GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER Brieven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER Brieven

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater. neven

Bericht werd, dat het Centraal comité der antirevolutionaire partij e.en commissie heeft benoemd om enkele artikelen van het beginselprogram, nader te bezien. Voorts zal er komen een commissie van advies.

De mededeeüng kwam vlak voor de stemmingen voor den gemeenteraad en het moment is dus diplomatiek gekozen, büjkbaar tot stilling van enkele ontruste gemoederen.

Maar feitelijk heeft het deze beteekenis, dat de leiding der partij volstandig weigert, om met hen, die, vasthoudend aan Schrift en belijdenis en kerkorde der reformatie, uit de gereformeerde kerken werden uitgewor-pen — men neemt dit onrecht voor eigen rekening — zelfs maar te spreken over dat onrecht. Dat zij het bestaan van het ethisch conflict niet maar ontkent, maar het volkomen negeert, en nadat het zoo duidelijk mogelijk in het licht werd gesteld, zich van den donrane houdt, wat de ergste manier is om iemand, 7/ien onrecht geschiedt, te behandelen.

Men weert getrouwe dienaars des Woords van den kansel; men zegt tot honderden ouderlingen, dat zij onwaardig zijn de kerk des Heeren te dienen; men ontzegt duizenden gemeenteleden, die niets anders willen dan den Koning der kerk gehoorzaam te zijn, het avondmaal; men berooft hen van de kerkelijke goederen, en roept daartoe de hulp van rechter en overheid is. Men jaagt predikanten met hun gezinnen uit de pastorie. De leiding der partij vindt dat alles in orde. Men belijdt het eiken Zondag nog weer als volkomen goed en bestaanbaar voor Gods recht.

Omdat zij, die men zoo behandelt, revolutionairen zijn, scheumiakers en wat dies meer zij.

Maar des Maandags, als het zoo te pas komt bij een stemming, worden deze zelfde menschen begroet als goede antirevolutionairen.

Als hier geen ethisch conflict ligt, waar is er dan ooit één in de geschiedenis der menschheid geweest?

Men wil er zelfs niet over spreken, omdat de politieke partij zich niet met kerkelijke conflicten bemoeien kan.

Ik dacht zoo, dat een politieke partij, die zich antirevolutionair noemt, tegen alle onrecht zou kunnen en moeten opkomen, waar dit ook geschiedt.

Zelfs een ongeloovige, die besef heeft van recht en onrecht, zou in staat zijn, de stukken ziende, een goed gemotiveerd oordeel uit te spreken.

De rechter, hoe hij ook over kerk en religie moge oordeelen, moet in staat zijn, om recht te spreken ook in de zaak der kerk. Daar zijn in de dagen der Afscheiding zulke rechters geweest. Zij zijn er ook nu.

Maar de politieke partij, die uit' de reformatie der kerk is gegroeid, vermag het niet meer.

De leiders in de partij oordeelen, als leden hunner kerk: terecht uitgeworpen als revolutionair.

Maar zij draaien zich om en verklaren: maar in de politiek zuiver antirevolutionair. Ongehoorzaam aan den Koning der kerk, Jezus Christus, den eenen dag. Gehoorzaam aan den Koning der koningen, zoo kan het den anderen dag.

Maar wie zegt, dat dit alles in orde is, die* verloochent zijn Heiland en Heere, den Koning der kerk en den Overste van de koningen der aarde.

En daar komt dan nog bij, dat als die uitgeworpenen, die hieraan niet willen meedoen, tot uitoefening van hun burgerlijke rechten en plichten een weer antirevolutionaire Idesvereeniging oprichten, idie terug wil leiden tot de reformatie in vernieuwde trouw aan Schrift en belijdenis, de algemeen christelijke pers, die de antirevolutionaire partijpolitiek in alles verheerlijkt, met groote laatdunkendheid gewaagt van „afsplinfering" en geen moment er aan denkt met eenigen ernst te spreken over alles, v/at synodale hoogmoed durfde te bestaan.

En dan wijst men op Groen van Prinsterer. Nieuw bewijs van den afval in de politieke partij en haar pers.

De redeneering is aldus: Groen van Prinsterer bleef in de Ned. Herv. kerk, keurde de Afscheiding af, maar hij begroette de afgescheidenen gaarne als goede antirevolutionairen en won hun vertrouwen. Zoo kan het toch ook nu. Kerk en politiek voorzichtig gescheiden. Het is mij een raadsel, hoe menschen, die oproepen tot stud^^, en die studie zal zach toch ook moeten richten op Groen's levensarbeid, zulke dingen kunnen en durven zeggen.

Want ik behoef nu nog rdet eens te iwijzen op Groen's werk, waarin hij de Afgescheidenen verdedigde.

Men zegt: ja, m zooverre, als zij door de overheid werden vervolgd, maar in „ICracht en doel der politiek" werd met de feiten aangetoond, dat zij, die zoo spreken, het genoemde werk van Groen niet kennen.

Ik wil nu alleen gewagen van de politieke redevoeringen van Groen van Prinsterer in de Tweede Kamer.

Was het zoo, dat Groen zei: zie, die Afgescheidenen zijn wel revolutionairen in de kerk, scheurmakers, en werden terecht uitgeworpen, maar zij blijven daarom mij welkom als antirevolutionairen in de politiek? Daar is geen sprake van.

Groen was van oordeel, dat de Afgescheidenen zich met hem moesten bepalen tot den harden strijd in de Ned. Herv. kerk tegen de vreeseüjke synodale hiërarchie. En hij meende ook, dat zij verkeerd deden met autorisatie te vragen aan de overheid, de vrijheid om een nieuwe kerk te vormen. Maar dit, omdat zij, naar hij zeide, juist de gehoorzame ware gereformeerden waren.

Hij noemde hen niet revolutionairen, maar beleed, dat zij het waren, die opkwamen tegen de revolutie in de kerk. Daarom konden zij het ook doen in den staat.

Hij schold hen geen scheurmakers, maar zei: deze Afgescheidenen zijn de echte zonen van de kerk der Reformatie.

Hij dacht er niet aan zijn kerkeraad op te wekken hun het heilig avondmaal te ontzeggen. Hun leeraars hadden juist het recht op de kansels van de Ned. Herv. kerk, de oude gereformeerde waarheid te verkondigen.

Daar was een kamerlid dat opmerkte: och, die Afgescheidenen zijn vrijwillig uit de oude kerk gegaan. Zooals ook nu van synodocratische zijde wordt beweerd ten aanzien van de vrijgemaakten.

Het is niet waar, zeide Groen. Zij zijn door overmaat van onrecht uit de Hervormde kerk verdreven.

Daar is, zoo kon hij ook verklaren, ons natuur-1 ij k bondgenootschap met de Afgescheidenen, die aan de belijdenis der kerk gehecht zijn. .

Zij behoorden tot de gereformeerde gezindlieid. In de zitting van 19 Aug. 1840 merkte hij op: niemand ivoorzeker zal het bevreemden, dat ik over een verzoekschrift van Afgescheidenen het woord heb gevraagd. Ik heb meermalen hen in het openbaar verdedigd; niet alsof ik het eens ware met alle hunne beginsels, meeningen en gevoelens; niet alsof ik hunne daden in alle opzichten goed keurde; maar dewijl ik overtuigd was en ik ben het nog, dat hun een grievend onrecht aangedaan werd.

En aan het adres van het kamerlid dat opmerkte: de Afgescheidenen zijn niet uitgedreven, maar zij hebben het gemeenschappehjk huis vrijwillig verlaten, zeide Groen: hij — die spreker — heeft geëindigd met eene schildering van de vnjze, waarop de afgescheidenen, indien zij naar 't huis terugkeerden, met alle liefde zouden worden ontvangen. Nu weet hij even goed als ik dat zij èn uit het huis gegaan zijn, èn d9, arin niet terugkeeren, omdat ze naar hunne meening, om den toestand waarin het huis zich nu bevindt, er niet in kunnen wonen, zonder zicli aan voorwaarden te onderwerpen met hun geweten in strijd.

Groen had de uitdrukking verdreven verzacht door te spreken van uitgaan en toen zei dat andere kamerlid, dat hier dan toch een rectificatie was. Niet meer verdreven, volgens Groen, doch uitgaan.

Het antwoord van Groen was: ik erken volstrekt niet de rectificatie. Zoo ik het woord uitgaan gebruikt heb is het voorzeker niet omdat ik het verdreven zijn terugneem.

En als de Afgescheidenen in het kamerdebat een s e c t e werden genoemd, kwam Groen daartegen krachtig op. Het gaat hier om degenen, die aan de belijdenis der Hervormde kerk getrouw zijn gebleven, dus merkte hij op.

Groen vocht tegen de revolutionaire meening, dat de Christelijke kerk zou worden gezien als een particuliere kerkgemeenschap, waar de staat niet mee te maken heeft. ^ •

Maar hij zou zeker evenmin hebben verstaan, als iemand had opgemerkt, dat zijn politieke partij zich van eenig oordeel omtrent de kerk van Christus en wat daarin geschiedt zou moeten afmaken met' te zeggen: nu ja, dat is een conflict in een van de vele kerkeUjke instituten. Daar kunnen wij ons niet mee bezig houden.

Die wijsheid werd tot fundament voor de antirevolutionaire partij van heden.

Het gaat hier, zoo zeide hij, om een Europeesche kwestie, om een zaak van wereldhistorische beteekenis.

Zoo is het ook thans. De lampen gaan uit in Europa schreef prof. Zuidema. De lamp der kerk.

Al het kwaad, dat de wereld thans treft, is het ge­ volg van het zoo ernstige feit, dat zelfs in de kringen der reformatie de beUjdenis omtrent de kerk van Christus niet meer gekend en aanvaard wordt.

En daarom is het buitengemeen ontroerend, als in een christelijke pers van vandaag het gebeuren in de gereformeerde kerken als een zaak van geen beteekenis wordt geacht, waar men laatdunkend over heen loopt. Eu alleen er over spreekt wanneer stemmenverlies wordt gevreesd.

En als men dan zooals in „Trouw" met den ouden liberalen hoogmoed gewaagt van „afsplintering", of elders hoont: wat zoudt gij toch, gij anderhalve man, ooit bereiken kunnen — dan zeggen wij met Groen: is tot eerbiediging van het recht noodig, dat zij, aan wie onrecht is geschied, door getal en vermogen vreesverwekkend zijn?

Men zegt wel eens, dat een mensch gekend wordt uit zijn reacties. inzonderheid

Maar wat moeten wij dan concludeeren uit deze reacties van leden eener politieke partij, dié eigenlijk eerst in 1871 geboren werd, toen Groen van Prinsterer eindelijk afscheid nam van zijn vele ontrouwe vrienden, die hem telkens weer alleen lieten staan, Jn den strijd voor den terugkeer tot de belijdenis en de kerkenorde der Reformatie, en geen enkele van de door hem aanbevolen getrouwen bij de stembus toen de overwinning mocht behalen?

Groen's daad en partij werd door de liberale pers precies zoo gehoond, als dit thans door antirevolutionairen geschiedt ten opzichte van de uit de gereformeerde kerken uitgedrevenen, die tevergeefs ook bij de antirevolutionaire partijleiding slechts om ernstige bespreking en bepleiting van hun goed recht hadden gevraagd.

Dit is het hoogst ernstige gebeuren in onze dagen. Met hartelijke groeten en heilbede, uw toegenegen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER Brieven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 25 juni 1949

De Reformatie | 8 Pagina's