GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het vierde artikel van Ds Steen is te lang, om het inééns te plaatsen. Op een geschikt punt deelen we het; onder nummer IVb geven we dan volgende week het vervolg.

Veroordeelde Christologie. IVa.

In het artikel in „De Reformatie" van 2 Nov. 1934 vangt Prof. W. aan met een beschrijving van Apoll. opvatting. Vooraf echter geeft Prof. W. eenige beschouwingen, waarvan de strekking is, dat het zoo moeilijk is de meening van Apoll. weer te geven, omdat wij nu zoo heel andere probleemstellingen hebben en de termen zoo veel andere beteekenis hebben.

Welnu in het algemeen kunnen wij het daarmee wel eens zijn. Maar toch maakt Prof. W. ook enkele opmerkingen, die beslist onjuist zijn. Als Prof. W. b.v. zegt: „Het denken heeft zich in zestienhonderd jaar wel zoozeer ontwikkeld, dat het onmogelijk is om een betoog van heden te leggen naast een betoog van zestienhonderd jaar geleden, om dan te concludeeren: dit betoog is glijk dat betoog" — dan is dat in het algemeen wel waar. Maar als dit moet beteekenen, dat wij t.o.v. de problemen, die Apoll. bezig hielden, zooveel verder zijn dan hij, dan is het beslist onjuist. Op d i t punt zijn wij werkelijk nog niet zooveel gevorderd A).

Maar om niet te veel plaatsruimte te beslaan, wil ik daar niet op ingaan, 't Zou trouwens een geheel nieuw onderwerp van bespreking kunnen worden! B).

Vervolgens zegt Prof. W.: „Ds Steen poogt in zijn artikel, de dezerzijds verdedigde opvatting te dringen in het schema: passieve stof en actieve vorm. Nu is dit schema, ontleend aan de Aristotelische philosophie, misschien voor velen bruikbaar, wanneer wij spreken over opvattingen uit de eerste eeuw. Maar het meest kundige sophisme is toch ongeschikt om de hedendaagsche psychologische opvattingen in het schema: passieve stof — actieve vorm, in te drijven".

Wat had Ds Steen dan wel gezegd? Wel, het volgende: „Nu gebruikt Prof. W. niet deze woorden (n.l. stof en vorm enz.). Bij hem niet het Aristoteliaansche schema van vorm en stof. Maar als Prof. W. leert, dat in den mensch het eigenlijke, wezenlijke, het levende principe^), de drager van onze menschelijke natuur^), dat wat de mensch in zijn diepste wezen is^), dat wat den mensch tot mensch (niet maar tot een bepaalden mensch, maar tot mensch!) maakt"), dat, waarbinnen het redelijke en zedelijke bestaan van den mensch valt^), dat wat is het principe van zelfbewustzijn*), dat wat zetel is van de hoogere zielefuncties in den mensch, dat wat is kern onzer persoonlijkheid^), zetel van religie^) zetel van gevoel"), van verstand en wil^), dat wat bestuurt, leidt, optreedt > *), dat wat is de grondslag van 's menschen logische, profetische functie, van zijn pries terlijk voelen en van zijn koninklijk willen"), dat wat is basis en voorwaarde en oorsprong voor het menschelijk zelfbewustzijn^»), dat wat aanduidt ons hooger, geestelijk bestaan"), dat wat is het eeuwige principe in den mensch i^, dat wat het meest wezenlijke van de kern van ons bestaan is, de pneuma de nous is, en dat de Goddelijke Logos de plaats van deze pneuma innam ^"), dan is het zonder meer duidelijk, dat ook van Prof. W.'s voorstelling gezegd kan worden, dat das Göttliche und das Menschliche in Christus sich verhalten wie der Passive Stof f und die aktive Form. En: nicht die menschliche Seele, sondern der Logos war der Grund des Lebens Christi. Ieder lezer kan thans, nu hij het citaat van Ds Steen kan lezen, zelf oordeelenlC).

Nu zegt Prof. W.: neen niet het schema van stof en vorm aanvaard ik, maar ge kunt de verhouding, die ik bedoel aangeven met: „aanwezige mogelijkheid en gerealiseerde mogelijkheid".

Zien we nu eens wat Aristoteles met zijn onderscheiding bedoelt. Natuurlijk, heel in 't kort. Men sla een philosophisch woordenboek op, b.v. het reeds eerder genoemde van H. Schmidt (8e druk 1930). Ge leest daar onder het woord: Aristoteles o.a. „In seiner ersten phi losophie findet er die letzten Gründe alles Seienden in Stoff und Form; jener is das Mögliche, das zur Wirklichkeit wird, indem es Form annimt".

(In zijn eerste filosofie vindt hij de laatste gronden van al het bestaande in stof en vorm; gene is het moge lijk, dat tot werkelijkheid wordt, doordat het vorm aanneemt.)

Of een geschiedenis der Philosophie b.v. het boek van Prof. Hoekstra. Ge leest daarin (deel I, bl. 125): „Een en hetzelfde ding kan beschouwd worden naar stof en vorm, mogelijkheid en verwerkelijking". Of (ik haal aan wat ik toevallig bij de hand heb!) Vorlander Geschichte der Phikie^ dl I, bl. 130/131: „Ja, noch weiter... ver flüchtigt sich der Begriff der Materie, zur bloszen Möglichkeit oder dem Möglichen, wfthrend die Form zur Verwirklichung oder dem Wirklichen erhoben wird. Die Materie ist also „ein etwas blosz der Möglichkeit nach".

(Ja nog verder... vervluchtigt zich het begrip der stof, tot mogelijkheid zonder meer of tot het mogelijke, terwijl de vorm tot realiseering of het gerealiseerde verheven wordt. De stof is dus louter iets „naar mogelijkheid".

Nu wil ik toch ondanks dit alles nog wel eens verzekeren, dat we bij Prof. W. niet vinden het Aristoteliaansche schema van stof en vorm. Maar het zal nu wel zeer duidelijk geworden zijn, dat er in zijn Christologie toch wel van een stof-vorai-verhouding kan worden gesproken D).

Over de weergave van Apoll.'s standpunt door Prof. W. één opmerking. Prof. W. zegt: „Bij Apoll. opvatting krijgen wij dus dit: de mensch heeft een levend lichaam, is levend vleesch; dit levend vleesch stamt van de ouders. De mensch heeft ook een nous".

Nu weet ik niet of het Prof. W.'s bedoeling is daarmee te zeggen, dat ook volgens Apoll. de psyche geen substantie was, maar slechts het leven van het lichaam. In dat geval is er tusschen Prof. W. en Apoll. nog meer overeenkomst.

Want dat beweert Prof. W. immers ook, terwijl hij eigen opvatting aangeeft als een tweedeeling in een tweedeeling. Dat zou dan bij Apoll. ook het geval zijn. Ik kan dat zonder nader, veel dieper onderzoek niet beoordeelen. Ik heb momenteel geen andere werken over Apoll. bij de hand dan het artikel in „P. R. E."; H. Lietzmann: Apoll. v. Laodicea I, Guillaume Voisin: L'Apollinarisme, en de door Flemming en Lietzmann uitgegeven Apoll. Schrifter Syrisch in de Abhandlungen der Kon. Ges. der Wiss. zu Göttingen Philol. Histor. klasse Neue Folge Bd VII no. 4. En een vluchtig E) inzicht hierin heeft me geen zekerheid over dit punt kunnen verschaffen.

In elk geval komt, als Prof. W. het letterlijk bedoelt zooals het hier staat en we onder ziel niet meer moeten verstaan dan leven, d.i. dus dat het lichaam leeft, hij in strijd is met wat b.v. Prof. Bavinck in zijn Bijbelsche en Religieuze psychologie schrijft, bl. 52: „... voor de trichotomie, dat is voor de leer, dat de mensch uit drie wezenlijk verschillende deelen of substantiën (geest, ziel en lichaam) bestond".

Zooals ik zeide heb ik hierover geen volle zekerheid. De tijd heeft me ontbroken om dit grondig te bestudeeren. Wel spreekt b.v. Voisin bl. 272 v.v. van de ziel als 't leven van het lichaam, maar toch is die ziel, verbonden met de stof een „element cosmique".

Maar tenslotte heeft dit voor ons betoog minder beteekenis. Vandaar ook, dat we er niet dieper op ingaan F).

H. S.

A) Dat heb ik ook niet beweerd! Maar ik sprak over de ontwikkeling van het denken. Dat wil zeggen, dat wij de problemen geheel anders stellen en anders zien dan voor 1600 jaar. En daardoor kunnen wij de vraagstellingen van heden niet zoo maar poneeren in het denkschema van Apollinaris. Dat was mijn betoog — maar Ds Steen heeft het niet begrepen. We komen in art. IVb sub letter N hierop nog terug.

B) Kijk, en dat moest nu precies onderwerp van discussie zijn, vóór we over de rest gingen praten. Want het komt er hier in de eerste plaats op aan, dat we eikaars termen goed begrij pen.

C) Inderdaad, ieder lezer kan oordeelen, of men nu zóó maar ineens mag springen ui t 20ste eeuwsche uitdrukkingen in het schema van Aristoteles. Volgens Ds Steen is dat blijkbaar „zonder meer duidelijk". Het zal „zonder meer duidelijk" zijn, dat Ik nu wel „zonder meer duidelijk" acht, „waar hem de schoen wringt".

D) Ja, dat lijkt nu alles aardig, maar het is woordenspel. In ieder stelsel kan „van een (!) stof-vorm-verhouding" worden gesproken, mits er maar de noodige speling is voor de beteekenis van het woord „stof" en mits men maar genoeg ruimte heeft voor het woord „vorm". Maar zoo voert Ds Steen de discussie op het spoor van het schermen met termen. Immers, ieder erkent het bestaan der stof; ieder erkent het bestaan van vorm; dus heeft ieder „een" „stof-vorm-verhouding" te poneeren. Intusschen erkent Ds Steen, dat men bij mij het Aristotelisch schema niet vindt. Laat hij dan ook niet probeeren mij n opvatting in een Aristotelisch schema, als dat van Apollinaris, in te wringen. E) Waarom „vluchtig"? F) Wij ook niet.

J. W.


1) De Geref. School, III, 32. 2) Idem, III, 37. 3) Zie: De Geref. Sch., III, 37 en: De Gorsp. en het Wezen der Ziel =, bl.l42, bl. 80 v.v. 4) De Geref. Sch., IV, 6. 5) De Oorspr. en het Wezen der ZieP, bl. 131. 6) Idem^ bl 132, 133. 7) Idem, bl. 132 v.v. 8) Idem, bl. 140 v.v. 9) Idem, bl. 80. 10) Idem, bl. 82. 11) Geref. Sch., Ill, 32. 12) Idem, IV, 9. 13) Idem, III, 31, O. en W. passim. (In het oorspr. art. waren de bladz. v. d. Ie druk aangegeven.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 maart 1935

De Reformatie | 8 Pagina's