Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 71
61 hebbelijken toon, dien Denifle aangeslagen had, af. Zoo sprak de Germania (10 Nov. 1903, N». 259, Blatt 3) van den „ganzlichen Mangel an Politesse", waardoor „die Wucht seiner scharf logijchen Beweisgange erheblich abgeschwScht werde", ook Spahn critiseerde in de „Tag" (24 Febr. 1904, N". 31) ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 72
62de „gezonde leer" der Roomsche Kerk, zooals Denifle met tal van citaten aantoont. Nu laat ik de vraag, hoe de bekeering van Luther psychologisch te verklaren is, rusten, omdat ik hierop nader terugkom op blz. 20 en v.v. en de daarbij gevoegde noten, maar wel wensch ik hier de vraag te be ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 73
63 in het klooster zichzelf met deze boetedoeningen had afgemarteld, Luther, F, p. 353 en v.v.), maar, — nog daargelaten dat de uit Luther's geschriften aangehaalde citaten volstrekt niet zeggen, wat Denifle hieruit afleidt, zooais terecht door WALTHER, Für Luther wider Rom, p. 454 en v.v. is aan ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 74
64om het historisch vraagstuk, of hetgeen Luther verhaalt omtrent zijn „Möncherei", waar is of niet. De betrouwbaarheid van deze verhalen kan niet getoetst worden aan de „officieele leer" der Roomsche Kerk of aan de „gezonde Theologie" van Thomas van Aquino, maar alleen aan de denkbeelden ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 75
65 Geschichte des deutschen Volkes, 18^ Aufl. Bd. II, p. 75) — en dat hij deze boetedoeningen met een verkeerd doel, op onbehoorlijke wijze en eigenmachtig gedaan had, maar niet, dat dit verhaal zelf daarom onwaarheid zou wezen. Toch wordt dit laatste beweerd, niet alleen door Denifle maar evenzo ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 76
66 hebben gedaan, die op den duur voor zijn gezondheid nadeelig zijn geweest. Schrijft Luther daarentegen in 1516: „confiteor tibi quod vita mea in dies appropinquat inferno, quia quotidie pejor fio et miserior" (ENDERS, Luthers Briefwechsel, I, 76,) dan slaat dit volgens Denifle (t. a. p. I~, 38 ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 77
67 in zijne Adventpredigten over Matth. 21 en Luc. 21, waar hij handelt over de teekenen van de wederkomst van Christus; hij zegt: „ich hab hier viel selbs gesehen, die solch Herzleid und Schrecken nicht kunnten ertragen und derhalb in Verzweifelung fielen fur groszer Furcht und Schrecken, dasz s ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 78
68 Luther als priester gebruikt werden, verschillende citaten aanhaalt, waaruit blijkt, dat de Roomsche kerk in deze gebeden „beinahe ausnahmslos auf den barmherzigen, genadigen Gott hinweist" {Luther, 1-, p. 400), dat er nooit gepocht wordt op de „menschliche Leistungen", waarmede men „den zürne ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 79
69 26). De eschatologische Christus, de „Rex tremendae majestatis", de „Judex qui venturus est" en voor wien „vix Justus sit securus", gelijk de Roomsche kerk in haar hymne Dies irae, dies illa Christus bezingt, trad op den voorgrond en deed het beeld van den Christus consolator wel diep in de sc ...
Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 80
70 goede werken vol bevonden wordt, kon voor Luther geen vertroosting zijn, maar alleen een schrikbeeld, omdat hij met het diep besef van zijn eigen zondigheid, altoos weer gevoelde, hoeveel aan dit „facere quod in se est" en aan deze bona opera ontbrak. Zoo is het psychologisch volkomen begrijpe ...