GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nieuwe Boeken.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nieuwe Boeken.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

VIL

Herman Robbers, De Nederlandsche litteratuur na 1880.

Herman Robbers is een van de belangrijke figuren uit de gesciiedenis v^an de Nederlandsche literatuur na 1880.

Blijkens eigen mededeelingen (men zie „E d'Oliveira, „De Jongere Generatie", J). 96 vlggi.) heeft hij „De Nieuwe Gids." van den aanvang al gekend en Iheel de „Nieuwe-Gids-historie", die Voor ons zoo moeilijk te volgen is, mee doorleefd.

Sinds 1895 treedt hij op als romanschrijver, eerst, overeenkomstig de toen heerscihende begrippen, onder pseudoniem (Phiocius) later onder eigen naam'. Meerdere bekende romans verschenen van zijn hand: „De romlan van Bernard iBiandt", „De Bruidstijd van Annie de Boogh", „De gelukkige familie", „Eén voor Eén", „Helene Servaes". In de 20 jaar, die over deze productie verloopien, ontwikkelt zich zijn kunst vrijwel paralel 'met den igroei der Verhoudingen op' literair gebied - en toet z'n jongste hbek volgt hij de, reeds eerder in ons blad besproken, meÖiode van vervolgen-romans: „St. Elmsvuur", dat in 1919 verscheen, is de eerste romlan uit een trits: „Een Mannenleven".

Als literair-criticus heeft hij sinds, 1904 vele belangrijke bijdrajgen geleverd in het door hem geredigeerde tijdschrift „Elseviers' Maandschrift". , 0ok schreef hij in „De Nieuwe Gids", „De Socialistische Gids" en andere periodielcen.

Ik verwijs naar dezie werkzaairih'eid van Robbers in verbiand met z'n beide nieuwste geschriften „De Niederlandsche Litteratuur na 1880" 'en „Het ontstaan van een roman". Wiant door het herinneren aan zoo enkele feiten wordt 't duidelijk, dat de schrijver met deze beide onderwerpen op^ hem volkomen bekend terrein is niet alleen, maar dat zijn oordeel ook als geza^ghébbend kan worden erkend, 't Is van belang, dat we ons hierv, an bewust zijn, bij een beschouwen van deze geschriften.

Aan heide boelqes meen ik in ons blad de aandacht te moeten schenken. Allicht interesseeren ze niet iederen lezer, maar voor degeneUj die hetzij dm' studie-redenen, - hetzij uit liefhebberij de literatuur beoefenen, zij'n ze Van beteekenis. Dit feit Imbakt m. i. een bespreking ook in „De Reforraalie" Wenschelijk-Natuurlijk is htet niet m'n bedoeling literair-critische artilkèlen erov^er te sdhirijven. Die hooren in een z'uiver literair tijdscihÜft (iiuis en vorderen ook meer ruimte, dan waarover ik beschikken kan. Wie zoodanige bieschjOiuwing, wenschit, leze Q.ai. (het stuk' van 'Prof. 'Prinsen in h'et Lietter-Sk-undig bijblad van „De N. R. Crt." no. 47. Ik wil 'alleen n: i; aar wijzen op de beteekenis der beide geschriften.

Eerst dan over „De Nederlandschie Litteratuur na 1880".

In een kort „voorwoord" geeft Rohbers een „gebruiksaanwijzing" (voor het hoekje. 'Al zal nu geen enkel weldenkend lezier onmatige eischen steUen aan een boekje, - dat in een bestek vlan. 140 bladzijden behandelt de literaire geschiedenis van 40 jaren en dan nog jaren die „misschien de rijkste, althans de izwaarst gevulde (zijn) die Holland ooit heeft gekend, wat literaire produotie betreft", toch is net goed, 'da, t de auteur ons ©en piaar Wenken geeft. We behoeven daardoor niet te zoeken naar de bedoeling, die 'hij met dit boekje heeft. Hij geeft die zelf aan:

„ik ben .... eenvo-udig een schrijver, verliefd oplitteraü-e schoonheid. /En ik verbeeld mij-, nooit iets beters te fcunnen doen dan ook anderen tot die scJi'Oonheid nader te brengen. Ondanks mij'zelven heb ik er meer naar gestreefd, mijn lezers den weg in onze litteratuur te wijzen, hen tot die litteratuur in diepe betrekking te brengen, meer dan naar wetenschappelijke volledigheid."

Bij deze opvatting is , het geen fout, dat de schrijver niet ingaat op „litteraire kwesties", dat hij bij de karakteristiek der schrijvers „alle uitweiding of 'subtiliteit" vermijdt en in 2^1'n keuze van besproken personen en geschriften „subjectief' is. • Want, en ten overvloede zegt hij het nog eens nadrukkelijk er bij, het boekje is „bestemd voor een zéér groot publiek".

Al zijn deze wenken nuttig, zooals ik zei, niemand aal hier een wetensdhapplelijk'e, literair-historisch© studie verwaiohten. Zulks is eenvoudig onmogelijk voor iemand, 'die leeft in den tijd waarover |hij sdhrijit, zelfs jal is hij zoo goed op de hoogte als Robbers in deze materie is. Wetenschappelijke geschiedbeschouwing kan eerst komen, als alle invloeden, die een tijd hebben beheerscht, izijn uitgewerkt, lalle persoonlijke kleuren zijn verbleekt en van eiken kant de noodige documenten zijn samengebracht. En van dat alles is natuurlijk ten opzichte van de „tachtigers-bewegingi" geen sprak'e. Daarom ook beëindigen de schiijvers der weteaschia.ppelijke handboeken, de professoren Kalff en Te Winkel hun, studiën als z'e bij het laatste Icwart der 19e eeuw gekomen izijn en volstaat Prof. Prinsen in z'n „Handleiding", die ook' over de grenzen der 20e eeuw heengaat, imet een bloote feitenvermelding. Van Robbers kan dus ook geen zui'vere wetenschappelijke behandeling worden verwacht en duidelijker dan iemand het z!ou kunnen doen zet hijzelf dit uiteen in z'n „Inleiding".

Dit alles neemt edhter niet weg, dat critici en essayisten het volste recht hiebben hun persoonlijke meening over sch'rijvers len bbeken te zeggen. En die meening heeft, vooral als gestreefd is naar de objectiviteit, die eisch' is van eerlijke critiek. Voor ons groote, al is h'et dan ook' jgeen wetenschappelijke waarde. • Ze geeft leiding als we ons oordeel trachten te vormen en 'brengt relief aan in de omvangrijke productie van den lateren tijd.

Als izoodanig taöeten we dan dit boekje van Robbiers zien en dan is het een rijk'e aanwinst. Wiant ihet geeft allerlei feiten, vele détails, die dikwijls izoo mioeilijk te vinden zijn, en vooral, het geeft in enkele forsche lijnen de eigen opinie van een 'kunstenaar over de moderne literaire kunst. Daaruit spreekt persoonlij'kheld, natuurlijk, miaar we moeten Robbers toch toegeven, wat hij in z'n voorwoord zegt: „in mijn subjektiviteit ben ik toch - zoo onpartijdig geweest als mij ïnaar eenigszins mogelijk was". Vooral , als we h'et boekje gebruiken naast de buitengewoon verdienstelijke „Historische Schets der Nederlandsche Letterk'unde" van Prof. de Vooys, die een rijke mjateriaal-kennis bijbrengt, komt de beteekenis ervan uit. Het feitelijke van de Vooys' „Schets" en het subjectieve van Robbers' boekje vullen elkaar prachtig aan.

Na leen korte „Inleiding". Jjeh'andelt het eerste hoofdstuk in overzicht „de Nederlandscbe Litteratuur in de jaren fvóór '80". In den eigenaardigefrisschen toon, dien we van de k'unstenaars-critici gewoon 'zijn, ietwat puntig altijd en oorspronkelijk van dictie, wordt in dit gedeelte vooral de Romantiek bezien.. Zoo komt - de auteur vanzelf tot het begrip schooniieid en „Het schoonheidsverlangen der miannen van '80". Als de ruimte h'et toeliet zou ik' gaarne enkele passages uit dit slotgedeelte van 't hoofdstuk' aanhalen. .Onder de vele opvattingen, die over het wezen der schoonheid bij ta, chtigers-critici te vinden zijn, im'unt Robbers zienswijze voor ons besef .pngetwijfeld uit door haar .Zuiverheid. Hij komt 'de christelijke beschouwing dienaangaande soms iz'eer nabij!

In hiet tweede hoofdstuk volgt een beschouwing; omtrent „Het karakter der Nieuwe Gids-bew^eging", een stuk, dat op'zlcihzelf , al verdienstelijk is door het algemeen oriënteerende ervan, waar het voor ons zoo moeilijk is ©en juist inziöht te krijgen in de verhoudingen. Subjectief is het zeker, Prof. Prinsen heeft er terecht op gewezen, maar alleszins bruikbaar als overzicht is het toch zonder twijfel.

Deze schets lost zich op in een beschouwen van „Het 'wer'k van Ary Prins als voorbeeld van d© Tachtigers". Zeer juist m. i. is de k'arakteristiök^ die Robbers 'hier geeft van de produotie van Prins, als de sterk'-gekleurde - weergave van de Nieuwe-Gids-beginselen, óók in de gebreken vaii deze riehlting. En de critiek, die Robbers bier tnlaait, beamen we ten volle.

Een derde hoofdstuk vertelt van „De zeven leidende figuren der beweging van '80". Al is volkomten Iwaar wat Prof. Prinsen in z'n bovengemelde beschouwing vian Robbers' geschrift over dit gedeelte opmerkt — Idat R. bij de schildering van de ta^cihtigers-iherleAdng de Nieuwe-Gids-bieweging te zlwaar .accentueert — allerlei korte, maar rak© karakterbeelden m|aken h'et stuk voor ons van niet te onderschiatten beteekenis. Al is het dan maar alleen om de détails.

Hetzelfde geldt van hoofdstuk vier over „Ander© miedewericers aan de Nieuwe Gids". De titel is mat, m'aar 't komt aan op den inhoud, en die is belangrijk genoeg. Groeten lof heeft Robbers vooral voor Couperus' werk.

In een vijfde afdeeling „De romanciers en novellisten uit de laatste jaren der 19e eeuw en hun tooneelwerk" 'behandelt de schrijver de overige figuren uit de eerste decenmën der tachtigers-beweging!, EmJants, Van Nouhuys, en in uitgebreide bespre-• king jongeren als Heyerm'ans, de Meester, Frans Coenen.

Dan volgt, over drie hoofdstukken verdeeld, de beschouwing eerst van de dichtkunst, daarna van het prozia tot aan het eerste oorlogsjaar. Er is geen sprake van, dat ik over de veelheid van opmerkingen, die de essentie vormen van een geweldige materiaal-kennis, ook maar iets zou kunnen

zeggen in dit verhand. iAlleen zelf-Iezen kan hier voldoening geven.

Hoofdstuk negen behandelt , , Het proza sinds 1914". '

De laatste pafgina's van het boekje zijn vereenigd tot 'èen afdeeling over: „onze literaire tijdschriften en hun critiek". Volledig is het overzicht lang niet, maar sterk van typeering is hef wèl.

Ziehier dan in samenvatting een inhoudsopgave van dit merk"vvaardig geschrift. Ik meende niet beter te kunnen doeti, 'dan z'oo even de onderwerpen, die behandeld worden de revue te laten passeeren. Dan kan iedere lezer zien, inhoeverre het boekje iets voor hem: fcan zijn. Nog zij vermeld, dat een volledig personenregister met pagina-verwijzing de bruikbaarheid bela, ngrijk vergroot.

Want dat schijnt mij de hoofdverdienste vaai deze bijdrage tot de literatuur-geschiedenis: de bijzondere bruikbaarheid, om een korte en toch ietszeggende inlichting in te winnen omtrent eenigen schrijver of een boek. Met de enkele woorden van Robbers weet men voldoende ter' eerste oriënteering. Daarom gelool ik, dat dit boekje van veel waarde is Voor ieder, die izidh wel eens op het terrein der literatuur heweegt. En voor anderen is het door z'n pittigen vorm^ gezelligen toon en dikwijls geestige visie niet te versm!aden lectuur.

Natuurlijk zijn we het niet in alles met Robbers eens. Op meerdere punten spreekt hij b.v zijn waardeering uit, waar voor ons van waardeeren geen sprake kan zijn en verscihillende van z'n algemeene uitspraken aanvaarden we stellig niet. In den breede zulks motiveeren is thans lonmogelijk; wie echter het boekje gebruikt 'zij op deze dingen verdacht. Dat kan te gemakkelijker omdat het persoonlijk karakter van deze beweringen ons onmiddellijk tot persoonlijke rekenschap noopt. En wie dat serieus opvat en ziah niet dadelijk willoos laat meesleuren, kan aan het boekje, mede daardoor, veel hebben.

Nasclirift. Den heer Joh. C. D. te 's-6ravenhage daiils: ik voor z'n schrijven, waarvan ik met genoegen kennis nam.

Correspondentie, de rubriek „Literatuur en Kunst" betreffende, adresseere men Overtoom 350, Amsterdam.

Het tweede artikel over Robbers hoop ik te plaatsen in het nummer van IG Febr. D.V. De volgende week is Prof. Grosheide aan het woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's

Nieuwe Boeken.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1923

De Reformatie | 8 Pagina's