GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

Eerst is het referaat van Mr Gerbrandy besproken, : : n.l. dat gedeelte, dat handelt over de socialisatie-gedachte. Voorts is een b^gin gemaakt met de. behandeling van de vraag, of het privaat-bezit als iets onschendbaars moet worden gehandhaafd, en deswege de socialisatie moet veroordeeld. Het roomsehe stand-. . punt, inzonderheid van prof. Aongenent, is uiteengezet, dat n.l. de privaat-eigendom onaantastbaar natuurrecht is.

Nog een enkel woord wil ik aan de room'sche beschouwing .van den eigendom wijden. Zij komt liierop neer, dat het privaatbezit een dwingende eisch en een onaantastbaar recht is, welk recht zijn grond vindt in de natuur van den mensch. Die natuur, zooals God haa.r geschapen heeft, vordert een privaateigendom, en het co.mmunisme, dat, dit privaatbezit wil afschaffen, doet aan het wezen van den mensch tekort. Of wil to'en het anders uitgedrukt: de taensch is schepsel Gods; niet door ontwikkeling geleidelijk .ontstaan uit lager vormen en niet een hooger bewerktuigd dier; maar door God als mensch geschapen met een eigen kara, kter en eigen kenmerk, 'met eigen rechten en eigen behoeften, di. naar Gods beeld en van Zijn geslacht. En omdat de mensch beelddrager Gods is, is hij oo'k eigenaar, want God is de absolute bezitter van alles, en in zijn privaatbezit toont hij, dat hij naar Go'ds beeld werd geschapen. Dat recht heeft de Schepper hem dus gegeven; dat kan rüemand hem ontnemen, en daarom' moet de roomsehe hein zich met alle kracht stellen tegenover het beginsel van het comim'unisme, dat .afschaffing van privaatbezit van grond en productiemiddelen wil. Er is dus een scherpe tegenstelling tusschen eathon licisme en socialisme.

Maar nu neemt Rom'e ineens een draai.

Wij zouden lineenen, dat, wat in het natuurrecht, in het door God gegeven recht gegrond is, ook absoluut geldt, maar neen, dat leert de room'sche eigendomsbeschouwing niet. Thom'as van Aquino zegt n.l. en Aengenent ziegt het hem' na, dat, wanneer 'Adam en Eva niet gezondigd hadden, de menschen wel het recht zouden gehad hebben een privaatbezit in te voeren, want dit recht steunt op het feit, dat de mensch een redelijk wezen is, maar dat de invoering ervan dan niet noodzakelijk zou zijn geweest. De privaateigendom' is dus niet a.bsoluut, maar hypothetisch noodzakelijk. Op dien grond verdedigt Rome het comtaunaal bezit der kloosters, want, al eischt het natuurrecht den pri-, vaateigendom, voor de geestelijke o.rden, is het hebben van collectief bezit allerminst zonde en vergrijp aan de menschelijke natuur. Hierin ligt voor ons besef een scherpe tegenspraak'. De eerste verdediging van het privaatbezit, dat als een heilig bezit niet miag aangetast, en deze concessie staan o.i. lijnrecht tegenover elkander, en waimeer aan de kloo'sterlingen zulk een uitzondering is toegestaan, waarom dan niet anderen ? Is de absolute onschendhjaarheid van den privaateigendom dan nog langer te handhaven ? Waarom maË.kt Rome ineens die onverwachte onderscheiding tusschen .absolute en hypiothietische noodziakelijkheid, en waarom schuift zij ineens de zonde in haar verdediging in?

Die tweeheid hangt samen m'et Rome's leer van het beeld Gods.

Wij belijden, dat het beeld Gods één is, O'f wil men, dat de imensch in eenen is gedacht en geschapen; dat er niet eerst een mensch als bloot natuurlijk wezen heeft bestaan, waaraan later de oorspronkelijke gerechtigheid van buiten opgelegd of van hoven toegevoegd werd, toaar dat het gansche beeld Gods met den mensch samenvalt. Doch Rome oordeelt .anders. Zij stelt het zOiO voor, dat de toensch' wel geschapen is naar Gods beeld. 91 maar dat er onderscheid mtoet gemaakt tusschen beeld en gelijkenis. Het beel^d Gods is dit, dat de toensch bestaat zonder de gerechtigheid en heiligheid, en dus lalleen heeft een natuurlijk bestaan. In dat geval heeft hij nqg wel een godsdienstig en zedelijk leven, maar slechts in dien grond en in die mate, als uit de natuurlijke religie en de natuurlijke tooraal voortvloeien kan. Het blijft tot en binnen deze aarde beperkt; het brengt hem nooit tot de hemelsche zaligheid, en op dit natuurlijk standpunt is er van een onmiddellijke aanschouwing Gods geen sprake. Echter, al is dit alles in het afgetrokktene mogelijk, en .al ligt dit in het beeld Gods O'pgesloten, in' de werkelijkheid is zulks hoogst moeilijk. De totensch is n.l. een stoffelijk wezen. Hem is volgens Rome ook' voor den val de begeerlij'kheid eigen. Die begeerlijkheid is al is zij op zichzelve nog 'geen zonde, toch een getaakkelijke aanleiding tot zo'ndigen, en daarotó loopt de geest gevaar door het vleesch te worden overheerscht.

Daarom heeft God den ta'ensch toeer geschonken.

Hij laat het niet bij Zijn beeld.

Hij formeert hem' ook toet Zijn gefij'kenis, ^et donum superadditum), en Voegt aan hem toe de oorspronkelijke gerechtigheid, waardoor hij uit den natuurlijken staat tot een hooger biovennatuarlijk standpunt opgeheven "wordt. Hierdoor bereikt God tweeërlei doel. In de eerste plaats kan een mensch' m.et behulp va, n dit bovennatuurlijk toevoegsel zeer gemakkelijk de begeerlijkheid, die aan het vleesch van nature eigen is, in toom houderi, bedwingen en onderdrukken; en ten andere kan hij, door de bovennatuurlijke plichten te volbrengen, ook een bovermatuurlijke zaligheid verwerven. Het b.ovennatuurlijk toevoegsel van. de oorspronkelijke gerechtigheid, d. i. dus de' gelijkenis, die hij het beeld komt, doet derhalve tweeërlei dienst: het strelct tot een teugel voor het vleesch, en baant een we^ van verdiensten naar den hemelt).

Wat heeft dit nu met de leer Van den eigeirdom te maliën?

Laat ik vooraf deze opmerking 'mogen ma; ken, dat de" leer van Rome leidt tot een tweevoudige conceptie van den mensch. Voor Rome is er niet .één idee en één zedewet en één bestemming, maar er is een tweevoudige idee en zedewet 2). Er is een zedewet voor den natuurlijken mtensch', die alleen het beeld Gods hezit, en een Voor den mensch', die de gelijkems er hij ontvangen heeft, en er is dus rang en klasse en stand in het ethisdhe en religieuse leven. Het verst is de eerste mensch van God verwijderd; van de mtenscïhen staat h'et dichtst bij Hem., die, welke ook' de oo.rsproiikelijke gerechtigheid ontvangen heeft, en in de laatste klasse is ook weer onderscheid. Er zijn clerici en •leeken, monniken en gewone menschen, lagere en hoogere moraaP). En in deze lijn ligt ook de dualistische leer van den eigendom. Het privaatbezit is volgens Rome 'in het natuurrecht gegrond, en behoort dus tot den „natuurlijken mensch", d.i. tot den mensch, die alleen |het beeld Gods O'ntving. Maar de later toegevoegde gelijkenis, de van buiten opgelegde gerechtigheid, (het donum superadditum) maakte het niet noodzakelijk, dat van het in de natuur gegronde recht om het privaatbezit in te voeren, ook in de practijk werd gebruik gemaakt-ImWers, die toegevoegde gerechtigheid houdt de begeerlijkheid in tooiri. Zij overheerscht de macht van het stoffelijke. Zij bedwingt den invloed van het vleesch, m. a. w. zij onderdrukt alles, wat nu in deze bedeeling den privaat-eigendom' eischt en noodzakelij'k maakt. Doch daaruit volgt terstond, da, t, wanneer door de zonde die gelijkems, die oorspronkelijke gerechtigheid verloren gaat, en begeerlijkheid en stoffelij'kheid de vrije teugel gelaten wordt, hét privaatbezit terstond moet intreden. Dan, in de wereld van zonde, is het noodz'akelij'k, omdat anders talent en vlijt hun prikkel zouden missen; een ordelijke samenleving niet tóogelijk zou zijn, en de deur zou opengezet worden voor onderlingen nijd, wangunst en tweedracht.

En nu de tweede conclusie.

Uit deze opvatting van het beeld Gods' vloeit ook voort, dat, waar .de oorspronkelijke gerechtigheid terugkeerde, het privaatbezit niet absoluut noodzakelijk is. Wel kunnen de gewone leeken, omdat hun heiligheid nqg niet zoover gevorderd is, er niet Konder, en 'kan het maatschappelijk geheel dezen vorto van eigendo'm niet missen, maar degenen, die op een hoogere trap van heiligheid staan, b.v. de kloosterlingen, hebben het privaatbezit niet noo.dig. Zij, die, zooals Aengenent h'et uitdrukt, de onvolmaaktheden der taenschelijke natuur door hun voortdurend streven maar heiligheid trachten te onderdrukken, mogen collectieven eigendom bezitten, en voo-r |hen is de commiunale vorm! geoorloofd. En zoo werkt zelfs in, dit sociologisch vraagstuk de grondbeschouwing van Rome, en met name de hiërarchische gedachte, door, en blijkt het weder-

om, welk een afgerond, „einh'eitlich" systeem de roomsc: h.e fcerlc er op na boudt.

Dieper kmi ïk er niet op ingaan.

De roomsche leer van bet beeld Gods is de onze niet.

De mensch bestond niet eerst, üetzij alleen in de gedachte of lOok in de werldelijkheid, als een bloot natuurlijk wezen, die later bij het beeld nog de gelijkenis kreeg. De menscb is in éénen gedacht en geschapen na et die oorspronkelijke gerechtigheid; in de idee van mensoh ligt deze vanzelf opgesloten; de mensch zonder haar is noch denkbaar, noch bestaanbaar; het beeld Gods als oorspronkelijke gerechtigheid, heiligheid ^en k'ennis hangt ten nauwste samen imet het beeld Gods in ruimeren zin; het valt toen den mensch samen, het strekt zich even ver uit als het imenschelijke in den mensch. Voorzoover de Imiensch ook in den toestand der zonde nog mensch gebleven is, zoover heeft hij ook nog overblijfselen vaii het beeld Gods behouden, en in diezelfde mate als hij het beeld Gods verloren heeft, heeft hij ook opgehouden mensch, waarachtig en volkomen mensch te zijn*). Hieraan zou nog veel meer toe te voegen zijn. Tal van bezwaren kunnen nog ingebracht tegen de leer van een begeerlijkheid, die op zichzelve geen zonde is; tegen de opvatting vaji de verlossip, g, als een verheffing vaa de natuur; tegen de tegenstellin.g tusschen het natuurlijke en bovennatuurlijke, doch dit zou mij Veel te ver voeren. Het was mij lalleen te doen om dogmatisch de tweeslachtige roomsche eigendomsleer te verklaren, en m. i. is deze te danken aan de verkeerde opvatting van het beeld Gods. En waar deze grondbesohouwing de onze niet is, kan ook nimïner haar verklaring van den eigendom door ons aanvaard worden. De roomsche sociologie is principieel, en zeker ook om ^dere reden, een gansch andere dan die van de protestantsche s), en nader van de gereformeerde christenen.

Dit aan te toonen zou een apiarte studie waard zijn.

Hier ligt een veld van onderzoek open.

Wat is er voor ons principieel nog veel te doen, en laten we, hij alles wat onze economen van professie reeds geleverd hebben, ons, tekoit blijven gevoelen. De kennis der ellende moet ook hier aan de verlossing voorafgaan.

Nog een enkele opmerking rest mij.

Bij de bespreking van het gevoelen van Prof. Aengen ent bleek ons, dat hij op het voetspoor van Leo XIII het ooinmuunisme absoluut verwerpt. Zoo doen oiok landere roomsehen als b.v. de Jesuieten-pater H. P e s c h, hoogleeraai in de staathuishoudkunde aan de hoogeschool te Freiburg. En met dat communisme bedoelen zij eigenlijk alle socialistische stelsels, waarom ook de vraag, of een roomsche socialist kan zijn, volstrekt ontkennend door hen wordt beantwoord. Maar deze generaliseering vertoont in sterke mate de fout van iedere algemeenheid. Aan de sociaal-democratie b.v., die geen communaal bezit van consumptiemiddelen voorstaat, en alleen het privaatbezit der productiemiddelen verwerpt, gaat' feitelijk deze bestrijding voorbij, en zij maakt zich te gemalckelijk van de moeilijkheden , af. Precies - als ook de encycliek R e-rum Nov arum op dit socialisme principieel niet voldoende is ingegaan*). Maar dit brengt de roomsche beschouwing en 'methode mee. Roma locuta, res finita, de paus heeft gesproken, en de cpiaestie is bieslist, hoewel Rome in de pra.ctijk bij uitstek plooibaar en rekkelijk is, en ook sociaal zich gemalckelijk aan de werkelijkheid aanpast. De groote vraag is sletfhts, of aan de kerk' het zeggenschap verblijft, en de niaatschappelijke hervormingen geleid worden in het door de kerk getrokken spoor.


1) Zie Dr H. Bavinck, Gereformeerde Dogmatiek^ II blz. 576—587 en Magnalia Dei, blz. 227, 228.

2) Eigenlijk moest ik spreken van een drievoudige idee, omdat de roomschen behalve de twee genoemde menschpn, nog een 'derde, den homo praeternaturalis, hebben aangenomen. Doch deze onderscheiding voert ons te ver op bet dogmatisch terrein en wordt daarom weggelaten.

3) Bavinck, Dogmatiek II, blz. 584.

4) Bavinok, Magnalia Dei, blz. 218.

5) Vgl. o.a.: Dr J. Th. Visser, De Chris telijt-Socialö beweging van onzen tijd, 1913, blz. 18—41.

6) Vgl. o.a.: DT J. R. Slotemiaker de Bruine, Sociologie en Christendom. 1912, blz. 204.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's

Socialisatie of Bedrijfsorganisatie.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1922

De Reformatie | 8 Pagina's