GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

EsnheM der zendingskerken?

In ons zendingslijdschrift „De Macedoniër" heeft Ds A. Pos, docent aan de Opleidingsschool te Djocja, zijn lezing geplaatst, door hem geihouden op de Algemeen© Nederl. Zendingsconferentie, October 1936, in twee vervolgartikelen.

Zij zijn zeer de moeite waaïd om gelezen en loverdacht te worden. Ds Pos schrijft duidelijk en bezielend, en hij geeft degelijken inhoud. Hij doceert in den goeden zin van het woord.

Het is dan ook niet te verwonderen, dat op hem de klacht van toepassmg is in het Febr.nummer: „dat er in , , De Macedoniër" nog, al ©etis in vreemde talen woi-dt geschreven, zonder dat er een vertaling bij wordt gegeven". Nu, Ds Pos maakt gebruik van Engelsche en Duitsche citaten, wat inderdaad voor menigen eenvoudigen lezer bezwaar opleveren zal. Maar of het artikel van Ds Bergema, waarmee nog maar een aanvang gemaakt is, over „Een standaardwerk voltooid" meer en beter zal verstaan worden, betwijfelen wij. Wij nemen dit den schrijvers niet kwalijk; „De Macedoniër" wordt steeds meer een zuiveir ^A!etenschappelijk tijdschrift, en zal daarom hoe langer hoe meer voor ©en beperkten kring van lezers gaan gelden.

Doch wij keeren tot ons onderwerp terug. Ds Pos gaf aan zijn lezing den titel: „Lessen op kerkelijk en geestelijk gebied".

Na een breede inleiding behandelt hij de punten: verwondering en blijdschap, geestdrift en hoop, zellverloochening en kruis, heroïsme en martelaarschap, gemeenschaps- en ©enheidsbesef bij de jonge kerken.

Elk punt is de moeit© van het nadenken waard. Talrijke lessen worden hier aan de kerken in het vaderland voorgehouden. Daarom !reeds zouden wij deze lezing in handen wenschen van onze ouderlingen; het Engelsdh en Duitsch zoiuden zij maar moeten overslaan, zoo' noodig.

Op het laatste punt: het sterke besef van gemeenschap en het sterke verlangen naar eenheid, willen wij bijzonder de aandacht vestigen, omdat verschillende vragen bij het lezen in onze ziel zijn opgekomen; en aan een docent mag men zijn vragen wel voorleggen. Omdat wij al eens meer denzelfden toon hebben gehoord als hier, komen wij met onze bedenkingen maar voor den dag.

Over het sterke besef van gemeenschap zullen wij het zwijgen bewaren. Dit is niet zoo moeilijk te verstaan, als men de saambinding van het Inlandsche leven en van de volksgemeenschap ziet.

Maar hoe zit dat met de eenlieid, of liever: met het verlangen naar eenheid?

Ds Pos begint zijn beschouwing hierover met deze woorden: „Gelijk het was üi de .Apostolische eeuw, dat zonder bepaalde uitwendige organisatie alle gemeenten zich één gevoelden, zoo is dat ook in de jonge kerken. Zij gevoelen zich, voorzoover hun gezichtspunt reikt, één met al hun vo'iksgenooten die Christus als hun Zaligmaker belijden.

Dat is de spontane reactie op de boodschap van het Evangelie. Wie zich Mnd van God weet, gevoelt zich ook één met alle kinderen Gods in het ééne groote gezin van God, in het lichaam van Christus, dat de kerk is. In de jonge kerken verstaat men onze verschillen niet, omdat men er niet aan toe is, enz."

Dat gevoelen van één zijn met all© ware geloovigen in Christus Jezus, is ook in de moederkerken aanwezig; het kon soms sterker zijn, maar de band van de gemeenschap der heiligen is er.

Maar de bedoeling van den schrijver is anders: hij ziel op de uitwendige eenlieid, op het leven in één institutair verband. Ja, hij stelt het zelfs voor, dat ook dit uitwendige verband terzijde staat, en alleen de geestehjke ©enheid met Christus geldt. De apostolische eeuw is daarin ten voorbeeld.

Maar is deze vergelijking juist? De „bepaalde uitwendige organisatie" bleef ook toen niet uit. Bovendien, de geschiedenis der kerk sinds de apostolische eeuw is niet zonder gevolg gebleven. Er was toen eenheid, trots de zwakke uitwendige organisatie, en nu is die eenheid er niet meer.

Daarom struikelen wij over de opmerking: „In de jonge kerken verstaat men onze verschillen niet, omdat men er niet aan toe is."

Is dat zoo?

In hetzelfde nummer van „De Macedoniër", Januari 1937, heeft Ds van Eijk van Solo ©en artikel: „Een nieuwe Kristen-Djawa-beweging in Solo", en daarin lezen wij o.a. deze woorden: „Onbedoeld suggereert men den jongen Christenen, dat zij met de heele ontwikkeling van het Christendom in het Wiesten niets te maken hebben ; wat de kerk in strijd en worsteling gewonnen heeft aan inzicht in Gods Openbaring, is Westersch; zij kunnen dat gevoegelijklaten liggen, en hebben een roeping, ©en nieuw, een Oostersch Christendom van den voet af op te bouwen".

De toon Mmkt hier ietwat anders, dunkt ons, dan in de opmerking van Ds Pos. Natuurlijk is Ds Pos het met die gesignaleerde beweging niet eens; dat spreekt vanzelf 1 Maar als hij zegt, dat de jonge Christenen nog niet toe zijn aan onze verscliillen, zou ik zeggen: maar zitten zij er nid midden in? Wij hebben hun toch ons Christelijk geloof gebracht als vrucht van de ontwikkeling van eeuwen. En de geloovige Inlanders op ons Zendingsveld (om daarbij te blijven) weten dat toch ook wel!

Wij vragen dus onwillekeurig: hebben onze Christenen voor hun besef aan het geloof in Christus genoeg? Zien zij de gereformeerde belijdenis maar over het hoofd', als zij met andere belijders van Christus in aanraking komen? En zoeken zij de ©enheid in kerkelijke organisati» met deze broeders, omdat Christus alles is, en dat gereformeerde enz. , 'als Westersch heel bijkomstig moet worden geacht?

Dan zou er wel wat tegenstelling zijn tusschen Ds Pos en Ds van Eijk. En dat kxmnen wij moeilijk aannemen. Of ook, onze Christenen zouden om dien drang naar eenheid niet zoo als voorb©©lden aan ons mo©ten worden voorgesteld, zooals Ds Pos doet, doch eerder moeten worden terecht gewezen.

Zoeken en begeeren van eenheid is er m de moederkerken ook, naar ik meen. De synode van Middelburg 1933 heeft dat wel weer laten zien. Is het misschien niet genoeg volgens Ds Pos? Hij schrijft tenminste: „De jong© kerken brengen aan de oude kerken een les omtrent de ©enheid der kerk. Wij hebben nog wel in onze dogmatiek de locus over de kerk en als een van haar eigenschappen de eenheid, maar worden wij verteerd door den ijver voor Gods huis, ook inzake de eenheid? Wij zoeken allerlei formuleeringen om ons met een niet al te onrustig hart neer te kunlnen leggen bij den bestaanden toestand...".

Zeker, Ds Pos hield dit referaat op ©en Alg. Zend. Conf., maar nu hij ze plaatst in ons gereformeerd zendingstijdschrift, moeten wij ons zijn vermaning ook aantrekken.

En dan vraag ik aan onzen broeder Pos: is uw beschuldiging juist inzake dat zoeken van allei'lei formuleeringen om als schuilplaats te 'dienen? Welke zijn dan 'die formuleeringen? Mo'eten daar ook onze belij'denisschriften onder worden gerekend?

En zoo niet, indien Ds Pos die ook natuurlijk wil handhaven, voelt hij dan niet, dat bet vea-langen naar eenheid niet vervuld 'kan worden, omdat ze er niet is? Wiant met de belijdenis van Cliristus als Zaligmaker is men er niet: hier niet en op het zendingsveld niet.

Het is heel mooi, die wensch aan het einde van zijn artikelen; „Laat de oude kerken, en alleu die bemoeienis hebben met de zending, alles vermijden wat de eenheid' in de jonge kerken hinderen kan, ..." natuurlijk, dat is '^heilige roeping. Maar dan toch met handhavmg van wat wij zelf gelooven, en God in de historie der eeuwen ons als schat gegeven heeft, en wij ook aan onze Christenen op het zendingsveld hebben geleerd'' Gelijk Ds Pos als docent dit ook aan de Opleidingsschool leert.

En gelooft dan Ds Pos niet met ons, dat dat sterke verlangen naar eenheid' een droom is, een zoete, lieflijke droom, maar toch ©en droom?

Of wil Ds Pos toch wat loslaten van wat wij

hebben? Ik kan het niet gelooven, maar hij schrijft, dat wij niet moeten zoeken „naar handhaving van een in de historie gegroeid eigen mensdhelijk tehuis, waar wij het tevreden en knus en gezellig vinden". Nu, die knusheid is tegenwoordig in onze kerken niet zoo' groot. Maar moeten wij, wat wij hebben, prijsgeven? of wat „schipperen"? Ik begrijp het niet goed. Staan wij op het stuk van onze belijdenis, dan is er natuurlijk van eenheid geen sprake!

Wij zijn toch niet de geschiedenis van het psalmboek van Ds van Dijk van Keboeroen en de gezangenkwestie met de andere Javaanscihe kerken vergeten! Hoe zou er ooit sprake kunnen zijn van eenheid tusschen de zendingskerken op ons terrein en de kerken op Oost- en W'est-Java?

En indien de geprezen begeerte naar eenheid het ware is, waarom zijn wij dan met onze kerken aldaar tot eigen kerkformatie gekomen?

Ten slotte, Ds Pos heeft een zeer warme lezing gehouden te Amsterdam, en wij zijn blij ze in de Macedoniër te hebben gelezen; maar het piunt der eenheid lijkt mij niet te rusten op pracüschen grondslag, en voor verwezenlijking niet vatbaar te zijn.

Maar gaarne wil ik naar nadere onderrichting van dezen zendingsman hooren. Ik ben maar een leek. Ds Pos boude daarmee in zijn beantwoording op mijn vragen, indien hij daai-aan in de Macedoniër toekomt, rekening.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's