GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET APOSTOLAAT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET APOSTOLAAT

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VII)

Het diep-ingrijpend verschil tusschen de gereformeerde belijdenis inzake de kerk en Karl Earth's opvatting blijkt aanstonds voor ieder, die antwoord' 54 van den Catechismus en Art. 27 der Ned. Geloofsbelijdenis legt naast Earth's uitspraak: „de kerk is de vergadering van hen, die door het uitwendige woord, door het gebruik van óe Sacramenten en van de kerkelijke tucht tot één uitvicendig lichaam en tot een gemeenschap samengroeien. **")

„Kerk" is volgens Earth, naar de afleiding van dat woord, dat met circa en circulus (kring, cirkel-omtrek) samenhangt, niet meer dan een bepaalde en bestemde ruimte; eenerzijds: de in een bepaalde ruimte lot stand gekomen vergadering, andererzijds: de ruimte, waarin het tot een bepaalde vergadering gekomen is en altijd Weer komen moet. *^) Nu moet de kerk wel den waterloop hoeden, waardoor mogelijk de heilige stroom gaat ruischen, als Gods ure daar is. ^^) Maar ze mag geen oogenblik vergeten, dat ze niet meer is dan „Hohlraum", leege ruimte, leemte — het negatief der openbaring. Want alleen daar is de kerk, waar de nood is, waar de crisis wordt gekpnd. Het Evajigelie is de opheffing der kerk, gelijk de kerk de opheffing van het Evangelie is. Hier gaapt de afgrond als nergens elders. Hier breekt de ziekte van den mensch tegenover Gbd uit. „Kerk is de plaats, waar men van God allerlei weet en heeft en dienovereenkomstig ook niet weet en niet heeft, waar Hij uit het onbekende begin en einde op de eene of andere manier in het bekende midden gerukt schijnt, waar men niet n^er elk oogenblik aan sterven moet denken om wijs 'te worden, maar waar men geloof, liefde en hoop zeer direct heeft, Gods kind zeer direct is, op Gods Rijk zeer direct wacht, ook er naar toe werkt, als zouden dat allemaal dingen zijn, die men zijn, die men hebben, verwachten en door werken bereiken kan". ^^) De kerk is tegelijk èn Jakobkerk èn Ezaukerk. De Jakobkerk is de onzichtbare kerk, die ligt in de sfeer van het eeuvidge en onhistorische, het thema dat de Ezaukerk nooit bereiken kan. De Ezaukerk is de zichtbare kerk der zonde. Jakob liefgehad, Ezau gehaat — dat is het geheim van de eeuwig dubbele praedestinatie. Het geheim van den mensch, niet van dezen en genen mensch. De praedestinatie scheidt niet tusschen dezen en genen mensch, maar ze is hun diepste gemeenschap. "Tegenover de praedestinatie staan alle menschen op één lijn. Tegenover de praedestinatie is Jakob in elk oogenblik van den tijd ook Ezau, is Ezau in het eeuwig oogenblik der openbaring ook Jakob. Jakob is de onwaameembare Ezau; Ezau is de waarneembare Jacob. De r e f o r m a t o r i s c h e opvatting van de praedestinatie, zegt Barth, is dus mythe-vorming, ook in dit opzicht, d at ze de verkiezing en verwerpingop de psychologischeeenheid van het indiviidu, op quantiteiten van „verkorenen" en „verworpenen" betrokken h e e f t. ^*) Niet de volle, levende mensch-in-den-tijd is dus door (3od verkoren, niet die concrete, zichtbare persoon; er is ook geen sprake van een vast getal verkorenen en een vast getal verworpenen. De Vijf Artikelen tegen d.-j Remonstranten worden hier kort en goed door ge streept. Er is, zegt Barth, geen decretum absolutum (absoluut besluit Gods over verkiezing en verwerping). De goddelijke praedestinatie is de verkiezing Vcin Jezus Christus. Hij is de verkiezende (ïod en tevens de verkoren mensch. DE. I n Hem verkoren zijn, beteekent niet: in gemeenschap met Hem, maar: in Z ij n persoon.*'^) God moet en wil den mensch „an s i c h" (zooals hij, ongeacht hoe men hem beschouwt, in zijn eigen-zijn bestaat), den mensch als zoodanig verwerpen. En Hij doet dat. Hij doet het echter in den persoon van den verkoren mensch Jezus. In Hem heeft God immers den mensch „an sich" en als zoodanig lief.'"')

Wat blijft bij deze beschouwingen van Barth over van het gereformeerd belijden inzake'de kerk? Is hier niet een Umdeutimg (andere béteekenis aan iets geven) en zelfs een Umwertung (waarde-verandering) der Schriftuurlijke gegevens aangaande kerk en praedestinatie, waarbij de door het Woord gehandhaafde tegenstellingen lelatief en vlak gemaakt worden?

In dezen gedachtengang kan het niet verwonderen, dat Barth waarschuwt tegen het verlaten van de kerk, waarin men gedoopt is. „Zoolang Christus ons niet anders geroepen heeft, huldigen wij Hem slechts, indien we onze eigen kerk huldigen". *') Wie zijn kerk verlaat, doet niet meer wat hij krachtens GtaddeUjk bevel doen moet: luisteren naar het gepredikte bijbelwoord. Daarop hebben we ons in te stellen, en niet op het, raadplegen van eigen overtuigingen. ^*) Rome heeft dócr de onfeilbaarheidsverklaring van den paus, haar leer van de reehtvaardigmaking en van het Avondmaal zeker schrikkeUjk misgetast. Men bedenke echter: Gods wegen, zijn niet onze wegen. En de valsche kerk is een oer mogelijkheden van de pluriformiteit der kerk. Ook in de Roomsche kerk wordt de doop toebediend en wordt de bijbel uitgelegd, beschamend ernstig en zelfs ijverig op menige ~ plaats. Voor zoover van kracht is, dat ook daar het evangelie zuiver wordt gepredikt en de sacramenten op de rechte •svijze worden bediend, kunnen en moeten we stellig ook de kerk in ae valsche kerk gelooven.*^)

Niet zonder grond mogen we aannemen, dat tal van ambtsdragers en leden der Ned. Herv. Kerk zich van harle bij deze beschouwing van Barth, waaraan het , j3Ujft in de kerk" ten grondslag ligt, zullen a*isluiten. En eveneens zijn we van oordeel, dat in dezelfde lijn ligt het gevoelen van vele voorgangers en

Ten aanzien van het gezag der kerkelijke belijdenissen zegt Barth, dat dit gezag niet anders dan feilbaar, voorloopig en contingent ('het zou ook anders kunnen, dus: toevallig) is, evenals het gezag van het kerkelijk dogma. Barth onderscheidt de dogma's van het dogma. Het dogma steekt onbereikbaar hoog boven de dogma's uit. Het dogma is de overeenstemming van de kerkelijke verkondiging met dé openbaring, waarvan in de Heilige Schrift getuigenis woAit gegeven. Dit „dogma" heeft niet een bepaalden leer-inhoud, het is alleen maar een verhouding, een overeenstemming, n.l, met de openbaring i^lve. En zulk een overeenstemming is op aarde nooit te verkrijgen. „Het" dogma is alleen door God direct te kennen. De resultaten van de dogmatiek, ot)k als ze den vorm van de meest positieve uitspraken hebben, zijn^ zelve niet meer dan vragen. Als het vragen zou 'ophouden, zou de dogmatiek aan 't eind en het Rijk Xïods aangebroken zijn. ^°)

Zeker moet men aan leeruitspraken en belijdenissen waadde toekennen. In haar beüjdenissen spreekt de kerk met diepen ernst, respectabel, niet zonder dat God Zijnerzijds daarin werkzaam is. Men heeft op de kerkelijke belijdenissen acht te geven, men heeft zich daaraan te oriënteeren, men moet ze aannemen. Dit moment van de concrete autoriteit der kerk kan slechts dan worden geïgnoreerd, indien men den tijd, die er ligt tusschen het profet'isch en apostolisch getuigenis als ledig, inplaats van juist door dit getuigenis gevuld, zou opvatten. Geloof in de realiteit van den"-Heiligen Geest in het heden kan onmogeUjk samengaan met principieele of practische loochening van Zijn realiteit in het verleden, maar dan ook niet met onopmerkzaamheid tegenover de documenten, waarin dat verleden zijn op-het getuigenis des Geestes gegrond geloof en zijn gehoorzaamheid plechtig ' uitgesproken heeft. ^•'^)

Elke kerkelijke confessie kan slechts als een etappe op een weg begrepen en verstaan worden, die als zoodanig door een verdere etappe in de gestalte van een veranderde belijdenis gerelativeerd en overtroffen kan worden. Het respect voor haar autoriteit moet zich dus noodzakelijk verbinden met de bereidheid, een zoodanige mogelijke verandering tegemoet te zien. ^-)

In de geloofsbelijdenis spreekt de kerk uit, wat zij naar haar geloof als het oordeel der Heilige Schrift inzake de twijfelachtig geworden kerkelijke verkondiging meende te vernemen. ^^) Meende. Immers de uitspraken der kerk, ook haar geloofsbelijdenissen, hebben voortdurend de correctie van de exegese noodig. De „theologische exegese" van Barth stelt aan profeten en apostelen de vraag: in hoever wordt ons hier in dezen tekst getuigenis van Gods Woord gegeven ? In hoever? Theologische exegese geschiedt onder de dubbele veronderstelling, daf in den bijbel de kerk tot hier toe Gods Woord gehoord heeft — en dat de lezer of vorscher leeft in de verwachting, dat ook hij zelf hier voor zijn tijd op zijn beurt Gods Woord mocht hooren. ^^)

Maar o f hij het zal hooren, weet hij niet. Dat hangt

van God af. Van Zijn hernieuwde almachts-daad. Ook heeft de uitlegging altijd alleen maar relatieve waarde. Geen menschelijke exegese kan beslissende uitspraken doen. Profeten en apostelen geven slechts tot op zekere hoogte getuigenis van Gods Woord. De kerk spreekt in haar geloofsbelijdenis uit, wat zij als het oordeel der Schrift meende te vernemen. ,

De kerk kan dus nooit in haar belijdenis zeggen: alzóó s p r e e k t de Heer e. Zij kan van geen enkel leerstuk zeggen: zóó is het, want alzóó is de meening des Geestes. De geloofsbelijdenissen hebben alleen verwijzings-waarde. Ze zijn teekenen. Ze zijn de beteekende zaak niet.

Is het wonder, dat aldus de behjdenis der kerk op het tweede plan moet komen?


40)Gesammelte Vortrage II, S. 91.

41) Credo 1946, S. 120.

42) Römerbrief 1926, S. 350.

43) Römerbrief, S. 316.

44) Römerbrief, S. 326—332.

45) K. Dogmatik II, 2, S. 110 ff; S. 125.

48) Idem, S. 133.

47) Die Kirclie und die Kirchen 1935, S. 21.

48) Idem, S. 22 f.

49) Credo, S. 169.

50) K. Dogmatik I, 1, S. 283 f; Christl. Dogmatik 1927, S. 123 ff. Ges. Vortrage II, S. 78 ff, 307 ff.

51) Christl. Dogmatik 1927, S. 377.

52) K. Dogmatik I, 2, S. 739.

53) Credo, S. 9 f.

54) Credo, S. 153.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

HET APOSTOLAAT

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 8 januari 1949

De Reformatie | 8 Pagina's