GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Blijven bij feiten I

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Blijven bij feiten I

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gelijk door meerdere referenten op het Amersfoortsche Congres in hun replieken werd opgemerkt, wortelt de weerstand van sommigen in onzen kring tegen den inhoud der geleverde referaten en tegen de door het Werkcomité tegen het eind vari het Congres voorgestelde en door de Congresgangers met overgroote meerderheid aanvaarde conclusies daarin, dat men niet aanvaardt, dat er tusschen ons en hen, die ons uitwierpen uit de kerk, een ethische Crisis ligt. Dit werd duidelijk, doordat debaters over deze zaak heengleden zonder er op in te gaan.

Men is één met ons in het afwijzen der kerkelijke vonnissen, die werden geveld, men aanvaardt ook niet de leerstellige binding, zooals die door de Synodevergaderingen ter anderer zijde aan de kerken werd opgelegd in de laatste jaren, men is evenwel in tegenstelling tot ons, die daarin van hen verschillen, oereid op de verklaring van deze kerkelijke uitbanneró, dat men de uitgebannenen als broeders in Chris-

tus blijft beschouwen, deze verklaring te aanvaarden. Men erkent wel, dat met deze verklaring, vergeleken met de vonnissen en daarbij geschreven woorden, een merkwaardige inconsekwentie aan den dag treedt, of men meent zelfs, zooals blijkbaar de heer H. Ottevanger, gelet op het door hem geschrevene in de Ger. Kerkbode van het Noorden, d.d. 6 dezer (pag. 5, Ie kolom) dat er van geen inconsekwentie sprake is, doch men is in alle geval bereid, staande én handelende in het ambt der geloovigen, als uitbanners en uitgebannenen, elkander toch als broeders in Christus te aanvaarden en met elkander in zekere christelijke gemeenschap te staan en te handelen.

In zijn afwijzing van ons afwijkend standpunt spreekt men ervan, dat wij de anderen onze zelf gelrokken consekwenties van hun handelingen willen opdringen, welke consekwenties deze anderen nadrukkelijk afwijzen. Of men oordeelt, dat hier bij ons een andere taxatie der feiten aan den dag treedt, welke taxatie wij dan aan de anderen willen opdringen. Met deze anderen zijn dan weer zij bedoeld, die ons kerkelijk hebben uitgebannen.

Waar dit verschil van inzicht nu onder ons is openbaar geworden, daar zullen wij met elkander daarover open en onomwonden het gesprek hebben te voeren en argument tegenover argument hebben te plaatsen. Het zij mij vergund ook mijnerzijds daartoe een steentje bij te dragen.

Allereerst wil ik dan nagaan of hier inderdaad gesproken kan worden van het trekken van consekwenties of van het taxeeren van feiten. Hierbij bedoel ik niet bij voorbaat te erkennen, dat het trekken van consekwenties verkeerd zou zijn of het taxeeren van feiten. — Daartoe worden wij zelfs geroepen. Het moet evenwel erkend worden, dat bij het trekken van consekwenties en bij het taxeeren van feiten, een zekere subjectieve factor kan gaan meepraten en zelfs zulk een invloed kan gaan uitoefenen, dat de feiten verkeerd getaxeerd en dat onjuiste consekwenties worden getrokken. — De situatie zou al direct veel eenvoudiger, in dit opzicht minder gevaarlijk voor afglijden, zijn, wanneer eens zou blijken, dat er geen consekwenties behoeven te worden getrokken, noch feiten behoeven te worden getaxeerd of geïnterpreteerd, eenvoudig omdat men aan de feiten op zichzelf genoeg heeft, daar ze een duidelijke, ondubbelzinnige taal spreken. Ik stel dus voor, dat wij ons houden aan het aanwijzen van feiten, zonder daarbij eenige • eigen taxatie in te voegen.

Daarbij wil ik mij dan bepalen tot hetgeen ten aanzien van prof. Schilder is geschied.

Dat dit in dezelfde mate ook van toepassing is op wijlen prof. Greijdanus en zoovele andere uitgestooten dienaren van het Heilig Evangelie zal onder ons geen tegenspraak ontmoeten.

Op grond van de uitspraak, dat prof. Schilder zich had schuldig gemaakt aan de in art. 80 K.O. genoemde zonde van kerkscheuring, besloot de Synode hem op grond van art. 79 en 80 K.O. als kerkelijk hoogleèraar en emeritus dienaar des Woords te schorsen en vervolgens af te zetten.

In de ToeUchting op de Schorsing werd dit als volgt door de Synode zelf getaxeerd en ter onderrichting aan de geloovigen als de officieele, juiste taxatie der feiten aangewezen. Wij kunnen niet genoeg dankbaar zijn, dat wij zulk en officieele taxatie bezitten, want nu behoeven er onze eigen taxaties, meeningen en gevoelens niet aan te pas te komen. Wij lezen dan op pag. 33 van deze Toelichting: „De Synode heeft integendeel welbewust de grove zonde van openbare scheurmaking en openlijke verachting der kerkelijke orde bij prof. Schilder willen constateeren. De overtuiging, dat hij zich aan die grove zonde schuldig maakt, heeft er haar toe geleid om hem op zoo ernstige wijze tot de orde te roepen". Er komt dus geen taxatie van onzen kant aan te pas, wanneer wij constateeren, dat men prof. Schilder heeft afgezet op grond van: GROVE ZONDE. Het staat er welbewust en vol van overtuiging uitgesproken zwart op wit, tot tweemaal toe.

De Synode gaf nog een tweede officieele taxatie van de zonde van prof. Schilder, in genoemde Toelichting. Zij schreef namelijk aan de kerken, of zuiverder gezegd, aan iedereen, die het hooren wilde, door middel van deze in den boekhandel verkrijgbare Toelichting, op^ pag. 18: „Hij heeft zich door zijn houding schuldig gemaakt aan wat in ons Avondmaalsformulier wordt omschreven als-het begeeren aan te richten van tweedracht, sekten en muiterij in kerken". Opnieuw zeg ik, er komt geen taxatie van onzen kant aan te pas en wij zijn er dankbaar voor, afgedacht dan van den vorm waarin men het deed, dat de vonnissende vergadering op zulk een inderdaad ondubbelzinnige, voor geen misverstand vatbare, duidelijke wijze, voor een eigen, officieele taxatie der feiten en daarop gebaseerde handelingen heeft zorg gedragen. Deze tweede taxatie houdt dus in: schuldig aan de in het Avondmaalsformulier met name genoemde zonde van het begeeren aan te richten van tweedracht, sekten en muiterij in kerken.

En wat er nu voorts moet geschieden met bedrijvers van grove zonden, welke feiten er dus te dien aanzien kerkelijk moeten volgen, dat behoeven wij niet aan deze Synode te vragen, daarvoor hebben wij onze K.O., die deze feiten overduidelijk op dit punt normeert. In art. 76 K.O. lezen wij: , , Zoo wie hardnekkiglijk de vermaning des Kerkeraads verwerpt, e n desgel ij ks wie een openbare of anderszins een grove zonde zoude hebben gedaan (spatiëering van mij, G.) zal van het Avondmaal des Heeren afgehouden worden. Al spreekt art. 76 K.O. over gewone kerkleden en niet over bizondere ambtsdragers, het behoeft wel geen betoog, dat, wanneer gewone leden van het Avondmaal des Heeren moeten worden afgehouden wanneer zij een grove zonde hebben bedreven, men bizondere ambtsdragers, voor wie de Schrift een scherpe keur aanlegt, niet vrij uit laat gaan, doch op hen denzelfden maatregel moet toepassen.

Als volgend feit constateeren wij, dat de Synode van Zwolle ter anderer zijde aan onze Deputaten schreef: „dat in elk geval voor zoover ons bekend, op niemand in dit conflict de persoonlijke censuur is toegepast" en voorts: „Of het inderdaad tot afhouding van het heilig Avondmaal moet komen, zal bij ieder geval afzonderlijk beoordeeld worden. Het kan toch zijn, dat iemand op grond van bepaalde kerkrechtelijke inzichten tot handelingen komt, die de kerk als openbare scheurmaking moet veroordeelen, en tengevolge waarvan de kerk hem niet in het ambt kan handhaven, terwijl er toch geen reden is hem te exeommuniceeren''.

Uit het voorgaande moet het volgende weer geconstateerd worden:

a. dat, terwijl de K.O. nadrukkelijk voorschrijft, dat wie een openbare of anderszins een grove zonde zoude hebben gedaan van het Avondmaal des Heeren zal worden afgehouden, deze Synode van Zwolle zonder nadere verantwoording, zonder blikken of blozen, dit artikel der K.O. naast zich neerlegt, althans niet in alle gevallen, waarin van de grove zonde van kerkscheuring sprake is, toegepast wil zien.

b. Er zijn volgens deze Synode van Zwolle kerkscheurders, bedrijvers van grove zonde, die niet behoeven te worden geëxcommuniceerd.

Voorts kan worden geconstateerd, dat de Kerkelijke Hoogleeraar in het Kerkrecht van de kerken van deze Synode van Zwolle, dr den Hartogh, dit alles zeer juist acht. Hij schreef toch in het Geref. Weekblad van 7 Maart 1947, dat in het kerkelijk conflict de kerkelijke vergaderingen in het algemeen gemeend hebben, dat de schorsingen in het ambt, de schorsing van het Avondmaal niet hoefden mee te brengen. Hij beweerde daarbij, dat deze houding ook gedekt zou worden door een man als ds Jansen.

Het was nu deze ds Jansen, die in zijn Korte Verklaring van de Kerkenordening precies het tegendeel schreef van hetgeen dr den Hartogh hem wil toedichten. Men raadplege pag. 312 van genoemd werk (tweede druk) en leze daar van ds Jansen, nadat hij eerst gehandeld (heeft over heimelijke zonden, h|et navolgende: „Het tweede geval is, dat iemand een openbare of anderszins een grove zonde bedreven heeft. Staat dit na onderzoek voor den kerkeraad vast, dan stelt hij den zondaar aanstonds onder censuur". Even verder herhaalt hij dit nogmaals: „Zulke grove zondaars moeten wel aanstonds van het Avondmaal afgehouden". Wij constateeren dus, dat ds Jansen van oordeel is, dat deze zondaars aanstonds moeten worden afgehouden van het Avondmaal en dat dr den Hartogh beweert, dat ditheelemaal niet behoeft te gebeuren in bepaalde gevallen en daarbij zoowaar nog beweert, dat dit overeenkomt met wat ds Jansen heeft gezegd.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Blijven bij feiten I

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 juni 1948

De Reformatie | 8 Pagina's