kleurendruk.

In den tekst zijn ook opgenomen enkele teekeningen, die betrekking hebben op het onderwijs in de kinaesthetische plastiek en het teekenonderwijs aan het Geref. Gymnasium te Amsterdam. Drie afbeeldingen van de verschillende phasen, waarin de interessante Kuyperkop tot stand kwam, dienen om de aesthetische opvatting in het algemeen toe te lichten. De omslag is gesierd met een schoone kleurenreproductie van een schilderij van Napels.

De levensschets door Josina Knap geeft meer populair de ideeën van ICnap weer. Op aantrekkelijke wijze weidt de schrij'fster uit over de kunstopvatting van haar vader^, geeft onopgesmukt enkele geestige anecdoten uit zijn leven en, zelf Icunsteinares, wijdt zij u ongemerkt in in de verschillende richtingen van de schilderkunst. De stukken over de philosophie van het schoone, over het teekenen en de kinaesthetische plastiek zijn uiteraard meer diepzinnig-wijsgeerig. Ook deze artikelen zijn met de grootste zorg door Schouten samengesteld, al blijkt het jammer, dat Knap zelf zijn ideeën niet meer heeft kunnen uitwerken en populair-eenvoudig heeft kunnen toelichten vooral aan de hand van kunstwerken, zooals hij, juist als kunstenaar, dat tijdens zijn leven kon doen.

Knap was allereerst kunstenaar^ rasschilder, schilder bij de gratie Gods; maar behalve dat, bezat hij een sterken drang om te philosopheeren en te theoretiseeren over het schoon. Hij hield niet op zich rekenschap te geven van het schoon, dat God zelf in Zijn schepping heeft gelegd en hoe de kunstenaar dat natuurschoon opneemt in zijn ziel om het in zijn kunstwerken om te scheppen tot een kunstschoon, een schoon op een tweede plan, op het niveau van den geest.

In Knap als kunstenaar hebben wij tweeërlei te onderscheiden: , ten eerste zijn eigen, persoonlijkheid, zijn natuurlijken aanleg en-ten tweede den invloed van de kunstopvattingen van zijn tijd.

Beide factoren markeeren in hooge mate zijn kunstwerken.

Knaps aanleg kenmerkt zich door een sterken zin voor het compositorische. Van het begin tot het einde dragen al .zijn kunstwerken den stempel van den drang naar bouw en stijl. Nergens vindt men wat zweemt naar vaagheid, onzekerheid en onzuiverheid in de architectoniek. Dat gevoel voor het gestyleerde is in zijn jeugd gevormd en beïnvloed door de opvatting van den kring, waarin hij is opgevoed, en in het bijzonder hebben de indrukken van de Calvinistische levensbeschouwing van zijn grootvader sterk op hem gewerkt, echter niet zoo sterk, dat zjj zijn kunstopvatting voortdurend en geheel zouden 'beheerschen. Daarvoor ondergaat hij anderzijds te sterk de heerschende invloeden van zijn tijd.

Door de verschillende phasen van zijn kunstopvatting blijft echter de trek naar bouw en compositie in zijn werk zichtbaar, een eigenschap, die aan het einde van zijn leven, toen de Oalvinistische levensbeschouwing, die in zijn jeugd wel in kiem aanwezig was, maar voorloopig niet tot ontplooiing zou komen, geheel is ontloken, tenslotte zijn kunst en zijn kunstbeschouwing geheel zou beheerschen.

L.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Allce Nahon. †

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 mei 1933

De Reformatie | 8 Pagina's