KERKELIJK LEVEN
DIK UIT DEN HONIGPOT.
Toen indertijd de befaamde „synode" haar bekende beschuldiging formuleerde tegen ondergeteekende, was daarvan de korte inhoud, dat ik me schuldig maakte aan de in het avondmaalsformulier genoemde zonde van: secte en muiter ij in kerken begeeren aante richten. Ik antwoordde daarop, dat ik dit kwaad altijd verfoeid had. Maar al namen de heeren daarna nog eenige reserve in acht ten aanzien van het werkwoord „b e g e e r e n", niettemin hield meh aan 2djn bewering vast.
Dat leek wel aardig: ojer het hart — zoo heette het — werd niet geoordeeld. Er kleefde toea nog een druppeltje honig aan het edikvat.
Wij zijn nu ruim twee jaar verder. Het edikvat is officieel vervangen door den honigpot. Vrede, vred^, samenspreking is alles wat de klok slaat. Ten minste officieel. Men heeft zelfs ter sjoiode eeti opwekking doen uitgaan, om voorloopig in woord en daad alles te vermijden wat zou l^unnen prikkelen; zelfs is een voorgenomen scherpe publicatie voorloopig ingehouden. Hoe veel evenwel dit op tafel zetten van den honigpot waard is, werd reeds hier en daar uit recente feiten gesignaleerd.
Het „mooiste" uit deze rubriek echter vond ik dezer dagen in een gedrukt stukje, waarin de honigpot toch maar den puursten edik bHjkt te bevatten. Dacht u, dat ondergeteekende niet be gé ér de secten en muiterij aan te richten? Kom, kom. De voorbereiding van de scheuring was reeds meer dantienjaar lang gaande!
U vraagt, wie dit gezegd heeft? Officieel weet ik, het niet. Het zou mij echter niet verwonderen, indien óf dr J. H. Bavinck, óf één der hier na te noemen heeren zich aan deze schandehjke lasterpraat had bezondigd. Wij vinden de uitspraak in een vlugschrift getiteld „Evangelie en Wereld". Het is een aanbeveling van het werk der stichting „Horizon", die ia nauw contact staat met het Verbond van Evangelisatiecommissies in de dusgenaamde Gereformeerde Kerken. Van deze stichting gaat het blad „Horizon" uit, dat evangeüseeren wil en waarvoor ia het oaderhavige vlugschrift medewerkiag gevraagd wordt. In het vlugschrift komen als prominente figuren uit dezen kring naar voren de heeren dr G. Brillenburg Wurth, dr J. H. Bavinck, dr J. L. Koole, ds W. A. Wiersinga, ds Rignalda, dr Kimst, dr Kruyswijk, de heer Ad. Kuiper, ds F. E. Hoekstra, ds S. J. Popma, ds de Vries (Tilburg), dr G. C. Berkouwer, ds L. Zielhuis, ds Harder, dr A. M. Donner, ds K. J, Kraan, mr A. Bpuman, dr Hutter, dr J. Booy, dr J. F. Koksma, ir. H. van Riessen, dr H. N. Ridderbos, dr F. W. Grosheide.
Deze allen staan dus geschaard om den honigpot, die daar ia eens een stroom van edik uit laat gulpen. Ze vormen samea een zgn.» Werkgemeenschap. Het is Jeuk, te lezen, hoe zij zich aandient. 2ie is, schrik niet, een uiting, ja, een „onderdeel" van „het nieuwe levensgevoe 1", waarmee, naar het heet, de Gereformeerde kerken — u weet, dat zijn de uitbannende kerken — reageeren op de na-oorlogsche situatie. In drie bladzijden leaen we vijfmaal over dat „nieuwe levensgevoel". Het gaat dus nogal dynamisch toe. Een bepaald „levensgevoel baant zich een weg. En op dit „nieuwe lev e„n s g e v o e 1" deed en doet men nu een „b e r o e p". Humanisten zouden zulk zeggen niet verbeteren. Het woord „honig" is duidelijk te lessen op het etiket. Maar het is andere honig, dan die van de apostelen en profeten. De schrijver verzekert n.b., dat een opwakend „apostolisch' bewustzijn" zijn „oorzaak"(!) vindt ia een soms heel duidelijk uitgesproken afkeer van de theologische debatten, die in de laatste jaren ons kerkelijk deoken beheerschten. Wel ja, men zou haast gelooven, dat de personen van den genoemden kring stuk voor stuk. afkeerig waren gebleven van de binding(!) aan bepaalde theologische leerformules, een stok, waarmee ze trouwe knechten des Heeren uit de kerk sloegen. Wij weten echter beter. Maar nu nam de barometer een anderen stand. Bovengenoemd „apostolisch bewustzijn" immers • vindt zijn verklaring — zoo zeggen ze zelf óók — in „de pendelbeweging, die zich gedurig in. elke wisseling van belangstelling openbaart". „Zelfs professoren in de theologie", zoo lezen vsdj, „zeggen", „(alsof ze in geen jaren gebonden hadden en uitgeworpen hadden) „dat ze beu zijn van het geredetwist, dat onder ons gaande was, en dat de kleine oorlog" (inderdaad het was érg „klein") „van kerk tegen kerk nu eindehjk eens plaats maken moet voor den grqoten strijd van de Kerk tegen het Ongeloof". Wél ja, let op de kleine „k" van „kerk", zoolang zij twist, sleutelmacht gebruikt, Banvonnissen uitreikt, en de groote „K" van „Kerk", zoodra ze het „Ongeloof" te lijf wil gaan. Hoe vlug zich de Reuzen van den Ban kunnen metamorfoseeren tot ze als lilliputters worden. En hoe het ongeloof, welks kranten zij gevuld hebben met de gruwelverhalen van hun banbliksems, lachen zal om deze degradatie van „de kerk" (met de kleiae „k") in naam van „de Kerk" (met de groote „K"). Alsof het een eere-diploma geldt, wordt ons voorts ver^kerd: „wij kennen dan ook vooraanstaande predikanten, die geen woord meer over de oude kwestie wenschen te hooren". De heeren schijnen dus niet meer den Heere te danken ypor het in Zijn Naam verrichte werk van bediening der sleutelmacht tegen candidaten, predikanten, professoren, ouderlingen en wat dies meer zij. Wiesch ook Pilatus niet zijn handen in onschuld? Dit fraaie stuk eindigt dan met de vraag: „indien u bij de strijdende kerk van Christus behoort, waarom zoudt u afzijdig büjven? " Een vraag, die vrij op onze beurt stellen aan die professoren en dominees van daarnet, die beu zijn van hun eigen op de spits drijven van theologische formuletjes, tot een aantal van x°. Als zóó de herders voorgaan, aan welke verdringings-complexen gaan dan de schapen laboreeren?
Maar ten slotte is het ons om datzgn. „nieuwe levensgevoel" niet te doen. Wij leggen den vinger bij de venijnige insinuatie, dat de voorbereiding van de scheuring reeds meer dan tien jaar lang gaande was. Natuurlijk denken de heeren daarbij niet aan zich zelf. Blijkbaar hebben zij ons op het oog.
En nu gaapt in eens de afgrond. Wij zijn eigenlijk büj, dat de leuterpraatjes uit de kringetjes, die al jaren lang onbegrijpbare „berichten" over ons verspreiden, nu eindeüjk een enfant terrible •«onden, dat najef genoeg was om zijn quasi-filosofum over het „nieuwe levensgevoel" af te wisselen met het zwart op wit zetten van dit kransgeruchtje no 1. Blij zijn we hierom, omdat nu iedereen smaken en proeven kan, uit welken hoek de wind de laatste jaren woei, en onder welken 2dekehjken gezichtshoek heel de rijstebrijberg van kwaadsprekende synodale rapporten is opgebouwd.
Wij, die het weten kunnen, verklaren hier rustig, dat Hij, die de tarten kent, weet, hoe slecht deze in den grond der zaai^gemeene bewering is. Wij hebben ons in de laatste „meer dan tien jaren" er niet toe laten verleiden, onze bezwaren te smoren tegen verkeerde praktijken en onjuiste theorieën, ook al kwamen ^j uit den kring van de Vrije Universiteit. En wij weten veel te goed, hoe fragiel de noodwoninkjes waren, die men van deze zijde gebouwd heeft, hetzij op den Areopagus, hetzij op het Forum Apologeticum. Wij hebben er geen spijt van, dat wij openhjk gezegd hebben, dat de erfenis van Kuyper naast goede ook kwade ingrediënten bevatte en weten maar al te goed, dat de goede bij ónze medestanders veUiger waren, dan bij deze lieden van het „modern^ levensgevoel", och arme. Wij weten ook bijzonder goed, dat ze ons dadelijk weer zouden trachten impotent te maken, als wij, zonder dat zij zich bekeerden van hun meer dan droeve wandaden, met hen weer ia zee gingen. Maar ons eenvoudige volk mag uit dit ééne edikzianetje nu eens zien, hoe men ginds ons zag: wij raakten aan de hoogheid van sommige heeren, en die hebben toen in hun door de kerk hun gegeven qualiteit van kerkelijke prae-adviseurs gezegd tot de kerk: verklaar gij nu, dat deze menschen raken aan de heiligheid van de kerk.
Of wij nu kwaad zijn? Geraakt? Och neen. Het is TE zot. Wij hebben slechts onze menschen willen doen zien, dat honderd Reformatie-arükelen niet zóó scherp zijn als dit ééne zinnetje, waarin zich, gansch naief, de clubgeest van een heden met den honigpot en morgen met het edikvat opereerende „upper-ten" bloot geeft. Schilder begeerde maar tien jaar lang te scheuren. En toch maar aan het avondmaal? Foei, foei! Laat deze kwaadsprekers varen. De aap der bitterheid kwam uit den mouW der zoetigheid-bereiders, en edik uit het honigvat.
Kijk niet naar dezen „Horizon": hij is droevig-
rood. . ^
K. S.
URETERP
Wij meldden reeds van nieuwe vrijmakingen na de jongste revisie-weigerende synode. Thans bereikt ons het bericht, dat in Ure terp de kerkeraad (met ds Meedendorp) zich heeft vrijgemaakt. Slechts een minderheid ia den kerkeraad scheidde zich daarna af, daarin gevolgd door een kleia gedeelte van de gemeeate. Ds Meedeadorp was één van de predikanten in Friesland, die bezwaar hebben inge; bracht tegen de bekende synodale besluiten. Wij verblijden ons over deze daad van gehoorzaamheid.
15 April ’46.
K.S.
NIEUWE REACTIES OP DE WEIGERING DER SYNODE.
Naar ons bericht wordt heeft in Brouwershaven de kerkeraad bij besluit van de meerderheid besloten zich vrij te maken van de bekende zondige besluiten en handelingen der synodes. Bij deze meerderheid is ook ds Meester.
Ook te Mildam (Friesland) kwam na een voorlichiingsvergadering, waarin ds J. Waagmeester van Murmerwoude voorging, een vrijmaking. Voetstoots gaven zich reeds twintig belijdende leden op. Onder hen één ouderling en één diaken. Ds Waagmeester heeft 14 April reeds den dienst' des Woords geleid. Het adres der kerk is voorloopig: M. Libbenga, Bakkerij, Mildam 3, Post Oudeschoot.
Ook te Katwijk aan den Rijn had een nieuwe vrijmaking plaats. Reeds eerder waren er alhier vrijgemaakten, die echter elders inwoonden. Thans echter kan men plaatselijk zich in één kerk organiseeren. Adres van den scriba J. de Mooij, Molentuinweg 6, Katwijk aan den Eijn.
Eveneens uit Voorthuizen, en Gees kwamen
soortgelijke berichten.
K. S.
REACTIE OP DE VAN .REVISIE. WEIGERING
Te Lutten was reeds een vrijgemaakte kerk, ook daar is thans de synodale aelfhandhaving beantwoord door een nieuwe vrijmaking van aanvankelijk ongeveer 20 leden.
K. S.
MEN WIL GEEN EENHEID
Volgens „De Vrije Kerk" schreef dr H. N. Ridderbos:
„Immers, onze synode heeft juist uitgesproken, dat zij niet van zins is op deze tuchtmaatregelen terug tekome n".
Tot zoover dit enfant terrible der synode. Het is goed, het te onthouden. We weten nu, waf we hebben aan een niets-zeggend bijzinnetje, waarmee men nog weer probeerde, de naïevelingen af te houden van de daad der gehoorzaamheid, d.i. der kerkvergadering.
Wie met Christus niet van plan is te vergaderen, die blijft van plan te verstrooien. Anders' dan dit hebben de drijvers dezer vergadering ook niet
gedaan, de laatste jaren.
K. S.
AVONDMAALSWIJN.
De Sectie Avondsmaalwijn van de Ondervakgroep Groothandel in Wijn deelt mede dat eenige partijen zoete roode Avondmaalswijn aangekocht zijn, waarvan een gedeelte reeds is aangekomen en thans onder den wijnhandel hier te lande wordt verdeeld. j
Hierdoor is dus aan den op dit gebied bestaanden noodtoestand een einde gekomen, zoodat de Kerken weer in de gelegenheid zijn een zuiveren, uit druiven bereiden, zoeten rooden wijn, zooals die voor het H. Avondmaal vereischt wordt, te betrekken.
De Kerken behooren zich nu tot hun gewonen leverancier te wenden en daarbij een schriftelijke verklaring over te leggen dat de bestelde wijn uitsluitend gebruikt zal worden voor het H. Avondmaal. De thans aangevoerde hoeveelheden zijn voldoende om de Kerken voor de eerstkom.ende Avondmaalsviering te voorzien.
Tot zoover een bericht, dat ons ter opname aangeboden werd.
K. S.
DE ACTA VERSCHENEN.
Het zal voor velen een vreugde zijn te vernemen, dat de Acta van de eerste synode, de voorloopige, die na de vrijmaking gehouden werd, bij den 'uitgever J. Boersma te Enschede verschenen zijn. Het boek is keurig verzorgd, en de uitvoering Ujkt in elk opzicht op die, welke wij vroeger gewoon waren te ontvangen.
Het was maar een voorloopige synode, en dus moest het agendum zich beperken. Van de discussies is terecht geen overzicht gegeven, en dus beslaat het boekwerk niet al te veel bladzijden.
Wij vertrouwen, dat ieder die kan, zal trachten een exemplaar te bemachtigen. Niets is zóó ondermijnend voor het kerkelijk leven, als een synqde, die in het luchtledige zweeft, en niet zich omringd weet door „de wolk van getuigen". In beginsel zou hiermede weer de afdaling naar het dieptepunt der schande, waarin de laatste sjTiodes haar wandaden hebben bedreven, wederom begonnen zijn. Wij mogen dus niet alleen de ambsdragers in engeren zin, doch ook alle andere kerkleden verzoeken, het boekwerk aan te schaffen zoo mogehjk.
Als deze regels onder de oogen van onze lezers komen, zal de tweede synode na de vrijmaking, de eerste gewone dus, haar arbeid begonnen zijn. Moge de hierboven bedoelde „wolk van getuigen" haar 'omringen met liefde en gebed.
K. S.
HET ONZUIVERE VREDE-PIJPEN.
Ds W. Schouten, synodocratisch, schrijft, na een poging tot verdediging van zijn synode veel brieven te ontvangen. Sommige daarvan — we volgen zijn eigen overigens onjuiste formuleering —
„handelen over de schorsingen der ambtsdragers en veelal wordt gevraagd of, nu de omstreden punten in een nieuwe verklaring hun oplossing hebben gevonden, het niet voor de hand ligt ook de schorsingen op te heffen."
Tot zoover de briefschrijvers. Hoe ds Schouten zich van hen ontdoet? Aldus:
„Ie. Deze schorsingen zijn niet geschied op grond van de afwijking van de leerj van een leerstuk, dat nu herroepen is. Neen, ze zijn gedaan op grond van het feit, dat men zich niet conformeeren wilde aan een leeruitspraak van de Kerk, zonder dat men uit Gods Woord aanwees, idat deze leeruitspraak in strijd was met Schrift en Belijdenis. Hoogstens beweerde.men, dat de Schrift ook een andere opvatting toeliet.
Wanneer nu de Kerk ruimte laat aan de mogelijkheid, dat ambtsdragers de eigen Kerkleer bestrijden, is de deur open voor de zoo verfoeide leervrijheid. '
2e. Logisch is het, dat die geschorste ambtsdragers, nu in een nieuwe verklaring aan hun bezwaar is tegemoet gekomen, berichten, dat zij , zich nu wel conformeeren kunnen. Dit is toch de. normale gang van zaken.
3e. Moet men de besluiten van de Synode van .1946 zien in het licht van het eerst genomen besluit om deputaten te benoemen met opdracht met de Vrijgemaakte Kerken contact te zoeken."
Tot zoover de model-synodocratische redeneertrant. We noemen dit redeneeren vrede-pijpen. Met onzuiveren toon.
1. Hier wordt in feite kalmweg beleden, dat men altijd ALLES bezweren moet wat een synode zegt. Immers: de schorsingen zijn geschied, omdat men NEEN antwoordde op den e i s c h van aflegging der GEEISCHTE verklaring (ja of neen binnen zooveel dagen!) dat men JA zou zeggen op de -rraag, of men BELOOFDE NIETS te leeren wat niet TEN VOLLE in overeenstemming was met de bekende formule. Nu zegt ds Schouten: die verklaring had met de LEER niets uit te staan (maar er staat duidelijk, dat het LEERUITSPRAKEN waren). Hij zegt ook, dat men niet aanwees dat de uitspraken streden met de Schrift (maar let maar eens op o.a. prof. Greijdanus; bovendien gunde men mij of anderen geen kans om het te bewijzen). Het woordje „hoogstens" is natuurüjk ook in strijd met de feiten. Als ds Schouten zegt: men mocht geen BESTRIJDING toelaten, gaat hij weer de waarheid voorbij; want de EISCH was: instemmen ! De redeneering van; , jds S. komt hierop neer: als de synode 't verlangt, moet ge a 11 ij d u conformeeren aan wat zij zegt. Dit evenwel is een 0 p e n 1 ij k b e s t r ij d e n, niet alleen van art. 31 K. O., maar ook van art. 7 der Beüjdenis. Ds Schouten moet dus geschorst en eventueel afgezet worden. Maar het zal niet gebeuren, want er is ginds geen betrouwbaar lichaam, dat daartoe in staat is. Zijn synode zelf handelt in strijd met art. 7 N. B. en 31 K. O. En de kerken zijn synodocratisch gebonden. De vicieuze cirkel dus.
2. Leervrijheid krijgt men, zegt hij, als men wél de geëischte conformeering weigert. Dat is natuurlijk onjuist. Want de bezwaarden beroepen zich juist op Schrift en belijdenis, waaraan zij zich bleven binden.
3. Maar zij strijden tegen bindings-wil- 1 e k e u r. Een kerk die INSTEMMING EISCHT met uitspraken, waarvan niet bewezen is, dat ze met de Schrift overeenstemmen, bindt aan een ander woord dan aan Gods Woord. Hetgeen de hoofdzaak is wordt door ds Schouten voorbijgegaan.
4. Met „leervrijheid" heeft de zaak niets uit te staan. Leervrijheid beteekent toelaten te leeren, wat strijdt met de belijdenis, zonder dat men tegen die belijdenis aan de Schrift ontleende bezwaren behoeft in te brengen. Leervrijheid beteekent afschaffing van art. 31 K. O., lid a èn lid b. Maar nu één van beide: de formule, waaraan men ONS binden wilde, is inderdaad de leer der kerk, maar dan verkondigt ds Schouten de schande van zijn kerk, als ze ons dan niet als ketters uitwierp. Of, — de formule was geen leer der kerk, maar dan is de eisch, ons gesteld, en de binding, en de buiten-het-verband-plaatsing etc. een directe schanddaad. Wat ze ook metterdaad was,
5. Ds Schouten zegt: logisch is, dat de bezwaarden nu verklaren: ik kan me conformeeren aan de nieuwe formule. Maar dat is heelemaal niet logisch. We zijn immers afgezet, zegt hij zelf, om scheurm a k i n g ? Dan is alleen dit logisch, dat we van die scheurmaking schuldbelijdenis doen. Dat doen we niet, want we hielden ons aan de goede orde. Wij noemen hèm. en de zijnen scheurmakers, bindende', waar God niet bond. Als een jongen thuis tegen zijn vader en moeder met het mes gaat zwaaien, omdat moeder gezegd heeft: het is Maandag, en de moeder zegt later: ik had wel gelijk, maar ik wil de uitdrukking wel vervangen door de formule: het was de tweede dag van de week, moet dan het ouderpaar logisch noemen, dat de messensteker zich conformeert aan de vervangingsformule? Of moet hij schuld belijden vanwege dat messentrekken? Kom, kom, ds Schouten probeer toch eens den profetischen toon terug te vinden, ondanks uw synode.
6. Dat beeld van dien stouten, weggezonden zoon, is natuurlijk synodalistisch ontworpen. O p óns standpu n"t ziet het er zoo uit: moeder zegt op Dinsdag: het is Maandag, en verplicht haar zoon, dat ook te verkondigen. Hij zegt aUeen maar: hetgeen gij eischt, kan.ik niet verklaren. Dan roepen vader en moeder: hij trekt het mes, eruit! Twee jaar later zegt het ouderpaar: we zeggen het nu zóó: het was de tweede dag der week, conformeer u daaraan maar, dat is logisch. De zoon, die daarop ingaat, b e 1 e d igt vader en moeder erger dan zij zelf het deden.
7. Het „mooiste" is, dat men volgens ds Schouten de besluiten aangaande de leer moet zien in het licht van een conversatiepoging. Ik dacht, dat ze gezien moesten worden üi 't licht van de Schrift, en dezen keer zeer zeker óók in dat van de K. O., en van de factische „bediening" van de „»leutelmacht"(!) tegen ons. Dan zeggen we nóg „n e e n" ertegen. En de besluiten van onze uitwerping, moeten we die soms óók- al zien in het licht van de samensprekingspoging' Ook die zien we in het licht van Schrift en K. O. En dan zeggen we tegen die be
sluiten: fij!
K. S.
EEN CHRISTELIJK OORDEEL. GEREFORMEERD
De Wekker schrijft:
. „Men heeft mij gevraagd, of „De Wekker" niets te zeggen heeft over de laatste besluiten van de Generale Sjnods der Gereformee'rde Kerken, waar een nieuwe formuleering werd ontworpen. Ik wil hierop dit antwoorden. Een jongen krijgt van zijn vader les in het rekenen. „Let op, jongen", zegt de vader: „2 X i = 8." „Goed gezien, jongen, dat is de tafel van vier." „Nu de tafel van twee." „4X2 = 8." „Vader", zegt de knaap, „dat is precies hetzelfde." „Zie je dan niet, dat de eerste som begint met twee, en de laatste som begint met 4." „Ja vader — Ja — vader, maar de uitkomst is toch —." „Wat uitkomst —." „Het is toch een andere formuleering, en zet die nu maar goed in je hoofd en dan —." „J. — A — A — A. T — A — A — A DE E"."
Tot zoover De Wekker. We ajn het er mee eens. . j De „synode" zelf ook blijkens haar aaiihef.
K S
IS ER GEEN REDEN? (II.)
In het vorige artikel trachtte ik aan te toonen de zonde der revisiesynode: ze veranderde de wet, op het moment dat ze te onderzoeken kreeg en te beoordeelen de vraag, of de vonnissen, die op grond van de oude wet in haar bepaalde concrete formuleering geveld waren, beantwoordden aan het recht der kerk.
Ze schiep een nieuwe situatie, en maakte zich zoo af van haar taak om het rechtmatige der oude situatie te beoordeelen. Men vraagt zich met verbijstering af, wat er toch rechtelijk wel mogelijk is in die kerken. Wat is dat voor een revisierechter, die in hooger beroep de wet vervangt en zich van alle oude processtukken af maakt?
Daar moet ik nog iets aan toevoegen, in verband met wat het rapport-De Graaf opmerkt over Toelichting en Praesidvies. Temeer, nu ik sinds het vorige artikel inzage kreeg van de „Amsterdamsche Kerkbode" van 24 Mrt, met een artikel van Ds de Graaf over „Een nieuwe situatie", alsmede van de „Classicale Kerkbode" van Utrecht, d.d. 23-3, met artikelen van het sjoiodelid Ds W. Schouten en het adviseerend lid Ds J. W. de Jager.
Ds de Graaf schrijft: „Bovendien waren aan de vroegere uitspraken op de een of andere wijze de toelichting en het praeadvies verbonden. En juist de inhoud daarvan heeft velerlei tegenspraak uitgelokt. Van al deze moeiUjkheden zijn we met één slag af, nu er een nieuwe formuleering gegeven is". Ds Schouten: „Daarom besloot de Synode de verklaring van 1905, die tot zooveel misverstand en verwarring aanleiding gegeven had in te trekken en door een geheel nieuwe te vervangen. Hiermede verviel vanzelf de veel omstreden binding en verloor eveneens het Praeadvies alle waarde". Ds de Jager: „De betwiste formules hebben sinds 6 Maart 1946 afgedaan. Zij zijn met even zoovele woorden openlijk vervallen verklaard. Zij hebben geen geldigheid meer als bindende kerkelijke formules, waarop door voor- of tegenstanders een beroep gedaan mag worden ter verdediging of bestrijding onzer Geref. )3eschouwing ter zake. Niet minder geldt dat van Toelichting en Praeadvies, die Ds van den Bom nog altijd handhaaft om zijn opinie te staven. ZSj
behooren voortaan in het archief als historische documenten. Niemand heeft vocwtaan het recht de Geref. Kerken te bestrijden met hexwaeea tegen de formule, dat het zaad des veit> onds etc. (de uitspraak is bekend, B. H.). Want voor deze uitspraak is thans de nieuwe formule in de plaats g e- komen. Wie het anders zsegt, liegt en schaart zich in het gezelschap van den vader der leugenen".
Ds de Graaf was het zich dus bewust, dat aan de vroegere uitspraken toelichting en praeadvies . verbonden waren; dat die stukken dus aok verbonden waren met de gevoerde processen! Doch daarom versta ik zijn jubel niet: van alle moeilijkheden in één slag af! Als revisierechter was het zijn taak van Godsvï'ege, nauwkeurig na te gaan, in hoever T. en P. verbonden waren sian de uitspraken- '42, alsmede welke rol in verband daarmee deze stukken hadden gehad in de bekende tuchtmaatregelen. Nu juicht evenwel deze rechter, recht doende in hooger beroep: ik was in. één slag van alle moeilijkheden af; ik behoefde op de argumenten ter revisie niet eens in te gaan; want met de leeruitspraken had ik T. eti P. laten vallen. Ik geloof echter, dat de engelen geweend hebben op dien 6en Maart: het college van rechters had de wet veranderd, en ds processtukken onder de tafel g e w e r k t, en heeft het daarna nog a a n- gedurfdin den naam van Christus alle vonnissen te bekrachtigen.
O, die 'verschrikkelijke moreele afstomping! Het verval is nog veel dieper, dan één vrijgemaakte durfde vermoeden. Er waren verschrikkelijke dingen gebeurd. Maar dat het mogehjk zou zyn dat in hooger beroep de wet zou worden veranderd, de processtukken weggewerkt, en daarna nóg de vonnissen bekrachtigd, dit is meer dan iemand verwerken kan. En de rechter beroemt zich daarop nog in het publiek. En de mederedtiter Schouten desgelijks: het Praeadvies had daarmee alle waarde verloren, zegt hij. Hij heeft er dus niet eens naar gekeken, toen hij in hooger beroep de schorsing en afzetting van Prof. Schilder beoordeelen moest. En Ds de Jager vindt, dat Toelichting en Praeadvies in het archief hooren als histc«iscfae documenten. Wie het anders zegt, bevindt zich in het gezelschap van den vader der leugen«i. Toch waag ik het andere dingen te zeggen. Die stukken hadden t«j de revisie op tafel moetMi lig'gen; het waren geen historische stukken, maar p r o. c e S- stukken. Maar recht doende in den naam van Christus hadden de reefeers het dossier al vast in het archief geborgen; de kerkhistoricus mag ze nog eens in-handen nemen, de rechter zou het niet meer doen.
' Doch al deze dingen zijn naakt en geopend voor de oogen van Hem met wien wij te doen hebben. Ea Hij oordeelt een rechtvaardig oordeel.
En voor zijn Aangezicht wiUen we vasthouden. dat Prof. Schilder gevonnist is, toen. hq het gewaagd had, de leeruitspraken van '42 te bestrijden, zooals die in het Praeadvies waren toegelicht en verdedigd. Daar is één stuk, dat in dezen, belangrijker is dan vele andere: de brief van de synode, d.d. 25 F e b r. '44. Wat nam die synode het Schilder niet kwalijk, dat hij deze critiek had geoefend op het Praeadvies; het was voor haar een heel belangrijk stuk; daarom ook had ze het aan de kerkeh toegestuurd, en in verschillaude missives en in besluiten de kerken doen weten, dat ze stond achter de argumentatie van het Praeadvies. Ze heeft ons gezegd, wat de hoofdzaak van het Praeadvies was, en dat dit stuk daarin trouw bleef aan 1905. EJn wat Schilder deed, in zijn bestrijding van de uitspraken-in-de-belichting-van-het-praeadvies, dat was niets anders dan verwarring aanrichten in datgene, waarin „volgens het eenparig oordeel der Synodes van 1905 en 1942 onder ons zekerheid behoorde te bestaan". En dit deed de maat overloopen: er waren enkele andere kwesties geweest; maar toen hijl942-annex Praeadvies bestreed, toen begon de procedure; hierin openbaarde hij snch als scheurmaker.
Ds de Graaf is in één slag van de moeilijkheden af, en Ds Schouten en Ds de Jager. Uitspraken-1942 en processtukken (Praeadvies) in het archief. Wie het anders zegt, is in gezelschap van den vader der ieugenen. Maar daarom zullen ze uit hun woorden geoordeeld worden: ze hadden de wet vervangep, en de stukken opgeborgen in het archief, toen ze vonnissen moesten herzie ni Daarvan zegt de Heere: ze weten niet te doen, wat recht is. En voordat Ds de Jager mijn collega Ds v. d. Bom een plaats wijst in het g^lschap van den duivel, moet • hij zich maar eens bezinnen op de vraag, in wiens gezelschap de gansche sjmode, leden, advis.- en praeadviseerende leden, zich bevond, toen ze recht deed in den naam van J^ais Christus, in hooger beroep. Toen ze het wetboek „vervingen" en de stukken in de archiefkast gingen wegbergen, wierspen ze Jezus Christus uit hun vergaderzaal, al zeiden ze recht te doen in zijn Naam.
Nog één ding moet ik noemen, Dat is ds kwestie van den „zakelijken inhoud" van 1942 w., die 1946 beweert onverzwakt gehandhaafd te hebben. De situatie-is wel duidelijk: men zat met de critiek op Praeadvies en Toelichting en 16 punten in zijn maag. Als men daarop was ingegaan, zou deze heele synode uit elkaar gebarsten zijn al in haar eerste zitting. Men heeft er wat op gevonden. Een andere formuleering der uitspraken, en dan toch handhaving- van den zakelijken inhoud.
Wat is die zakelijke inhoud ? Ds de Graaf schrijft: „Voorts zou kunnen verwezen worden naar de nieuwe verklaring en gezegd kunnen worden, dat in die nieuwe verklaring de Synode de zakelijke inhoud der vroegere uitspraken gehandhaafd ziet".
Ja, ja, maar dat is toch wel al te fraai. Wat beteekenen de uitspraken-1942? Zie de formule-1946; zegt Ds de Graaf. Maar ik zeg: zie Toelichting en Praeadvies. • i
Want (zie boven): men heeft de vonnissen gehandhaafd, die geveld waren op grond van de uitspraken-'42, annex Praeadvies en Toelichting. Toen men die vonnissen handhaafde, handhaafde men de leeruitspraken in hun oude formuleering als grond voor het vonnis, handhaafde men ook het Praeadvies, dat blijkens den brief van 25 Febr. '44, in de procedure zulk een belangrijk document was.
Ds de Graaf c.s. moeten niet te vroeg juichen: zoolang ze de vonnissen handhaven, handhaven ze de uitspraken '42 ca. volledig, ook al willen ze het niet. De rechters hadden alles wel in het archief geborgen, af deeling: historische documenten, maar ze bleven zeggen: de vonnissen „zijn: terecht uitgesproken", aldus Ds de Graaf. Dat beteekent: Prof. Schilder, Prof. Greijdanus enz. enz. bhjven gebonden aan de leeruitspraken-'42 in de toenmalige formuleering en belichtihg, en ze hebben geen deel in het rijk van Christus, zoolang ze zich van hun verzet daartegen niet bekeeren. ZOOLANG : DIE VONNISSEN GEHANDHAAFD BLIJVEN, handhaaft men de leeruitspraken-'42 niet slechts naar hun „zakelijken inhoud" doch NAAR HUN LETTERLIJKEN TEKST EN IN HUN ONLOS- MAKELIJKEN SAMENHANG MET TOELICH TING EN PRAEADVIES.
Men moet niet zeggen: maar de synode zei, dat als iemand de nieuwe formule accepteert, dan kan de tucht worden opgeheven. Waarom kan dat ? Want opheffing van de tucht kan slechts plaats hebben op twee manieren:
a. wanneer de zondag zich bekeert ein. betering des levens belooft en bewijst.-; .: > ; j .r..». - .,
b. wanneer het vonnis in ÊoÓger'lb'eroep wordt herzien, en dus het oude vonnis als in strijd met de wet wordt geannuleerd.
Daar kan — zie het bederf, dat steeds verder doorvreet, ook in de tucht — daar kan in het Koninkrijk der hemelen nu eenmaal niemand die met de sleutelen door de deur naar buiten is geworpen, langs een achterdeurtje weer binnengesmokkeld worden, zonder dat de schuld is erkend door den uitgebannene óf door den rechter. Deze synode leert de kerken wel dat binnensmokkelen, maar daar kan geen „wederopneming" plaats hebben op grond van instemming met een nieuwe formuleering; de gemeente moet weten, of de gebannene zich heeft bekeerd, en ze moet ook weten, of de rechter misschien in zijn vonnis Jichtvaardig was.
En. omdat ik de handigheid van dit aangebrachte achterdeurtje afwijs, .daarom blijf ik zeggen: handhaving van het vonnis beteekent handhaving van den letterlijken tekst + Toelichting + Praeadvies.
Trouwens, niet alleen uit juridisch oogpunt moet men zeggen, dat Toelichting en Praeadvies ons den zakelijken. inhoud leeren! Ook uit historisch oogpunt. Ds de Graaf maakt er zich wel heel gemakkelijk af, (evenals de beide andere bovengenoemde leden der synode), als hij zegt: de synode „ziet" in de nieuwe verklaring den zakelijken inhoud der vroegere uitspraken gehandhaafd. Dat is echter onjuist. Wat een nieuwe; synode „ziet" als zakelijken inhoud, kan wel heei onjuist zijn. Den zakelijken, inhoud leert men nu.eenmaal alleen uit historische documenten.;
Wat is dé „zakelijke inhoud" van '42 ? Niet wat '4 6 zegt in haar nieuwe formule, maar wat '4 2 zelf daaromtrent verklaarde in de Toelichting, gevolgd door Praeadvies. ' i
Ik begrijp het wel: Ds de Graaf is het met vele anderen met die documenten niet eens; en daarom juicht hij: nu ben ik „in één slag van mijn moeilijk-, heden af". Maar hij juicht te vroeg. Nu op zijnj voorstel uitgesproken werd, dat de „zakelijke inhoud" van '42 onverzwakt diende te worden gehandhaafd, nu blijven Toelichtingenj Praeadvies hun waarde behouden; ze hebben niet „alle waarde verloren". Ds Schouten, en ze hebben evenmin alleen maar „h i s t o- r'' i s c h e waarde", Ds de Jager, maar ze houden Kerkelijkewaarde.
Trouwens, het gesrfiarrel begint al direct weer, nu men zeggen gaat, welke de zakeUjke inhoud is. Prof. Ridderbos Sr. redeneert in „Geref.-Weekblad" al weer volkomen in de lijn van het Praeadvies, en hij heeft gelijk. Als zakelijk toch alles gehandhaafd wordt dan moet men het ook maar op dezelfde wijze beredeneeren.
Maar nu komt- ook direct de voosheid aan het Ucht van de nieuwe formule. Want terwijl Prof. R. in de lijn van het Praeadvies zijn toelichting schrijft op de nieuwe formule, daar spreekt Ds de Graaf op een bepaald punt al vierkant tegen het Praeadvies in. B.v. als hij omschrijven gaat het karakter der verbondsbelofte. Hij zegt, dat in de nieuwe verklaring deze gedachte ligt, dat we de belofte moeten zien „als een door den Heiligen Geest krachtdadig en werkzaam Woord Gods" en dat daaruit volgt een bepaalde beschouwing van het zaad des verbonds: als een zaad, dat „deelt in de wederbarende genade des Heiligen Geestes".
Ik heb heel wat vragen uit dogmatisch oogpunt. Loochent één der vrijgemaakten, dat het Woord Gods levend en krachtig is?
Verder, Ds de Graaf' wilde een „eenvoudige uitspraak des geloofs" géx^n. Maar hij verraadt hier, dat hij ter synode aan het theologiseeren was. Hij trok al redeneerende zijn conclusies uit het karakter der verbondsbelofte ten aanzien van het zaad des verbonds. Laat hij dan ook niet langer zeggen, dat hij een „eenvoudige uitspraak des geloofs" geeft, als die al vol is van theologische conclusies. Het eenvoudig geloof spreekt de Schriften eerbiedig na, en trekt geen „conclusies" uit het „karakter" der belofte, om zoo te komen tot een „beschouwing" van het zaad des verbonds. Trouwens, dat spreken van „voorwaardelijke belofte" bewijst in één keer genoeg: we zitten daarmee weer midden in de problematiek van het Praeadvies. Doch zeg dat dan liever obk hardop, of krijgen we geloofsuitspraken met theologische noten?
Voorts: het Woord Gods is krachtig en werkzaam. Volgt daaruit, dat we het zaad des verbonds te beschouwen hebben als deelend in de wederbarende genade des Geestes? Ik begrijp het misschien niet goed; maar ik meende, dat we het onder ons erover eens waren, ik bedoel in de afwijzing van Earth's idee: de sprekende God = de geloovende mensch. Maar ik meen, dat we op de manier van Ds de Graaf mooi in die richting koersen: de belovende God = het wedergeboren (of te wederbaren) zaad.
Doch daarover wil ik, het niet hebben. Ds de Graaf zegt: belofte, isi e^n Jevend en werkzaam 'Woord Gods. Dat is dus cte zakeUjke inhoud van , 1942. Het Praeadvies evenwel zei (bij de bespreking van antw. 74 H. Catechismus), dat de belofte , was „de verzekering van een genade, die bij den doop als aanweeig wordt verondersteld".
Ik vraag nu slechts: als men het Praeadvies losslaat, bij de bepaling van den zakelijken inhoud, dan is het hek van den dam. Men kan dan alle kanten uit. Ia belofte de verzekering van een aanwezige genade, of een levend en werkzaam Woord? En op dat beloftebegrip bouwen ze dan hun conclusies ten aanzien van het zaad. Daarin spreken ze elkaar dan ook gruwelijk tégen.
Uit het karakter der belofte volgt de beschouwing van de kinderen des verbonds, zegt Da de Graaf. En die daaruit volgende! beschouwing is dan ook in de formule opgenomen.
Maar nu concludeer ik: ij z e r e n 1 e e m, d ie h e e Le formule. Prof. E, en Ds de Graaf hebben een verschillend beloftebegrip, hebben dus ook een verschillende beschouwing van het zaad.
Ze zijn het dus in de nieuwe heelemaal oneens. formule
Maar dan moesten ze ook maar niet langer de menschen wijs maken dat ze beiden den zakelijken inhoud van 1942 handhaven. Nog wel: b e 1 ij d e n!! Gemeenschappelijk belijden, terwijl ja staat tegenover neen!
IJzer en leem, die formule. Maar daarom stort dan ook de kerk ineen, die men op deze basis vergaderen wil. We zijn van al die moeilijkheden af, zegt Ds de Graaf. Ik zou antwoorden: u is slechts van de moeilijkheden af, zoolang ieder der synodeleden zwijgt over den zakelijken inhoud der formule. Zoodra ze erover gaan schrijven zitten ze er weer midden in.
En Ds de Graaf heeft daarom geen andere keus: zwijgen in alle toonaarden over de nieuwe formule. Zoodra de leden der synode erover schrijven gaan, is de tweespalt groot, en de moeiUjkheden legio.
Dogmatisch verval, zod'n formule. Over het m o r e e le verval zal ik nu verder maar
niet spreken.
B. HOLWERDA.
DE IITRECHTSCHE SYNODE EN HET GEREFORMEERD KERKRECHT. {IV.)
Hadden de Synoden van Amsterdam en Sneek- Utrecht het recht, de leergeschillen met gesloten deur«n te behandelen?
Conclusie drie antwoordt: j^a. Aan dit „ja" gaat echter een redeneering vooraf, die tot inhoud heeft: behoudens volstrekte onmogelijkheid om de deuren open te houden: neen. En dat het nu de Synode is, de Synode zelf, staat er uitdrukkelijk, die beoordeelt: deuren open of deuren, toe.
Deze laatste opmerking is niet gelukkig, ze had beter weggelaten kunnen worden. Ze wekt den indruk, dat hier niet de bezwaren-toetser, maar de Synoden-apologeet aan 't woord is. Natuurlijk moet, algemeen gesproken (en de laatste opmerking is in de conclusie algemeen bedoeld) een kerkelijke vergadering zelf weten, of er noodzaök is, in comité te gaan. Dat heeft voorheen nooit moeite van beteekenis gegeven. Sinds 1936 is dat anders geworden. Besloten zittingen; van het gesprokene werden geen Acta opgemaakt; Rapporten, waarvan de Kerken niet weten mochten; alle Rapporten, Nota's, Memorie's en andere stukken, betrekking hebbende op de meeningaverschillen, komen later niet in de Acta, maar worden in 't geheim archief gedeponeerd; de Synodeleden zelfs mogen ze alleen behouden op voorwaarde van volstrekte geheimhouding (art. 725 Acta Utrecht 1942). Wat is dit?
Eeii of ander herrezen veemgericht? Een vergadering van directeuren eener naamlopze vennootschap • over fabrieksgeheimen ?
Een samenkomst van ingewijden over de vervaardiging van de atoombom ?
Ia dit een Synode van Gereformeerde Kerken, die spreekt over der Kerken belijdenis, gemeengoed van alle leden der Kerken, het accoord van kerkelijk» gemeenschap, de banier, opgeheven tegenover de wereld, het goede pand, allen ter bewaring toevertrouwd ? Moet dat zoo?
Ja, ja, zegt conclusie drie, wacht even: zaken, die de leer aangaan, dienen, indien eenigszins mogelijk, in 't openbaar behandeld te worden. Maar hier m o e s t e n' de deuren dicht, 't Was onmogelijk ze open te houden. Daar waren twee redenen voor: a) 't kon eens blijken in de besprekingen, dat er ketterij in 't spel was, en b) publieke behandeling zou onoverkomelijke bezwaren met zich meegebracht hebben: 't was bezettingstijd!
Dus: deuren toe, .om mogelijke ketters te sparen: het stond niet vast, of ér metterdaad- afwijkingen van de belijdenis aanwezig waren, en dat derhalve het noemen van- namen 'van personen en het bespreken van hun opvattingen in het publiek niet raadzaam moest worden geacht.
Wat schamele verdediging van een onhoudbare stelling! Een Synode, die naar de Kerkenordening uitspraak doet over de zuiverheid van iemands leer, bijwijze van appèl, na gedocumenteerde aanklacht, bij haar aanhangig gemaakt?
Neen, een Synode, die op eigen houtje ter ketterjacht gaat. Er is geen kerkelijke aanklacht. Er is geen appèl. Er is geen enkele opdracht van de zijde der Kerkeai.
Dus: de behandeling is volkomen onwettig. Maar bovendien: deuren toe, om eventueele ketters te sparen!
Dat maakt de zaak nog erger. Immers: óf er zijn geen ketters. Dan behoeven de deuren niet dicht. Of er zijn wel ketters. En dan moeten de deuren open, opdat het kerkvolk getuige zij van hun ontmaskering.
Onmogelijk, zegt 1946, om op de voorafgaande Synoden de kerkzaken aangaande de leer publiek te behandelen: ketters opsporen en ontmaskeren ia een zaak, waar de leden der Kerk buiten moeten blijven.
Dat was het eerste argument. Nu het tweede: men kan niet publiek vergaderen, 't was beze.ttingst^jd.
Is dat waar? Waarom kon het dan later wel publiek? Ook in bezettingstijd? Maar - wij willen de» Synode van 1^6 aan haar woord houden.
Het kon niet publiek.
En, zegt dezelfde Synode, indien eenigszinsmogelijk, moet het publiek. •
Die mogelijkheid was er. Men had gehoor kunnen geven aan de begeerte van honderdduizenden Gereformeerde leden, om met de verdere behandeling der leergeschillen, waar niemand om gevraagd had, waar niemands hoofd naar stond, te wachten tot na den vrede.
Men heeft van de mogelijkheid, om de kwestie der leergeschillen te laten rusten, geen gebruik gemaakt.
Men heeft willen dóórzetten.
Maar dan moet men zxeh ook met op de be(swaj: < «i van den bezettingstijd beroepen.
Schamele verdediging van een onhoudbare stelling! De Synode van 1946 dekt alle, alle misslagen en zonden van haar voorgangsters toe.
Men blijft halsstarrig voortgaan in het spoor der ongerechtigheid.
Tot kardinaal Contarini zeide Karel V eens: „vaji ftature blijf ik halsstarrig bij mijn eens geuite meening". — „Sire", was het antwoord, „bij een goede meening te blijven is geen hardnekkigheid, maar standvastigheid". - ^- Waarop de keizer zeide: „Ik blijf ook wel eens bij een slechte". Standvastigheid bij 1946?
P. DEDDENS.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 april 1946
De Reformatie | 8 Pagina's