GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Aangaande mij en mijn huis

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zingt den Heere!

Het zou de moeite loonen, eens te tellen hoeveel keeren de Heere in Zijn Woord ons opwekt, d.w.z. ons beveelt, Hem te zingen; in het Oude Testament, spetiaal in het Boek der Psalmen, maar ook in het Nieuwe Testament; Hem te prijzen. Hem te danken.

Ons gansche leven moet, zal het goed zijn, één lofzang zijn; en het voorwerp van dien lofzang moet Hij zelf wezen: Zijn groote heerhjke deugden. Zijn wonderlijke daden: „God is mijn lied".

Neen, waarlijk niet alleen in de kerk, hoewel daar het eigenlijke lied geboren wordt; daar liggen de bronnen, waaruit het lied opwelt, en telkens weer gevoed wordt.

Soms rijst bij me de gedachte op: „Werd er maar wat meer in de kerk gezongen!" We zingen een keer of vijf in één dienst; meest één vers; vanwege het collecteeren ook wél eens twee of drie; een enkele dominee wijkt van den regel af, en laat wat vaker en meer zingen.

En het motief? „Dan duren de diensten te lang!" — wat heelemaal niet waar is. In den tijd dien de organist behoeft voor zijn, soms lange, voorspelen, die nauwelijks iemand verstaat, en zijn tusschenspelen, zou de gemeente gemakkelijk verscheiden verzen kunnen zingen, zonder nog buiten adem te geraken. Wat is dat bovendien ook een wonderlijke, dwaze, niet te verantwoorden gewoonte, zoo maar midden uit een psalm, een enkel vers uit te kiezen, dat met het voorafgaande, of volgende één geheel vormt.

„Neen", zegt een ander, „dat is het ook niet; maar dan komt de preek niet tot haar recht. Die wordt toch al zoo ingekort bij vroeger vergeleken. En als we nu ook nog in die ingekorte diensten méér gingen zingen — wat blijft er dan van de Woordbediening nog over? "

Ik zou daar veel op kunnen zeggen. Om te beginnen: Bedenken wij wel voldoende, dat de gemeente, als ze haar Psalmen zingt, Gods Woord naspreekt; dat dan ook het Woord van God ruiseht door de plaats, waar 't volk vergaderd is; dat er ook dan is Woordverkondiging, waarin de gemeente van profeten actief is betrokken? Maar dan ook: Is er eenige bepaUng, welke voorschrijft hoe lang een preek moet duren? Houden we er wel voldoende rekening mee, dat het van de meeste hoorders te veel gevergd is, om drie kwartier met inspanning en aandacht naar een „leerrede" te luisteren; en zeker van de kleinere en grootere kinderen; het is een weldaad voor deze laatsten als ze ook eens wat kimnen doen, en met de gemeente mee kunnen zingen. Hoe leven ze dan op; en hoe spannen ze zich in; en hoe doen ze hun best, al net zooveel als de kinderen in Jeruzalems straten, toen ze dien Jezus uit Nazareth uit volle borst toezongen: Hosanna, den Zone Davids! Gezegend is Hij, Die komt in den Naam des Heeren! Hosanha in de hoogste hemelen!" Hoe heeft dat den Heiland verkwikt!

En bovendien: Leeft het wel genoeg bij ons, dat wij, gewoonlijk op den Sabbath, samenkomen op 's Heeren bevel, om Hem te dienen. Velen gaan er heen, om wat te ontvangen: zegen, stichting, vrede, - blijdschap. Dat begeeren van ons is goed. Maar dat is niet het eerste en het meeste. Het eerste en het meeste is, dat Zijn volk Hem toebrengt, wat Hij van hen vraagt; van hen, die door Hem verlost zijn, wien Hij, reeds zoodra ze de vergadering beginnen, tegemoet treedt met Zijn zegengroet. En daarom wil Hij hun steeds weer leeren van IZijn wegen, van Zijn wet, van Zichzelven — maar Hij wil ook van Zijn volk gediend, geloofd en geprezen worden: „Gaat tot Zijn poorten in met lof, met lofzang in Zijn heilig hof! Looft Hem aldaar met hart en stem, prijst Zijnen Naam, verheerlijkt Hem!"

En daarom nog eens, ik wou, dat we eens wat meer zongen in onze samenkomsten; inplaats van een enkel versje maar eens een heelen psalm. Daar zijn er genoeg, waarmee het best kan: Ps. 1 bv.; Ps. 3; Ps. 123; Ps. 130; noem ze maar op. Of een^ halven psalm. En dan maar zonder tusschenspel; of zonder voorspel. En liefst rhythmisch.

Ze zeggen wel eens, dat wij hier hebben een strijdende kerk; dat is ook zoo. Maar ook een triumfeerende kerk, want het is een kerk van overwinnaars; van meer dan overwinnaars! En daarom ook een zingende kerk.

Och wat klagen we veel. Ook wel over onze zonden! Haast nog meer, over degenen, die ons benauwen; en over den afval. En wat zingen we weinig! Dat deugt niet. Zoo komt er donkerheid over onze zielen en onze kracht wordt gebroken en onze trouwe God, groot van barmhartigheid en genade, doen we schandeUjke oneere aan!

„Zingt den Heere!"

Neen, niet alleen in de kerk. Ook in ons huis, wij met onze kinderen. Daarover een volgenden keer!

HUISMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

Aangaande mij en mijn huis

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 20 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's