De Geese Bods zweefde op de wateren.
[PINKSTEREN.] De aarde nu was ivoest en ledig, en duisternisse was op den afgrond. En de Geest Gods zweefde op de wateren. Genesis 1 ; 2. Ons Pinksteren is de herdenking van een allesoverschaduwende gebeurtenis in het rijk der geeste ...
„Uw kandelaac ban zijn plaats weren."
Gedenk dan, waarvan gij uitgevallen ^ijt, en bekeer u, en doe de eerste werken; en zoo niet, ik zal haastelijk bijkomen, en zal uwen kandelaar van zijn plaatse weren, indien gij u niet bekeert. Openb. 2 : 5. In de wonderbare verschijning op Pathmos zag Johannes de ...
Dan de gemeene Gratie.
XXXV. Zoo zij het aardrijk om uwentwil vervloekt. Gen. 3:17*. Zoo begon de »gemeene gratie" in de siel des menschen, door in 's menschen ziel de »kleine vonkskens" voor uitdooving te bewaren. Ze nam haar tweede steunpunt in het licha ...
Van de gemeene Gratie.
XXXVI. Toen zeide de Heere: Mijn Geest zal niet in eeuwigheid twisten met den mensch, dewijl hij ook vleesch is. Gen. 6 ; 3«, Ue nauwkeurige herlezing en wederindenking van de zoo uiterst gewichtige drie eerste hoofdstukken van Genesis, die hiermede ten eind ...
“Een bestendig wezen”.
Hij legt weg voor de oprechten een bestendig wezen; Hij is een schild dengenen, die oprechtelijk wandelen, . Spr. 2 : 7. Niets vergalt onder menschen zoo bitterlijk het genot van ons levensgeluk, als de onzekerheid, de ongestadigheid, de onbestendigheid, die van aU ...
„De rook des reukwerlis”.
En de rook des reukwerks met de gebeden . der heiligen, ging op van de hand des engels voor Geil. Openb. 8:4. Ook hier te lande komt in Christelijke.kringen nu en dan zeker ^pronken" met het gebed voor. Dat het soms verder dan spronken" gaat, en in sgeestelijks zel ...
Van be gemeene Gratie.
XXXVII. g Is er niet, indien gij weldoet, verhooging ? En zoo gij niet weldoet, de zonde ligt aan de deur. Zijne begeerte is toch tot u, en gij zult over hem heerschen. Gen. 4; 7. Over de ernstige beteekenis van het stuk historie, dat tusschea het paradijs en ...
“Vroegrijge vrucht voor den zomer.”
En de afvallende bloem zijns heerlijken sieraads, die op het hoofd der zeer vette vallei is, zal zijn gelijk eene vroegrijge vrucht vóór den zomer, welke, wanneer ze iemand ziet, terwijl zij nog in zijne hand is, slokt hij ze op. Jesaja 28 : 4. Wel beschouwd, kent ...
Van de gemeene Gratie.
XXXVIII. Waarin weinige (dat is acht) zielen behouden werden door het water; waarvan het tegenbeeld, de doop, ons nu ook behoudt. I Petr. 3: lob, 21a.Zoo is • dan de Zondvloed ongetwijfeld een oordeel geweest, maar nochtans ook, ea minstens evenzeer een gena ...
“Geen voorwendsel.”
Indien ik niet gekomen ware, en tot hen gesprolcen had, zij hadden geene zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor limine zonde. Joh. 15 : 22. Nu" zoo sprak de Cliristus het even pleclitïg, als afsnijdend uit, inm hebben ze geen voorwendsel voor hunne zonde." ...