GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

VRAAG EN ANTWOORD

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

VRAAG EN ANTWOORD

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorgaande werd aangetoond, dat ook de boozen, aan wie het sacrament bediend wordt, Christus ontvangen, met Christus bekleed worden. Verschillende Schrlftplaatsen wijzen daarop.

(III, slot)

60. In zijn verklaring van Gal. 3 : 27 laat Calvijn zich nu ten volle door de in 5 geteekende werkelijkheid beheerschen.

Paulus redeneerde in zijn brief als volgt: Gij zijt allen kinderen Gods door het geloof in Christus Jezus, want zoovelen als gij in Christus gedoopt werdt, bekleeddet gij u met Christus. Daartegenover hoorde Calvijn nu bepaalde lioden — doopersèhen! — betoogen: Dat argument van Paulus is maar zwak, want in heel velen van de gedoopten heeft die doop geenerlei kracht! Derhalve bewijst die doop, dat gedoopt zijn niet veel!

Tegenover deze opmerking betoogt nu Calvijn — en dat is de kern van zijn betoog —• dat de doop a 11 ij d echt «n vol is, dat de waarheid van den doop altijd aan het teeken verbonden is! In dat betoog zegt hij éérst dat Paulus op tweeërlei manier over den doop spreekt. Tegen hypocrieten (zie b.v. bij Rom. 2 : 25— 29) vaart hij, als hij over de besnijdenis of den doop spreekt, nevig uit! Zij steunen immers op hun besneden-of gedoopt-zijn zonder te gelooven. Hun besneden-of gedoopt-zijn is hun ZONDER MEER teeken van hun aanneming door God! En daarop pochen ze dan met veel bravoure. Hen. roept Paulus toe, dat zij zich op , , naakte teekenen" verhoovaardigen. En hij striemt hun goddeloosheid. Hij slaat zoo allereerst hun goddelooze doops idee, hun valsche doops b e - schouwing, hun zelf-gemaakte caricatuurdoop stuk.

Ze moetei! van die verderfelijke leer, dat het enkele feit van hun gedoopt-zijn — terwijl er geen spoor van geloof en vreeze des Heeren in hen is — hen bij God aangenaam zou doen zijn, radicaal af. En Paulus zegt hun dan zelfs het oordeel aan!

Maar als Paulus tegen de geloovigen, — we zouden kunnen zeggen: in de kerk des Heeren — over den doop spreekt, redeneert hij heel anders. Zegt hij dan tegen die geloovigen, dat zij den doopgoed gebruiken? Of betoogt hij, dat alleen de goed-gebruikte doop de echte is ?

Neen, zegt Calvijn, dat beweert Paulus niet! Als Paulus tot geloovigen spreekt, dus tot menschen die den doop goed gebruiken, dan wijst hij op de „i n s t e 1-ling Gods" (institutionem Dei)! Dat wil zeggen: dan schildert hij den doop, zooals die door God werd ingesteld. Dan zegt hij hoe de doop naar Gods woord is. Dan wijst hij aan wat God erin belooft en vraagt. Hoe hij moet bediend worden. Welke vrucht daaruit voortkomt enz. Of anders gezegd: Paulus verbindt dan het teeken van den doop met de beteekende zaak daarvan. Dat wil zeggen: hij spreekt over den echten, vollen doop, over den doop zooals die door God aan allen wordt bediend, die Hij daartoe verwaardigde. Hij spreekt over den doop, die zijn natuur, kracht, waarheid a 11 ij d behoudt — wat de doopelingen ook met dien doop mogen doen of niet-doen! Hij spreekt over den doop Waarin „teekên" en „waarheid" altijd te zamen verbonden zijn. .

7o. Nu is het inderdaad zóó, dat degene, die gedoopt werd, den hem bedienden doop moet gebruiken. Geloovig gebruiken. Hij moet er den Heere in zien, hooren. Hem er in ontvangen door het geloof. Alleen als hij zoo doet ontvangt hij de v r u c h t van het sacrament. Alleen zóó heeft het in hem een zaligmakend effect. Alleen zóó komt het bij hem tot een door het geloof bekleed worden met Christus. Het bekleed worden met Christus door-en-in-het sa-^ crament, het bekleed worden met Christus-op-sacramenteele-wijze wordt dan een bekleed worden met Christus door de toeëigening des Geestes, de toeëigening dus door het geloof. De gedoopten ontvangen zooveel uit hun doop als zij er met het vat des geloofs uit putten, zegt Calvijn ergens. Werkt in de harten der gedoopten het ongeloof, stoot de doop in de doopelingen op ongeloof, grijpt dus het ongeloof den doop aan, dan scheurt dat ongeloof als het ware het water, het brood, den wijn van de „beteekende zaak", van „de waarheid" van het sacrament af. En dan houdt het van het sacrament niets anders over dan de „naakte teekenen".

Ongetwijfeld spreekt Paulus in dit vers ook over dat geloovig gebruiken van den doop! Maar dan niet zoozeer in een constateering dat de Galatiërs dat doen, als wel in een vermaan dat dat bij hen zoo moet zijn! Ook hier is het woord van het Evangelie niet uit spraak, maar aan spraak. Het is in wezen steeds normatief, opwekkend, aansporend. Calvijn zegt het zoo fijn: Paulus vermaant de Galatiërs in dit vers, hoedanig de verbinding, of liever de eenheid met den Zoon Gods zij! Wij worden vermaand, zoo zegt hij verder, hoe misdadig de ondankbaarheid der menschen is, wanneer zij de heilsinstellingen Gods door hun misbruik niet alleen nutteloos voor zich maken, maar zelfs tot hun verderf verkeeren.

80. We spraken tot dusver alleen over den doop in betrekking tot de volwassenen. Hetzij ze in hun jeugd, of op later leeftijd dien doop ontvingen. Het ging tot dusver alleen over gedoopten, die den hun gegeven doop kunnen gebruiken. Mét de kinderen staat het inderdaad eenigszins anders. Niet dat de hun bediende doop anders zou zijn. Daar is geen sprake van! De door God geschonken doop — we zeggen het nog maar eens — heeft altijd denzelfden inhoud, kracht, waarachtigheid. Maar de kinderen zijn zóó, dat ze den doop nog niet kunnen gebruiken. Ze kunnen nog niet geloovig met hun doop bezig zijn. Hem nog niet in het geloof zóó ontvangen dat hij in hen ter zaligheid werkt. Of God, de Heilige Geest op nog andere manier met den doop in de kinderen wil werken is ons niet bekend. Dat Hij het kan doen is zeker.

Omdat het nu zóó met de kinderen staat kunnen we met het oog op die kinderen — we zijn het daarin met den vrager geheel eens — niet zeggen, dat zij zich door den doop met Christus bekleeden. We kunnen niet verder gaan dan de uitspraak dat zij in den doop met Christus bekleed worden. Zéker op sacramenteele wijze. M o g e 1 ij k ook nog op andere wijze. In dezen hebben wij geen verdere openbaring van God ontvangen.

9o. Alles samen genomen moeten we zeggen, dat het heilzaam effect, de vrucht van den doop, dus degeloofsversterking, welke God door middel van den doop wil schenken NIET tot het wezen van den doop behoort. Indien dat wél het geval was, zou de doop, welke aan ongeloovigen werd bediend, geen echte, volle, ware doop zijn! Prof. Greijdanus — ik noem hem speciaal, omdat de vrager hem ook noemt — heeft zich op alle mogelijke wijze uitgesloofd om dat er in te hameren. Bekend is in dit verband zijn beeld van het brood. Is brood dan pas echt, gezond, voedzaam brood 'als iemand het opeet en er door versterkt wordt? Immers neen! Als brood van goede grondstoffen gemaakt en goed doorbakken wordt, dan is het echt, waar, volkomen brood! Of iemand het eet of niet, dat doet daar niet af of toe. Een gezond mensch zal door zulk brood versterkt worden. Iemand met zieke ingewanden zal er misschien door sterven! Maar dat verandert niets aan de zui-' verheid, echtheid, voedzaamheid van het gebruikte brood. Zoo is het nu ook met den doop. De doop is dus een waarachtige, wezenlijke doop, als hij naar Gods inzettingen wordt bediend. Wat de doopelingen er mee doen of niet doen, doet daar niets af of toe.

Vraag 4. Tenslotte vraag ik me af, of Uw verklaring van Gal. 3 : 27 geen staaltje geeft van dogmatische exegese. Uw exegese mondt toch uit in het poneren: it is nu de Doop — dit is het wezen van de Doop. Afgezien van de houding van de dopeling.

Paulus daarentegen houdt helemaal geen verhandeling over , , De Doop" of , , Het Wezen van de Doop". Paulus spreekt concrete mensen aan over hun gedooptzijn, concrete mensen in hun concrete omstandigheden, waarin zij staan in het gelóóf. Paulus spreekt gelovige Galaten aan over hun gedoopt-zijn. En dan geeft hij geen omschrijvingen of definities van „De Doop", maar hij zegt hun heel eenvoudig, wat hun gedoopt-zijn voor hen betekent. Paulus spreekt dus m.i. niet dogmatisch, maar pastoraal. In de exegese van Gal. 3:27 zal men daar rekening mee moeten houden. Ik wil U niet betwisten of U niet een schriftuurlijk betoog kunt leveren over de vraag: at is de Doop, wat is het wezen van de Doop ? Maar ik geloof niet, dat U dat kunt en moogt doen op grond van Gal. 3 : 27. En ik vraag me éf of hier niet de oorzaak ligt van het feit, dat Uw artikel me niet bevredigd heeft.

Antwoord. Dat de vrager deze vraag stelt vindt m.i. zijn-oorzaak hierin, dat hij den ópzèt van de reeks van deze artikelen uit het oog verliest. !Ze willen geen preeken geven over de genoemde teksten. Evenmin pretendeeren ze exegetische verhandelingen te zijn. Nog minder bieden ze „meditaties". Zé willen alleen iets zeggen over de „volkomenheid" der sacramenten, luisterend naar wat Paulus over de sacramenten heeft gesproken. Spreekt Paulus daarover? En wat zegt hij daarover? En daarbij kozen we als gids den m.i. grootsten Paulus-komnjentator, nl. Calvijn. Ik vermoed niet, dat mijn vrager zal meenén, dat een dergelijke wijze van werken met gegevens uit Paulus' brieven ongeoorloofd is. En indien hq met mij meent, dat deze wijze van bijbelonderzoek geoorloofd en nuttig is, dan is zijn bezwaar daarmee vervallen.

Het is mij natuurlijk' ook heel goed bekend, dat Patrius in Gal. 3 : 27 geen verhandeling geeft over den doop. Hij wil met zijn uitspraak alleen een grond aangeven voor wat hij iii Gal. 3 : 26 betoogde, n.l., dat de Galatiërs allen kinderen Gods zijn door het geloof in Christus Jezus. Maar deze redeneering van Paulus scherp voor oogen houdende, kunnen, mogen, ja m o e t e n we wel vragen: oe zag Paulus den doop, dat hij over het gedoopt zijn op deze wijze kan spreken en zoo als argument kan gebruiken in dit betoog? Ik geloof, dat, als men het Inderdaad pastorale betoog van Paulus goed wil verstaan, men zich deze vraag met allen ernst stellen moet. En ik durf beweren, dat iedere preek — die van a—z pastoraal moet zijn — over dezen tekst mislukken zal, indien men ziclx de genoemde vraag niet stelt en het antwoord daarop niet vindt. Pastoraal spreken en het verstaan van een pastoraal betoog sluit niet uit het scherp onderscheiden — integendeel, zij eischen dat met allen klem.

Ten slotte wil ik er op wijzen, dat het grondig verstaan van het wezen van den doop voor ieder ambtsdrager van de allerhoogste beteekenis is, juist met het oog op zijn pastoralen arbeid. Het gaat daarbij immers niet om een theoretische kwestie, maar om het kennen van den doop zooals de HEERE dien instelde en laat bedienen. Het gaat daarbij om deze vragen: Wat zegt de HEERE daarin? Wat belooft en verzekert Hij daarin? Wat vraagt Hij daarin? Hoe moet de doop worden gebruikt? Welke vrucht weirpt hij af? Dit alles zal toch niemand theoretische kwesties willen noemen! Wie maar oppervlakkig Luther's en Calvijn's werken gelezen heeft weet, dat zij rusteloos, bijna tot vervelens toe betoogen en verzekeren, dat het wezen (zij spreken graag van de natuur (natura)) van den doop volkomen onafhankelijk is van de gesteldheid zoowel van den ddbpsbedienaar als den doopeling. En zij doen dat, vóór alles met pastorale bewogenheid en uit pastorale zorg. Ze hebben gezien, dat de door zonde en schuld beangste en verontruste zielen vóór alles noodig hebben een vasten grond, waarin zij het anker des geloofs kunnen laten vallen. En dien vasten grond geeft God in de verzegelde belofte, in den doop! In den vasten, onwrikbaren, onveranderlijken, steeds waarachtigen, van alle menschelijke houding en reactie onafhankelijken doop.

Gelukkig de gemeente waarin deze doop wordt ge­ predikt en gekend.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

VRAAG EN ANTWOORD

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 maart 1951

De Reformatie | 8 Pagina's